• No results found

Gegevens aanvrager

Op 7 februari 2019 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo ontvangen. Het betreft een aanvraag van Geplo BV die betrekking heeft op de inrichting aan de Oudendijk 86 in Odiliapeel, kadastraal bekend als gemeente Uden, sectie D, nummer 3178 - 3762.

Projectbeschrijving

^ Het project waarvoor vergunning wordt aangevraagd is als volgt te omschrijven:

Het houden van zeugen (D1.2 en D1.3) wordt beëindigd. Er wordt omgeschakeld naar de diercategorie vleesvarkens (D3). Hiervoor worden de stallen 1, 2 en 3 intern gewijzigd en worden er in totaal 2.692 vleesvarkens gehouden;

^ Het aantal stuks pluimvee in de stallen 4 en 5 wordt verlaagd met 1.552 dieren. Hiermee komt de dierbezetting per stal uit op 19.214 legkippen (E2) per stal en in totaal op 38.428 legkippen;

^ Het stalsysteem van de legkippen wordt gewijzigd van BWL 2004.09.V1 in BWL 2004.10.V3 waardoor de ammoniakemissie per dier wijzigt van 0,09 naar 0,055 kg NH3 per dier per jaar.

^ Op stal 8 worden de bestaande ventilatoren vervangen voor een ventilator met een grotere diameter (710 mm);

Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in het aanvraagformulier behorend bij dit besluit.

Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten:

^ het veranderen, of het veranderen van de werking, en het in werking hebben van een inrichting, (artikel 2.1, lid 1 onder e, sub 2 en 3).

IPPC-installatie

De vergunningaanvraag betreft het veranderen van een bestaande IPPC-installatie binnen de inrichting. Onder een IPPC-installatie wordt een installatie verstaan als bedoeld in bijlage 1 van de EG-richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (Europese richtlijn industriële emissies: IPPC-installaties).

Onderdelen aanvraag De aanvraag bestaat uit:

o M.E.R. Beoordelingsbesluit, d.d. 28 november 2018 o aanvraagformulier d.d. 7 februari 2019

o toelichting milieu agrarisch bedrijven, Oudedijk 86 te Odiliapeel, opgesteld 7 februari 2019, laatst gewijzigd 17 november 2020;

o plattegronds- en overzichtstekening, d.d. 14-8-2018, laatst gewijzigd 17-11-2020, projectnummer 01080.D043, blad 1-02;

o detailtekening luchtwasser BWL 2006.14.V7, d.d. 14-8-2018, laatst gewijzigd 14-1-2020, projectnummer 01080.D043, blad2-02;

o dimensioneringsplan stal 1, stal 2 en stal 3, 6 pagina's;

o onderzoek geurbelasting Wet geurhinder en veehouderij, Oudedijk 86 te Odiliapeel, d.d. 7-2­

2019, laatst gewijzigd 19-3-2020;

o Akoestisch onderzoek industrielawaai agrarisch bedrijf Oudedijk 86 te Odiliapeel,

Aanvullende gegevens

De aanvraag is aangevuld per brief van 1 augustus 2019, ontvangen op 26 augustus 2019 met een verzoek om gedeeltelijke intrekking van de aanvraag met onderdeel 'handelingen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden'. Dit naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot de PAS waardoor het niet meer mogelijk was om een vvgb af te geven. Op 2 augustus 2019 is een afzonderlijk aanvraag om een vergunning volgens de Wet natuurbescherming (Wnb) voor Natura 2000 gebieden bij de provincie Noord Brabant ingediend.

Op 2 september 2019 is verzocht om aanvulling van de aanvraag met gegevens over de volksgezondheid door invullen van het toetsingsinstrument van het BPO en om een akoestisch onderzoek. Deze gegevens zijn op 24 oktober 2019 ontvangen.

Op 7 januari 2020 is verzocht om aanpassing van het akoestisch onderzoek. Deze aanpassing is op 13 februari 2020 ontvangen.

