2.3.2.2 Boomsoortensamenstelling
In bijlage 3 en figuur 2.11 wordt de boomsoortensamenstelling voor de verschillende bestanden weergegeven. Op de naaldhoutbestanden na, is het aandeel exoten bij de hoofdboomsoorten beperkt. Slechts een zestal hectare heeft Amerikaanse eik of Amerikaanse vogelkers als hoofdboomsoort, dit steeds in combinatie met Berk. In een (beperkt) aantal loofhoutbestanden is er een menging met naaldhoutsoorten.
Bij de zaailingen is Berk de belangrijkste soort, gevolgd door Amerikaanse vogelkers en Grove den. Het aandeel van deze laatste twee soorten daalt echter sterk in de struiklaag, waar Berk nog steeds de meest voorkomende soort is. In de struiklaag zijn Gewone vlier, Zwarte els en Wilde lijsterbes de andere vaak voorkomende soorten.
Onderstaande tabellen geven de samenstelling voor zaailingen, struiklaag en boomlaag weer voor het ganse boscomplex.
2.3.2.3 Zaailingen
Zaailingen omvatten alle bomen en struiken lager dan 2 meter. Onderstaande tabel 7 geeft de verdeling per hectare volgens hoogte en boomsoort weer voor het boscomplex Stropers. De Berk heeft hier het grootste aandeel (63%), gevolgd door Amerikaanse vogelkers (10%) en Zwarte els (5%).
Tabel 7: Zaailingen
HOOGTE Boomsoort Stamtal (/ha) Verspreiding Verjonging 150-199
HOOGTE Boomsoort Stamtal (/ha) Verspreiding Verjonging
Wilde lijsterbes 9 Verspreid NV
Berk 7 Verspreid NV
Amerikaanse vogelkers 5 Homogeen NV
Zomereik 5 Verspreid KV
Wilde lijsterbes 17 Verspreid NV
Ratelpopulier 14 Verspreid NV
Wilde lijsterbes 8 Homogeen NV
Sporkehout 5 Homogeen NV
Wilg 4 Verspreid NV
Berk 2 Homogeen NV
Amerikaanse vogelkers 2 Verspreid NV
Gewone vlier 1 Verspreid NV
Amerikaanse vogelkers 1 Homogeen NV
Zwarte els 1 Homogeen NV
Amerikaanse vogelkers 189 Verspreid NV
Grove den 134 Verspreid NV
Gewone vlier 53 Verspreid NV
Boskers 28 Verspreid NV
Sporkehout 26 Verspreid NV
Wilde lijsterbes 24 Verspreid NV
Zwarte els 18 Verspreid NV
Tot de struiklaag behoren alle houtige gewassen tussen 2 en 6 meter hoogte, met een omtrek lager dan 20 cm. Onderstaande tabel 8 geeft de samenstelling voor de Stropers weer. Ook hier heeft Berk het grootste aandeel: 46%, andere veel voorkomende soorten zijn: Zwarte els (15%) en Wilde lijsterbes (6%).
Tabel 8: Struiklaag: boomsoortensamenstelling
HOOGTE Boomsoort Stamtal levend (/ha) Stamtal dood (/ha) Verspreiding Verjonging
600-800 Berk 74 24 Verspreid NV
* Zwarte els, Witte els, Berk, Wilde lijsterbes, Fijnspar, Zomereik, Lork (G)
** Amerikaanse vogelkers, Zwarte els, Berk, Zomereik, Sporkehout, Lork (G)
*** Berk, Gewone vlier, Sporkehout, Wilg, Amerikaanse vogelkers, Wilg (geoorde x grauwe), Wilde lijsterbes, Zomereik, Tamme kastanje, Ratelpopulier, Vlier, Es, Grove den, Amerikaans krentenboompje
2.3.2.5 Boomlaag
Tot de boomlaag behoren alle soorten die een omtrek op borsthoogte hebben die groter is dan 20 cm. Op basis van het gemiddeld grondvlak is Grove den de meest voorkomende soort, gevolgd door Berk en Zomereik.
