• No results found

De provincie Holland was de meest verstedelijkte streek binnen de Zeven Provincies en Europa in het begin van de zeventiende eeuw. De helft van de bevolking van Holland woonde in verstedelijkt gebied. Een zesde van inwoners bevond zich alleen al in Amsterdam en een groot deel van de bevolking was man en in de late puberteit of jong volwassen.71

In deze verstedelijkte omgeving in het begin van de zeventiende eeuw heeft het genre van het vrolijke gezelschap zich ontwikkeld. Ook zijn er verschillende vernieuwingen

geïntroduceerd ten opzichte van de zestiende-eeuwse voorgangers: het gezelschap van jongens en meisjes wordt binnenskamers afgebeeld, de personages zijn naar de voorgrond gebracht, het kleurpalet is rijker en glanzender en soms wordt alleen een gezelschap van jonge mannen afgebeeld.72 Dit zijn slechts enkele ontwikkelingen. Een andere

interessante vernieuwing zijn de nieuwe sociale thema’s die in de zestiende eeuw nog niet bij dit genre hoorden, zoals roken en kaarten.

Deze nieuwe thema’s spelen een rol in de ontwikkeling van het imago van de rijke jongelui: de geïmpliceerde boodschap is dat zij onbezorgde, nonchalante en ijdele jongeren zijn die het leven niet serieus nemen, die van de rijkdommen van hun ouders willen genieten en daarmee te koop lopen. Zij worden pronkers of dandy’s genoemd. In de periode tussen 1615 tot 1640 is er in de Zeven Provincies een enorme groei in populariteit van de vrolijke gezelschappen. Rond 1640 begint de interesse van het publiek voor het genre af te nemen. In 1650 geeft een nieuwe generatie kunstenaars een nieuwe impuls aan het genre geeft met nieuwe stijlen en technieken.

De jeugd van depronkers

De centrale personages in het vrolijke gezelschap zijn de zonen en dochters van

vermogende ouders die deel uitmaakten van de stedelijke elite. De bovenste sociale laag bestond uit de adel, patriciërs, regenten, rijke ondernemers en belangrijke officieren met een hoge rang in het leger.

Opvoeding

Deze kinderen werden opgevoed volgens de ‘codes of civility’ die destijds populair waren in de Republiek. Deze zijn terug te vinden in handboeken als De civilitate morum

puerilium (1530) van Erasmus of Il libro del Cortegiano (1528), ‘de handleiding van

71 Roberts 2012, p. 33

72 Voor de beeldtraditie van het vrolijke gezelschap in de zestiende eeuw en de ontwikkelingen tot in de zeventiende eeuw, zie Kolfin 2005, pp. 37-57

goede manieren’, van Baldesare Castiglione. Uit deze boeken leerde de elite welke activiteiten fatsoenlijk waren om te beoefenen (bijvoorbeeld dans, schermen, paardrijden, schilderen en acteren). In Il libro del Cortegiano doceerde Castiglione de kunst van het converseren en de lichaamshouding die publiekelijk geschikt was om aan te nemen voor de leden van de elite.73

De culturele traditie van de bovenste laag van de Nederlandse samenleving in de zeventiende eeuw werd niet alleen door boeken overgedragen; dit gebeurde ook door ouderlijk advies, privé-docenten en de ‘grand tour’.74 De rijke jongelui werden op verschillende manieren opgeleid tot beschaafde leden van de samenleving en de grand

tour speelde een belangrijke rol in hun opvoeding. Deze tour betrof een reis naar landen

als Frankrijk, Zwitserland, Engeland en Italië, die de jonge mannen maakten nadat ze afstudeerden aan de universiteit. De grand tour kon tussen de zes weken en twee jaar duren.75 In een brief uit december 1607 schreef François van Aerssen aan Oldenbarnevelt dat zijn kinderen een goede educatie in Parijs zouden krijgen en daar tot echte heren opgeleid zouden worden. Volgens hem zouden de kinderen van Johan van

Oldenbarnevelt daar oefen in wiskunde, paard rijden, schieten, en andere zaken die horen bij de levensstijl van de adel, ook het leren converseren hoorde daarbij. Volgens hem zou dat geest van een heer vormen.76

In het buitenland leerden de jongeren over andere beschaafde culturen, gewoontes en de etiquette die daarbij hoorde. De bedoeling hiervan was om de vermeende Nederlandse botheid of boersheid af te leren en de vaardigheden van een heer te ontwikkelen. Door te reizen naar andere landen konden de jonge mannen niet alleen aan hun vorming werken, maar ook konden ze zich tot een onafhankelijke volwassen man ontwikkelen; het was de eerste keer dat zij zonder supervisie van leden van hun familie of huisleraar waren. Ongeveer een jaar na terugkomst begon een andere levensfase: de jonge mannen trouwden en/of volgden de voetsporen van hun vader op carrièregebied.77 Ze werden volwassen.