Op 23 maart 2020 is (formeel) verzocht om aanpassing van de aanvraag naar aanleiding van een negatief GGD advies op 4 december 2019. Dit heeft geresulteerd in een aanvulling van de aanvraag op 9 maart 2020.

Het GGD advies is ontvangen op 15 juli 2020.

Op 22 september 2020 is de aanvraag gewijzigd om deze in dieraantallen in overeenstemming te brengen met de aanvraag om een Wet natuurbescherming (Wnb).

Naar aanleiding van het ontwerp-besluit van 22 oktober 2020 van het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant waarin voorgenomen wordt de Wnb vergunning te weigeren, is op 1 december 2020 de aanvraag om deze Wabo vergunning gewijzigd.

Dit heeft geresulteerd in de opsomming van documenten zoals weergegeven hierboven in de paragraaf onderdelen aanvraag

Vergunde situatie

Op 20 oktober 2015 en 1 december 2015 is een gefaseerde Omgevingsvergunning voor deze inrichting verleend.

Fase 1, van 20 oktober 2015, had betrekking op het veranderen van de inrichting door middel van een revisievergunning. Het betreft een vergunning volgens artikel 2.1, lid 1 onder e, sub 2 en 3 en artikel 2.6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Fase 2, van 1 december 2015, heeft betrekking op bouwen en handelen in strijd met de regels over ruimtelijke ordening, meer specifiek het plaatsen van een luchtkanaal, luchtwasser en een

overkapping. Het betreft een vergunning volgens artikel 2.1, lid 1 onder a en c.

Beide fases van de vergunning zijn onherroepelijk en in werking getreden.

Verandering van de inrichting

De aanvraag heeft betrekking op de volgende veranderingen van de inrichting:

^ Het houden van zeugen (D1.2 en D1.3) wordt beëindigd;

^ Er wordt omgeschakeld naar de diercategorie vleesvarkens (D3). Hiervoor worden de stallen 1, 2 en 3 intern gewijzigd en worden er in totaal 2.692 vleesvarkens gehouden. De stallen worden voorzien van een gecombineerde chemische luchtwasser BWL 2006.14.V7. In stal 1 wordt een centraal afzuigkanaal aangebracht in de nog van de stal. Tussen de stallen 2 en 3 wordt een centraal afzuigkanaal gebouwd waarop beide stallen worden aangesloten;

^ Het aantal stuks pluimvee in de nog niet gerealiseerde stallen 4 en 5 wordt verlaagd met 1.552 dieren. Hiermee komt de dierbezetting per stal uit op 19.214 legkippen (E2) per stal;

Op de nog niet gerealiseerde stal 8 worden de bestaande ventilatoren vervangen voor een ventilator met een grotere diameter (710 mm).

In de inrichting mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren aanwezig zijn:

1 Vleesvarkens > 25 kg, gedeeltelijk roostervloer, luchtwassystemen

anders dan biologisch of chemisch, gecombineerd luchtwassysteem 85%

emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser, BWL 2006.14.V7 (D 3.2.15.1)

1.180

2 Vleesvarkens > 25 kg, gedeeltelijk roostervloer, luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch, gecombineerd luchtwassysteem 85%

emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser, BWL 2006.14.V7 (D 3.2.15.1)

792

3 Vleesvarkens > 25 kg, gedeeltelijk roostervloer, luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch, gecombineerd luchtwassysteem 85%

emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser, BWL 2006.14.V7 (D 3.2.15.1)

720

4 Legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, volière-huisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een

mestband. Mestbanden minimaal éénmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in 2 etages, mestdroogsysteem met geperforeerde doek, BWL 2004.10.V3 en BWL 2001.36.V1 (E 2.11.2.1 en E 6.1)

19 214

5 Legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, volière-huisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een

mestband. Mestbanden minimaal éénmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in 2 etages, mestdroogsysteem met geperforeerde doek, BWL 2004.10.V3 en BWL 2001.36.V1 (E 2.11.2.1 en E 6.1)