Tabel 9: Samenstelling boomlaag
BOOMSOORT Stamtal Grondvlak Volume
/ha % m²/ha % m³/ha %
* Grauwe abeel, Boskers, Larix, Ratelpopulier, Sporkehout, Boswilg, Noorse esdoorn, Haagbeuk, Gewone esdoorn, Tamme kastanje, Linde, Iep (G), Es, Gewone vlier, Amerikaans krentenboompje, Beuk, Wilg (Schiet x Kraak)
2.3.2.6 Dendrometrische gegevens
De dendrometrische gegevens per bestand zijn opgelijst in bijlage 4. Het gemiddeld stamtal over de beboste bestanden is 1110/ha, bij een grondvlak van 26 m²/ha. Er is dus gemiddeld een vrij dichte kroonsluiting. Het volume bedraagt 202 m³/ha.
Een aantal bestanden vertonen een sterk afwijkend volume. Het betreft jonge Berkenbestanden met ondergroei van Fijnspar. Deze hebben een volume tussen 50 en 75 m³/ha. De naaldhoutbestanden, hoofdzakelijk Grove den, hebben een gemiddeld volume van 300 m³/ha. De loofhoutbestanden hebben een gemiddeld volume van 150 m³/ha. De lagere volumes in de loofhoutbestanden zijn deels te verklaren door de geringere leeftijd, deels door de hogere volumeaanwas van naaldhoutbestanden.
• Verdeling per omtrekklasse
De stamtalverdeling is te zien in illustratie 7. Voor een natuurlijke verdeling zouden nog veel meer jonge bomen (kleine omtrek) en dikkere bomen (grote omtrek) aanwezig moeten zijn. Grove dennen maken momenteel het leeuwendeel uit van het grondvlak (illustratie 8) en dus van de kroonsluiting. Op dit moment is er voor de stamtalcurve sprake van een superponering van twee klokvormige verdelingen:
- Grove dennen bevinden zich vooral in de omtrekklassen van 60 tot 109 cm, wat betekent dat het gaat om gelijkjarige aanplantingen van tientallen jaren geleden (leeftijdsklasse), die nu al hoog zijn opgeschoten. Het stamtal van Grove den kent een klokvormige verdeling met een maximum in de omtrekklasse 60-69 cm.
Het gemiddelde grondvlak van Grove den, binnen alle bosbestanden, bedraagt ca. 13 m²/ha. In homogene Grove dennenbestanden is dit echter meer dan 20 m²/ha (bv. voor de 51 bestanden in het zuidoosten (vooral Grove den), die zijn
betrokken in een aparte analyse in 2.6.1.2, bedraagt het grondvlak van Grove den 22,2 m²/ha). Deze bestanden hebben een zeer dichte kroonsluiting die de opbouw van een structuurrijk bos met soortenrijke ondergroei op korte termijn bemoeilijkt;
- voor de laagste omtrekklassen (20-39 cm) merken we stamtallen van enkele honderden per ha. Het betreft vooral Berk en Zwarte els, en in mindere mate Zomereik. Vermoedelijk gaat het hier om een smalle en hoge klokvormige verdeling, waarvan alleen de rechterkant te zien is (vermits alleen bomen vanaf 20 cm omtrek worden gemeten). Deze soorten kennen een laag stamtal in de hogere omtrekklassen.
Een natuurlijke stamtalverdelingscurve volgens omtrekklasse kent een steiler begin en een langere staart dan in Stropers het geval is. Bovendien zouden in een dergelijke situatie de kleinere en grotere bomen in grotere mate gemengd voorkomen, individueel of groepsgewijs. Momenteel gaat het om gelijkjarige blokken die ruimtelijk gescheiden voorkomen. Het contrast tussen beide beelden is te zien in het schema in illustratie 9.
Bij niets-doen-beheer zal na verloop van (lange) tijd een meer natuurlijke structuur ontstaan, doordat de Grove dennen spontaan verdwijnen en er daardoor veel meer zaailingen opschieten en loofhout kan doorgroeien. In dit geval bestaat wel het risico dat opnieuw redelijk grote oppervlakten van min of meer homogene structuur ontstaan.
Zelfdunning onder Grove den verloopt traag. De groei van individuele bomen is bij hoge dichtheid laag, maar ze blijven lang overleven. Als er dan uiteindelijk toch gaten komen, is de kans reëel dat dit over een grote oppervlakte gebeurt (windval). Om deze reden, en om de omvorming te versnellen, is een eenmalig omvormingsbeheer aangewezen van inleidende gerichte ingrepen volgens een welbepaald ruimtelijk patroon (zie verder:
2.6 en hoofdstuk 4).
Illustratie 7: Stamtal per ha volgens omtrekklasse (bosbestanden). De boomsoorten met het grootste