73 Voor een gedetailleerd beeld van de ‘codes of civility’ zie: Herman Roodenburg, 2004 74 Roodenburg 2004, p. 75

75 Roberts 2012, p. 166

76 Van Aerssen aan Oldenbarnevelt, Parijs, 5 december 1607 in: Anna Frank van Westrienen, De Groote Tour.

Tekening van educatiereis der Nederlanders in de zeventiende eeuw, Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij

BV 1983, p. 207. Vertalen van het origineel “op de ‘exercices’, “aux Mathématiques, à monter à cheval, tirer des armes, et autres functions de noblesse, mais sur tout, aux conversations frequentans la Cour (…)à mon advis rien ne forme mieux l’esprit d’un gentilhome que ceste action”

Wijntje, Trijntje

Tegenover de beschaafde opvoeding van de jeugd stond hun dwaze gedrag op

onbewaakte ogenblikken. Trijntje was een bijnaam voor Catherina, een veelvoorkomende meisjesnaam in de zeventiende eeuw. ‘Wijn’ en ‘Trijntje’ waren de twee bekende zonden van de mannelijke jeugd: ze staan voor overmatig drinken en promiscue gedrag.78

Alcohol, seks en muziek waren de populairste recreaties van de jeugd en de puberteit werd beschouwd als de periode van dwaasheid die bij de leeftijd hoorde.

De stereotype rijke jongere was iemand die geen controle over zijn lichaam en geest had en die door wellust en een sanguine temperament geleid werd.79 De dwaasheid werd gezien als een experimentele fase waarin de jeugd leerde grenzen te kennen. Op een embleem uit Jacob Cats’ boek Spiegel van de ouden en de nieuwen tijdt (1622, afbeelding 22) is een aangeschoten jonge man afgebeeld die schoenen van een nar draagt. Hij danst over kaarten en een tennisracket, die typische recreatieve activiteiten van de jeugd

verbeelden. Een vrolijk gezelschap op de achtergrond maakt muziek. Onder het embleem staat het spreekwoord: “Men moet een paer narre-schoenen verslijten/ eermen recht wijs

wort.”80

De combinatie van de tekst en de afbeelding suggereert dat Cats begreep dat de jeugd een zekere ‘speelruimte’ nodig had om fouten te maken en zich dwaas te gedragen. Volgens Cats was een periode van fouten maken en dwaas gedrag niet erg en juist belangrijk, omdat het leerzaam was; door grenzen op te zoeken werden de jongeren wijzer. Dwaasheid was daarom tot op zekere hoogte acceptabel, net als feesten en dronken worden.

Tegenover de luchtige kritiek op de jeugd van Cats staat de zwaardere kritiek van Jacob Gillisz Quintijn. In zijn werk Hollandsche Liis met de Brabandsche-Bely, (1629) schetst hij een vrij negatief beeld van het gedrag van de feestende jeugd. In de centrale tekst contrasteert Quintijn de moraal van de elite met het zinnelijke leven van de rijke jongelui. Op de prent van Adriaan van de Venne (zie afbeelding 23) is deze moraal te zien: aan de rechterkant staat de ‘eerbaer huyshoundinge’, aan de linkerkant staat de ‘dwase maegdt’; in het midden staat de ‘kinder-moordt’. Daar tegenover staat het eerbare huishouden, met een moeder die borstvoeding geeft, een meisje dat haar handwerk doet, een jongen die

78 Ibid. p. 27 79 Ibid. p. 77 80 Cats 1997, p. 5

samen met zijn vader een boek leest en een andere jongen die aan het schilderen is. Tegenover deze eerbare activiteiten staat de kritiek op feestende jonge mannen en

vrouwen die drinken en zich door hun lusten laten leiden . Het resultaat van dit gedrag is te zien op de plaat ‘De kinder-moordt’, waar de vrouwen hun ongewenste baby’s op afschuwelijke manieren proberen te vermoorden.81

De intentie van Quintijn was om de jeugd te laten zien dat hun immorele gedrag

voorkomen moest worden. Hij wilde ze een lesje leren over eerbaar gedrag voor jongens en meisjes van de elite.

Naast promiscue en dwaas, werden de pronkers ook neergezet als onbezorgd, verwend en ijdel. Roemer Visscher (1594 -1649) heeft in zijn emblematabundel Sinnepoppen een tekst over dandy’s geschreven waaruit dit stereotiepe beeld naar voren komt: “Dese Jonckers die

haer opproncken met Pluymagien op het hooft, gouden Ketens op zyden kleederen om den hals, vergulde Swaerden op de zyde, zijn de mannen niet die in het oorlogh de vroomheydt te wercken stellen, en zijnder oock niet nut toe; maar op de Luytken te slaen, een Musijckjen te singhen, dat past haer beter, en in een Processie uyt te munten als een Beeltjen op een stockjen”82 (afbeelding 24). Roemer Visscher schrijft over de modieuze kleding van dandy’s en stelt dat dit voor hen belangrijker was dan om iets terug te geven aan de maatschappij, zoals te vechten voor volk en vaderland in de oorlog. Visscher schetst de jeugd als nutteloos en verwend: ze hielden zich alleen maar bezig met het maken van muziek en het zingen van liederen.

Op prenten uit het begin van de zeventiende eeuw is het thema van de vrolijke gezelschappen met een moraliserende boodschap en een expliciete kritiek op de opvattingen van de rijke jongelui terug te vinden, zoals op de prent van Gillis van Scheyndel, naar Esaias van de Velde, uit 1600 (afbeelding 25). Hier is een gezelschap van rijke jongeren afgebeeld, te herkennen aan hun kleding, die zich amuseren met muziek en conversatie in een tuin. Onder het beeld staat het onderschrift ‘Lang leve de liefde, ons huwelijk is begonnen met vreugde. Onze ouders waren eenvoudige lui, geld vergaarden ze genoeg, hoe kunnen we het allemaal gebruiken.’83 Hier heeft de kritiek duidelijk betrekking op de jongeren die rijk geboren zijn en

81 Kolfin 2005, p.220

82 van der Heijden, M.C.A, Spectrum van de Nederlandse Letterkunde. Proefijtelijk Vermaak. Moraliteit en

Satire uit de 16de en 17de eeuw, Uitgeverij het Spectrum Utrecht/Antwerpen 1973, p.133

83 Na de vertaling van Elmer Kolfin 2005, p. 45. “Long live love, our marriage has begun with joy. Our parents were simple folk, they amassed money enough, (…) how can we get through it all”

alleen van het leven willen genieten met elitair amusement, zoals zingen en met elkaar praten, zonder zich zorgen te maken over andere kwesties.

Terwijl deze jongeren een elitaire opvoeding hadden genoten met veel aandacht voor sociale etiquette en scholing, om gevormd te worden tot beschaafde volwassenen, bestond, zo was het beeld, hun vrije tijd uit wild gedrag met veel alcohol, muziek en wellust.

De iconografische traditie van de pronker

De rijke jeugd werd dus bekritiseerd door moralisten vanwege hun wereldse bezigheden en hun promiscue en nonchalante opvattingen. In de beeldende kunst was de kritiek gericht op de zonen van de nouveaux riche die met de rijkdom van de ouders wilde pronken. Zij werden afgebeeld als jongeren die zich te veel zorgen maakten om uiterlijke kenmerken als kleding. Het afbeelden van jongelui op vrolijke gezelschappen had vrijwel altijd de bedoeling om ze belachelijk te maken en te lachen om hun nonchalante gedrag.

Volgens Kolfin verandert de iconografie van het vrolijke gezelschap in de beeldende kunst tijdens de vroege zeventiende eeuw ten opzichte van de zestiende eeuw: het amusement van de jongeren, dat in de zestiende eeuw op de achtergrond geschilderd was, verhuist naar de voorgrond, de allegorische figuren verdwijnen en het thema ‘jong en amusement’ verandert in ‘jong, en rijk amusement’.84 De belangrijkste kunstenaars van dit vernieuwde genre waren de Haarlemse schilder Dirck Hals, de Rotterdamse schilder Willem Buytewech (die tussen 1612 en 1617 in Haarlem woonde), en de enige specialist in vrolijke gezelschappen en het

soldatengenre in Delft, Anthonie Palamedesz.