19 214

7 Fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar, overige huisvestingssystemen (A 7.100)

114 8 Vleesstieren en overig vleesvee van 8 tot 24 maanden

(roodvleesproductie), overige huisvestingssystemen (A 6.100)

362 garage Paarden (3 jaar en ouder), volwassen, overige huisvestingssystemen

(K 1.100)

5 Tabel 1

Ontvankelijkheid

Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor een geharmoniseerde regeling van de indienings- vereisten. Dit betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag van een omgevingsvergunning moeten worden gesteld om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor, met een nadere uitwerking in de Regeling omgevingsrecht.

Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze getoetst op volledigheid (hierbij is ook gecontroleerd of alle activiteiten zijn aangevraagd). Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. De aanvrager is hier op in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te leveren. Wij hebben daarbij aangegeven dat de wettelijke proceduretermijn wordt opgeschort. We hebben de

aanvullende gegevens ontvangen. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag, alsmede de latere aanvulling daarop, voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen.

Bevoegd gezag

Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in artikel 2.4 van de Wabo, artikel 3.3 van het Bor en categorie 1, 4, 5, 7, 8, 9, 10 en 28 uit onderdeel C van de bijbehorende bijlage I zijn wij het bevoegd gezag om de omgevingsvergunning te verlenen of (gedeeltelijk) te weigeren. Daarbij dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd.

Procedure

Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de

voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich niet voordoet hebben wij geen kennis gegeven van de aanvraag in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.

Advies

In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of

betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 van de Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies aan de volgende instanties/bestuursorganen gezonden:

^ GGD, Team Gezondheid, Milieu & Veiligheid voor een advies over deze veehouderij ten aanzien van de volksgezondheid.

Naar aanleiding hiervan hebben wij op 15 juli 2020 de volgende adviezen ontvangen:

^ om niet zowel varkens als pluimvee op één bedrijf te houden;

^ te handhaven op het gebruik van de luchtwassers en mestband met mestdroogsysteem;

^ te streven naar een ontwikkeling welke leidt tot een substantieel lagere belasting van geur;

^ vanwege de hoge achtergrondbelasting te onderzoeken of er bewoners de geurbelasting als hinderlijk ervaren en indien mogelijk via gebiedsgerichte aanpak de cumulatieve

geurbelasting te reduceren;

^ de ontwikkeling op het gebied van endotoxinen te volgen;

^ een omgevingsdialoog in te richten;

^ de contactgegevens van de ondernemer te communiceren zodat mensen zich uitgenodigd voelen om met de ondernemer in overleg te treden over eventuele klachten.

De aanvulling op de aanvraag van na 15 juli 2020 (datum van het GGD advies) vormen geen aanleiding om een hernieuwd advies te vragen.

Milieueffectrapportage

In het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is in onderdeel C van de bijlage onder categorie 14 opgenomen wanneer voor de activiteit het fokken, mesten of houden van dieren een plicht tot het opstellen van een milieueffectrapport geldt. Dit is het geval bij het oprichten en/of uitbreiden en/of wijzigen van een installatie met meer dan:

^ 60.000 dierplaatsen voor hennen;

^ 3.000 dierplaatsen voor vleesvarkens;

Verder is in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. onder categorie 14 opgenomen dat, in de aangegeven situaties, een milieueffectrapport moet worden opgesteld wanneer de voorgenomen activiteit leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit geldt voor het oprichten en/of uitbreiden en/of wijzigen van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren met meer dan:

^ 40.000 dierplaatsen voor pluimvee;

^ 2.000 dierplaatsen voor vleesvarkens;

^ 1.200 dierplaatsen voor vleesrunderen;

^ 100 dierplaatsen voor volwassen paarden of pony's;

