• No results found

De Placemaking methode van PPS is afkomstig vanuit de Verenigde Staten, maar wordt ook toegepast in andere landen, waaronder Engeland. In deze landen is sprake van een andere planningscultuur dan in Nederland. Er is veel meer ruimte voor initiatieven van private partijen terwijl in Nederland de openbare ruimte meer een domein van de overheid is. Hierop zal in hoofdstuk zes worden teruggekomen (Kruit & Salverda, 2007). Gezien de verschillen is het de vraag of de Placemaking methode van PPS ook binnen de Nederlandse planningscultuur kan worden toegepast. In het eerder genoemde onderzoek van de universiteit Wageningen stellen de onderzoekers dat hun studie niet veronderstelt dat we dingen uit een andere

planningscultuur 1 op 1 kunnen kopiëren naar onze eigen planningspraktijk. Een planningscultuur staat niet op zichzelf maar is onderdeel van bredere verhoudingen tussen de overheid en andere partijen. In Nederland gaan partijen zoals aangegeven zoveel mogelijk in harmonie met elkaar om terwijl in andere landen sprake is van een cultuur waarbij de overheid en het bedrijfsleven meer tegenover elkaar staan. Fred Kent, Directeur van PPS zie ook verschillen in de plancultuur in verschillende landen:

“Het gebrek aan burgerparticipatie bij de inrichting van de openbare ruimte in Europa heeft me erg verbaasd. In Oost-Europa valt het nog wel mee. In West-Europa echter lijkt het wel of professionals niet weten hoe ze inwoners in projecten moeten betrekken. Ze vertrouwen de bewoners en het participatieproces

niet. Elke discipline vormt haar eigen publiek en haar eigen agenda aan de hand van sterke opvatting over wat en hoe er moet gebeuren. Zonder de bewoners de kans te geven een eigen beeld te ontwikkelen. Vervolgens rolt iedere discipline haar agenda over de gemeenschap uit. Tegelijkertijd concurreren de disciplines met elkaar. Het belang van de bewoners verdwijnt naar de achtergrond. Veel van de fouten die

we in het verleden in de VS hebben gemaakt worden nu in Europa door visionaire planners en architecten herhaald” (Mensink, 2005).

Bij deze gedachte zijn men wel wat vraagtekens te plaatsen. Is het de angst voor de burger die ervoor zorgt dat gebruikers niet worden betrokken bij plannen? En is het werkelijk zo slecht gesteld met de

burgerparticipatie? Als men op zoek gaat zijn er namelijk overal wel initiatieven te vinden waar wel wordt gezocht naar samenwerking met de burger. Zoals eerder gesteld heeft zet het ministerie van VROM stappen in de richting van burgerparticipatie. Dit draagt volgens VROM bij aan een inrichting die optimaal is

afgestemd op het toekomstig gebruik. Bovendien ontstaat zo draagvlak onder gebruikers om te participeren in het beheer van de openbare ruimte. Het betrekken van bewoners en gebruikers kan gestalte krijgen door een gezamenlijk programma van eisen voor bewoners, gebruikers en beheerders op te stellen (VROM, 2003). Ondanks het streven van het ministerie van VROM naar meer burgerparticipatie is de focus van de overheid op de participatie van burgers en private partijen in bijvoorbeeld Engeland toch groter dan in Nederland. Een van de belangrijkste redenen voor dit verschil in participatie is dat de noodzaak tot samenwerken in Engeland groter is. De beperkte financiële middelen die Engelse steden hebben kunnen alleen worden

aangevuld door externe financiering te zoeken voor het gewenste beleid in bijvoorbeeld de publieke ruimte. In Nederland lijkt op het eerste gezicht deze noodzaak minder aanwezig. Daarnaast doet de Engelse overheid in het algemeen veel moeite om de burger te bereiken en te betrekken, bijvoorbeeld via de

gemeentelijke website. Elk onderwerp heeft een contactpersoon, die met naam en toenaam staat vermeld. Dit is in Nederland meestal niet het geval en het is voor burgers onduidelijk bij wie ze met hun klachten,

opmerkingen en ideeën terecht kunnen (Kruit & Salverda, 2007). Wanneer men de PPS Placemaking methode wil gaan toepassen in Nederland zal er voor de overheid een kleinere rol zijn weggelegd. Hiermee verliest de overheid ook een deel van haar invloed en het is de vraag of zij dat wil.

Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, om op stel en sprong dingen heel anders te gaan doen dan gebruikelijk. Wel kan er worden geleerd van andere benaderingen en aanpakken van problemen in de openbare ruimte en het betrekken van gebruikers daarbij. Op die wijze kan worden gekeken op welke punten de

Nederlandse benadering kan profiteren van ervaringen elders. Op die wijze is het mogelijk om de planning in Nederlandse steden te verbeteren (Kruit & Salverda, 2007).

Op basis van de theoretische aannames is het niet onmogelijk om de Placemaking methode in Nederland toe te passen. Het zal echter niet eenvoudig zijn om de PPS Placemaking methode tot algemene methode voor de herinrichting van de openbare ruimte in Nederland te transformeren. Daarvoor is een cultuuromslag nodig op diverse punten en wordt een andere rol van de overheid gevraagd. De vraag is of dit lukt.

In dit en de voorgaande hoofdstukken is vanuit een theoretisch perspectief gekeken naar de Placemaking methode van PPS en de keuzes die er aan ten grondslag liggen. Er is gekeken naar de benadering van ruimte die in de methode naar voren komt, naar de openbare ruimte en haar rol in de stad en welke rol die burgers momenteel spelen in het planproces in Nederland. In het volgende hoofdstuk zal de methode worden besproken aan de hand van enkele voorbeelden uit de Amerikaanse praktijk. Daarbij zal gekeken worden naar de stappen die worden genomen en ook zal de vraag worden gesteld of deze stappen ook in Nederland mogelijk zijn.

DE TOEPASSING VAN PL

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden twee projecten

genomen. Het betreft hier bestaande projecten die door

Eerst zal worden ingegaan op de rol die deze voorbeeld projecten in dit onderzoek spelen en waarop deze case studies zullen terugkomen in de conclusie.

besproken. De eerste case gaat over Bryant Park in New York.