Willem Buytewech brak met de traditie om het vrolijke gezelschap buiten af te beelden en begon hen binnen te schilderen, meestal in een herberg met ondiepe achtergrond.85 In zijn composities staan de personages in een horizontale rij afgebeeld en zijn gedraaid naar de toeschouwer. Hij gebruikte vooral een kleurpalet met rood, groen, oker, felgeel en wit in zijn schilderijen. Op zijn schilderijen Herbergscène (afbeelding 26) en Vrolijk Gezelschap (afbeelding 27) is deze nieuwe binnenskamerstraditie te herkennen.

Op de Herbergscène (afbeelding 26) is de herberg te herkennen aan de oude vrouw achterin die kijkt naar de rokende jongen voor zich. Zij is de eigenaresse van de herberg. Het feit dat ze de deurklink vasthoudt betekent dat ze net binnen is gekomen om te kijken of ze iets voor

84 Kolfin 2005, p. 45 85 Ibid. p. 88

haar klanten kan betekenen. De man rechts, werd in e zeventiende eeuw herkend als een nar. Er zijn twee dandy’s te zien, gekleed volgens de laatste mode, en een dikke muzikant die een fluit speelt. De personages zitten, afgezien van de waardin, aan tafel te drinken en roken, bezigheden die niet bij hun sociale klasse horen, maar wel bij hun leeftijd passen.86 De figuren hebben hun lichaam en hun gezicht naar de toeschouwer gedraaid en er is weinig diepte in de achtergrond.

In het werk Vrolijk Gezelschap (afbeelding 27) worden dezelfde thema’s aangesneden als in de Herbergscène; ook zijn dezelfde technieken gebruikt. Er zijn vier dandy’s te zien, van wie er drie aan tafel zitten en er een aan de linkerkant van de tafel staat. De dandy’s zijn gekleed in de kleurrijke mode van de jonge elite van de zeventiende eeuw. Het is duidelijk dat ze in een herberg zijn, vanwege de vrouw op de achtergrond die eten brengt. Zij is waarschijnlijk de waardin. De zittende jongeren zijn bezig met wereldse zaken die niet bij de elite volwassen hoorden, zoals drinken en roken, in plaats van converseren en muziek maken.87 Hun houding komt bovendien niet overheen met wat ze uit de ‘civility code’ hebben geleerd: ze zitten niet rechtop, maar op een onderuitgezakt manier. De staande jongen staat op het punt in de pot te gaan plassen, wat ook als incorrect werd beschouwd door de zeventiende-eeuwse elite. Achterin is de figuur van Hans Worst te zien, een toentertijd bekend komischpersonage. Hij geeft dit schilderij een satirische lading: zijn aanwezigheid benadrukt de komische en

moraliserende boodschap over het gebrek aan deugd onder rijke jongeren. De pronkers op dit schilderij worden als ondeugdelijk en ijdel afgeschilderd.

Een vernieuwing van Dirck Hals zijn scènes waarin alleen jonge mannen van de elite

afgebeeld zijn terwijl zij drinken, roken en kaartspelen. Op het schilderij Vrolijk gezelschap

van rokende en triktrak spelende mannen in een interieur (afbeelding 28) zijn vier

dandy’s te zien, waaronder een jonge officier, die triktrak spelen. Ontspannen rokend kijkt die officier de toeschouwer aan. De ruimte is klein en eenvoudig. Hals benadrukt hier het plezier dat de rijke jongeren hadden met kaartspelen en roken in hun vrije tijd. In tegenstelling tot bij het boerengenre en de wachtkamergenre, zijn er geen aanwijzingen dat het roken en kaartspelen van de rijkelui belachelijk wordt gemaakt of moreel

afgekeurd. In andere genres werden deze activiteiten meestal gesitueerd in een bordeel en werden ze geassocieerd met dronkenschap en ondeugdelijkheid; het werd gezien als

86 Voor een overzicht over het gebruik van tabak een alcohol door de jeugd in de Nederlandse zeventiende eeuw zie Benjamin B. Robert 2012

87 Volgens Elmer Kolfin werd het drinken en roken van de jongeren zeker door de toeschouwer in de zeventiende eeuw herkend als “wordly” en niet passend bij de elite. Zie Kolfin 2005, p. 107

onbeschaafd amusement. Hiertegenover staan de rijke, hoogopgeleide jongeren die plezier met elkaar maken en triktrak spelen. Ze worden niet op een negatieve manier afgebeeld door Hals: ze vertonen geen losbandig gedrag, maar hebben een serieuze uitdrukking, zijn nuchter en gefocust op het spel.