Daarnaast is in het Besluit m.e.r. bepaald dat, wanneer de oprichting en/of uitbreiding en/of wijziging van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren niet leidt tot een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., ook moet worden

vastgesteld of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling aangegeven omstandigheden. Indien uit deze afweging volgt dat er geen sprake kan zijn van

belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu dan moet het niet nodig zijn van een mer-beoordeling worden gemotiveerd in het moederbesluit (het besluit op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit inrichting). Wanneer er wel sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu moet toch een milieueffectrapport worden opgesteld wanneer de voorgenomen activiteit daadwerkelijk leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

In de huidige aanvraag is sprake van het wijzigen van een installatie, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r., voor het huisvesten van vleesvarkens met 2.692 dierplaatsen, een toename van 2.452. In de aangevraagde situatie worden de, in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r., genoemde dieraantallen niet overschreden. De in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. genoemde dieraantallen worden echter wel overschreden. Daarmee is de aangevraagde situatie m.e.r.- beoordelingsplichtig en moet een milieueffect rapport worden opgesteld wanneer sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

Bij besluit van 28 november 2018 hebben wij besloten dat het niet noodzakelijk is een milieueffectrapport op te stellen.

Wet natuurbescherming - Wabo

Door de aanvrager de vergunning voor de Wet natuurbescherming aangevraagd in deze procedure.

Door de aanvrager is besloten om dit deel in te trekken. Daarvoor heeft de aanvrager een aanvraag op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb) bij de provincie Noord-Brabant ingediend.

Onderhavige aanvraag heeft betrekking op hetzelfde project en derhalve wordt het onderdeel gebiedsbescherming niet betrokken.

Activiteitenbesluit milieubeheer

In het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) zijn voor bepaalde activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene regels opgenomen. Deze regels zijn direct werkend en mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen.

In artikel 2.1, lid 2 van het Bor wordt aangegeven of voor een inrichting een vergunningplicht geldt.

Binnen de inrichting bevindt zich een IPPC-installatie waardoor sprake is van een vergunningplichtige inrichting.

Op 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit gewijzigd en kan sindsdien ook op inrichtingen met een IPPC-installatie en type C-inrichtingen van toepassing zijn. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling een rechtstreekse werking hebben en niet in de vergunning mogen worden opgenomen.

Binnen de inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd vinden de volgende activiteiten plaats die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit:

Afdeling Artikel Omschrijving

2.1 2.1 Zorgplicht

2.2 2.2 en 2.3 Lozingen

2.3 2.4 en 2.5 Lucht en geur

2.4 2.9 en 2.11, met uitzondering van lid 1

Bodem

3.1 Ş 3.1.3 3.3 Het lozen van hemelwater

3.2 Ş 3.2.1 3.7 t/m 3.10p Het in werking hebben van een stookinstallatie, niet zijnde een grote stookinstallatie

3.2 Ş 3.2.6 3.16c en 3.16d In werking hebben van een koelinstallatie

3.3 Ş 3.3.2 3.23b en 3.23c Het uitwendig wassen van motorvoertuigen, werktuigen of spoorvoertuigen

3.4 Ş 3.4.5 3.46 t/m 3.49 Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen 3.4 Ş 3.4.6 3.51 en 3.52 Opslaan van drijfmest en digestaat 3.4 Ş 3.4.7 3.54 Opslaan van vloeibare bijvoedermiddelen

3.4 Ş 3.4.9 3.54d Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank

3.5 Ş 3.5.8 3.122 tot en met 3.127 Houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven 3.5 Ş 3.5.9 3.129b Bereiden van brijvoer voor eigen landbouwhuisdieren Tabel 2

Ingevolge artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit dient voor deze activiteiten een melding ingediend te worden. De informatie uit de aanvraag (en de eventueel later ingediende aanvullende gegevens) hebben wij aangemerkt als de melding. Daarnaast gelden de bepalingen en voorschriften uit hoofdstuk 1 van het Activiteitenbesluit voor zover deze betrekking hebben op de bovengenoemde activiteiten.

BIJLAGE III. INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN