• No results found

DEEL 2: VELDWERK

7.1 Proefsleuvenonderzoek

7.1.1 Methoden

Op basis van het vooronderzoek is in samenspraak met de stuurgroep besloten om de locatie van het kerkgebouw, de begrenzing van het kerkterrein en een eventuele nederzetting op te sporen met behulp van vijf proefsleuven. Er bestond de mogelijkheid om zowel de lengte als de oriëntatie van deze sleuven in het veld aan te passen al naargelang de resultaten van het onder zoek (figuur 7.1). Zo zijn de sleuven 2 en 3 in noordelijke richting uitgebreid om de archeologische sporen die erin zijn aangetroffen beter te kunnen duiden en begrenzen. Daarnaast is er ook een extra sleuf aangelegd ter hoogte van sleuf 5. Deze uitbreiding is haaks op de zuidelijke, kopse zijde van de sleuf geplaatst met als doel de hellingerosie in dit deel van het onderzoeksgebied te bepalen en de veranderingen in de dikte van het pakket colluvium te achterhalen, met het oog op eventueel aan-vullend geofysisch onderzoek ter plaatse.

Sleuf 1 is schuin over het verwachte kerkgebouw en de vermoedelijke omgrachting aangelegd en was noordnoordoost-zuidzuidwest georiënteerd. Het doel van deze sleuf was om het kerk ter rein zo volledig mogelijk in kaart te kunnen brengen, waarbij het kwetsbare oevertalud onaange tast bleef. De sleuf had een breedte van 4 m en een lengte van 42 m. In het uiterste noordoosten van deze sleuf is ter hoogte van de vermoedelijke gracht een tweede vlak aangelegd. Sleuf 2 is aange legd op een vermoedelijke verstoring uit de Tweede Wereldoorlog. Deze sleuf was noord west-zuid oost georiënteerd en had een breedte van circa 4 m en een lengte van circa 6 m. In de oostelijke helft van deze sleuf is een tweede en derde vlak aangelegd. Sleuf 3 is aangelegd op een kuil die is aan-getroffen tijdens het verkennend booronderzoek en waarvan verwacht werd dat het mogelijk een woongebouw voorstelde. Deze sleuf had dezelfde oriëntatie en afmetingen als sleuf 2. Sleuf 4 is haaks op de verhoging grenzend aan de boomgaard aangelegd om meer duide lijkheid te krijgen over dit landschappelijk element op zich, maar ook over de aard van het lang wer pige spoor (10 x 4 m; zie § 6.3) dat tijdens het geofysisch onderzoek aan het licht was gekomen. Deze sleuf was noord west-zuidoost georiënteerd, 15,5 m lang en circa 2 m breed. De laatste sleuf 5 is aangelegd over de concentratie handgevormd aardewerk in het zuiden van het plangebied om meer inzicht in de bewoningsgeschiedenis van het gebied te krijgen.

7.1.2 Technieken

Per sleuf is minimaal één leesbaar vlak aangelegd tot op sporenniveau. Het vlak is steeds met de hand bijgeschaafd. In het geval van onduidelijke sporen of structuren is, in overleg met de stuur groep, een tweede vlak aangelegd. Alle vlakken zijn vlakdekkend en systematisch onderzocht met behulp van een metaaldetector. Er zijn tijdens het veldwerk geen sporen gecoupeerd, noch afge werkt; spoordiep-ten zijn bepaald met behulp van een zandguts (tabel 7.1). Graven die aan het licht kwamen, zijn zeer omzichtig behandeld, waarbij uitsluitend botmonsters zijn verzameld met het oog op een datering van

Figuur 7.2. Alle sporen zijn rechtsreeks in Lambert-coördinaten (X, Y en Z) ingemeten met behulp van een Robotic Total Station.

de graven. Losse vondsten van botmateriaal, behorende tot graven of aangetroffen in de bouwvoor tij-dens de aanleg van het vlak, zijn wel verzameld. In totaal zijn in het veld zes monsters genomen voor specialistisch onderzoek. Het betreft vier pollenbakken en twee zadenmonsters.