In de jaren dertig van de zeventiende eeuw richtte ook de Delftenaar Anthonie Palamedesz zich op vrolijke gezelschappen binnenskamers. De motieven in zijn schilderijen zijn hetzelfde als bij Hals en Buytewech, namelijk muziek en conversatie. Palamedesz onderscheidde zich van deze twee kunstenaars doordat hij zelden zinnelijk gedrag op zijn schilderijen afbeeldde, maar graag scènes met elegante en verfijnde gezelschappen schilderde.88

Op het schilderij Elegant gezelschap met een cello spelende man in een rijk interieur (afbeelding 29) van Palamedesz is een elitair gezelschap afgebeeld. Een dansende vrouw draagt een jurk van glanzende zijde, haar houding is elegant en haar hoofd is opzij gedraaid. Behalve aan de houding en de dure kleding is de elite te herkennen aan het amusement: het dansen en cello spelen en het feit dat dit gebeurde in een verfijnde ruimte, waarschijnlijk het huis van een van de personages en geen herberg.

De onkuise pronker

De personages in vrolijke gezelschapsscènes zijn nog jong en bevinden zich in een levensfase die gekenmerkt wordt door de paradox ‘ratio versus emotie’. De jongens werden, zo meenden velen, door hun sanguine temperament geleid en hun seksuele verlangens waren moeilijk te temmen. Zij waren opgevoegd volgens

etiquettehandboeken, met privé-leraren, grand tours en volgens de religieuze normen die destijds in zwang waren. De seksuele voorlichting was gebaseerd op het leren omgaan met de seksuele lust en deze zo te kanaliseren dat zij kuis zouden blijven tot de

huwelijksdag.89 Maar ondanks de morele en religieuze inslag van de voorlichting, brachten de rijke jongeren bezoeken aan bordelen.90

Bordeelbezoek tijdens een grand tour was een bekende activiteit en het lijkt erop dat dit zelfs min of meer geaccepteerd was voor jonge mannen, ondanks de voorlichting die zij

88 Ibid. p. 113

89 Roberts 2012, p.165

90 Uit het boek van B. Roberts (2012) blijkt dat de student die door een prostituee verleid wordt een populair thema in de moralistische literatuur van de zeventiende eeuw was, p. 160. Om meer over de seksualiteit van de rijke jongelui te weten te komen, zie: Roberts pp. 141-168

kregen waarin dit moreel werd afgekeurd. Dit blijkt uit het dagboek van Constantijn Huygens Jr., waarin hij schrijft over zijn ervaring in een bordeel tijdens zijn grand tour, in 1649 in Berchem. Na een paar alcoholische versnaperingen was hij niet meer in staat tot geslachtsgemeenschap. Hij schrijft: ”Ik kon geen seks meer hebben.”91 Het bijzondere van de passage is dat Constantijn deze geschreven heeft in cryptografie, wat suggereert dat een bezoek aan een hoerenhuis iets was dat iemand met zijn sociale status niet zou moeten doen. Achterin zijn dagboek schrijft hij echter dat het boek voor zijn vader bestemd was, en als secretaris van de stadhouder was zijn vader gewend aan cryptografie.92 Hieruit blijkt dat er een oogje dichtgeknepen werd voor dit soort activiteiten tijdens de grand tour; het hoorde bij de leeftijd.

Matthijs van Merwede publiceerde op tweeëntwintigjarige leeftijd twee poëzieboeken waarin hij zijn seksuele ervaringen tijdens zijn grand tour naar Rome beschreef, Uyt-

heemsen oorlog ofte Roomse min-triumfen (1651) en Geestelyke minnevlammen (1653).

Hij laat duidelijk blijken nooit de intentie te hebben gehad om met de vrouwen die hij beschrijft te trouwen: ze werden slechts als ‘recreatie’ beschouwd.93 Een van zijn gedichten gaat over gemeenschap met een twaalfjarig meisje. Dit vond waarschijnlijk plaats nadat hij syfilis had opgelopen, omdat artsen adviseerden alleen seksueel contact te

hebben met maagden.94

Moralisten maakten zich zorgen over het losbandige gedrag van de jonge mannen uit de

GERELATEERDE DOCUMENTEN