spoor put vlak diepte in cm onder het aangelegde vlak bewaarde diepte in m +TAW

1 1 1 5 22,20 2 1 1 30 22,00 5 1 1 40 22,10 15 3 1 20 22,61 19 2 3 46 20,51 23 2 3 20 20,69 24 2 3 20 20,69 25 2 3 20 20,69 26 2 3 20 20,69 28 5 1 25 21,44 29 5 1 45 21,00 30 5 1 5 21,40 31 5 1 15 21,34 32 5 1 30 21,19 33 5 1 10 21,17 34 5 1 5 21,15 35 5 1 5 21,15 36 5 1 5 21,31 40 1 2 20 21,61

In totaal zijn 57 sporen aangetroffen; 16 daarvan stellen natuurlijke of antropogene lagen of sedi menten voor en zijn aangeduid met 7.000-, 8.000- en 9.000-nummers. Het stort heeft nummer 10.000 gekregen (bijlage 6). Alle vlakken en sporen zijn gefotografeerd, doorlopend genummerd en rechtstreeks ingeme-ten in Lambert-coördinaingeme-ten met behulp van een Robotic Total Station met een maximale afwijking van 1 cm (fi guur 7.2). Profi elen zijn gefotografeerd en ingetekend op schaal 1:20. Bouwvoorvondsten en vlak-vondsten zijn tot op 5 m nauwkeurig verzameld, metalen vlakvond sten zijn tot op 1 cm nauwkeurig ver-zameld en spoorvondsten zijn per spoor geregi streerd. In proefsleuf 1 zijn uitsluitend de aan het opper-vlak aangetroffen metaalvondsten opgespit. Dieper liggende metalen voorwerpen zijn niet verzameld om eventuele dieper gelegen sporen of graven niet te verstoren. Deze vondsten zijn wel ingemeten en opgenomen in tabel 7.2. Graven zijn beschreven op skeletformulieren. Na afl oop van het veldwerk zijn de sleuven dichtgestort met de uitgegraven grond, waarbij de bouwvoor weer bovenop is komen te liggen.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn nog 29 aanvullende boringen geplaatst (boringen 84 t/m 112) met als doel de gaafheid (diepte) van archeologische sporen te bepalen alsmede de locatie van de noordelijke omgrachting van het kerkterrein binnen sleuf 1 te achterhalen. Deze boringen

zijn opgenomen in bijlage 2. Na afloop van het proefsleuvenonderzoek is in overleg met de stuur-groep besloten om het eerste vlak van sleuf 1 bijkomend te laten onderzoeken middels magneto-me tingen en weerstandsmagneto-metingen. Het doel hiervan was om na te gaan of de structuren helderder tevoorschijn kwamen. Dit bleek echter niet het geval te zijn. De kerkhofmuur die wel in het tweede vlak aan het licht kwam, werd tijdens dit vervolgonderzoek zelfs niet opgemerkt (zie bijlage 5).

vondstnr. X Y Z (in m +TAW)

1000 200612,54 184395,36 22,47 1000 200611,54 184395,10 22,48 1000 200613,20 184392,32 22,49 1000 200611,22 184389,74 22,27 1000 200614,69 184388,63 22,32 1000 200614,40 184386,43 22,37 1000 200614,01 184383,62 22,31 1000 200613,75 184380,88 22,21 1000 200612,78 184376,59 22,26 1000 200614,00 184403,94 22,71 1000 200615,58 184416,46 22,84 RXGHDNNHUODDJ ULYLHUVHGLPHQWHQYHUPHQJGPHWFROOXYLXP ERXZYRRU PDWLJJURI]DQGLJHULYLHUDI]HWWLQJHQ ]DQGNRS UHVWDQWYURHJKRORFHQHRHYHUZDO"

OHJHQGD

Tabel 7.2. Overzicht niet-verzamelde metalen voorwerpen.

Figuur 7.3. Schematische weergave van de bodemopbouw en evolutie hiervan ter hoogte van het kerkterrein vanaf de Prehistorie t/m de 20e eeuw.