• No results found

Prioritering verkeersdeelnemers Algemeen

In document Handboek Ontwerpcriteria Wegen versie 4.0 (pagina 109-112)

8. Turborotonde 1 Vormgeving

9.4. Nader ontwerp, markering en bewegwijzering

10.1.3. Prioritering verkeersdeelnemers Algemeen

 Aan lijnbussen wordt conditionele prioriteit gegeven;

 Aan hulpdiensten wordt absolute prioriteit gegeven als het een spoedeisende rit betreft waarbij sirene en zwaailicht wordt gevoerd;

 De fasenvolgorde en de groentijden worden zo ingesteld dat er een minimalisatie is van alle verliestijden (m.u.v. busprioriteiten);

 De wachttijd voor fietsers en voetgangers mag niet langer zijn dan 90 s.;  Getracht wordt de wachttijd voor de doorgaande richtingen (provinciale weg)

te minimaliseren. De wachttijd voor de doorgaande richtingen weegt zwaarder dan de wachttijd voor de overige richtingen;

 Voor de zijrichtingen wordt een langere wachttijd geaccepteerd dan voor de doorgaande richtingen. Vanuit beleid wordt er op specifieke locaties in de regeling voorrang gegeven aan doelgroepen zoals vrachtverkeer en doorgaand verkeer;

 VRI’s bij kruisingen met congestieproblemen worden voorzien van filelussen. Prioritering openbaar vervoer en hulpdiensten:

Indien aan openbaar vervoer en/of hulpdiensten prioriteit wordt toegekend, betekent dit dat het betreffende voertuig op ruime afstand voor het kruispunt wordt gedetecteerd middels KAR (Korte Afstand Radio). Op het moment van inmelding krijgt het betreffende voertuig prioriteit in de regeling. Bij het openbaar vervoer is de mate van prioriteit afhankelijk van of de bus te vroeg, te laat of op tijd is.

Kruispunt met verkeersregelinstallatie

Prioritering vrachtverkeer:

Op kruispunten met veel vrachtverkeer kan eraan gedacht worden om extra (prioritering) voorzieningen voor vrachtverkeer op te nemen. Een maatregel die hiervoor specifiek in aanmerking komt is “Tovergroen”. Voor het kunnen toepassen van “Tovergroen” gelden de volgende voorwaarden:

 Het aandeel vrachtverkeer is meer dan 10 %;

 Het meeste vrachtverkeer dient een rechtdoorgaande beweging te maken;  Er moet voldoende restcapaciteit in de regeling zijn.

Fietsen en voetgangers:

 Fiets- voetgangerrichtingen worden in principe alleen op aanvraag gerealiseerd;

 Fiets- voetgangerrichtingen worden altijd conflictvrij gerealiseerd. VRI’s in de nabijheid van beweegbare bruggen:

Brugopeningen in de nabijheid van een geregeld kruispunt hebben een belangrijke invloed op de afwikkeling op het kruispunt. Alle provinciale VRI’s nabij een beweegbare brug dienen voorzien te worden van een koppeling met de brug. De koppeling bestaat uit drie signalen:

1. Wens brug draaien;

2. Vri gereed;

3. Brug open (=landverkeersseinen aan).

Op basis van deze signalen draait de VRI een voorbrug programma, een brugprogramma en een nabrug programma.

VRI’s in nabijheid van toerit doseerinstallaties (TDI):

Staat de VRI in nabijheid van een TDI dan kan deze er mee gekoppeld worden en ontvangt de VRI de volgende drie signalen van de TDI.

1. TDI in bedrijf;

2. TDI doseert;

3. File op toerit.

Als TDI in bedrijf en TDI doseert, dan gaat VRI doseren richting toerit.

Als TDI in bedrijf, doseert en file op toerit, dan gaat VRI-richtingen blokkeren naar de toerit.

VRI's in nabijheid van spoorwegovergangen:

De VRI wordt gekoppeld met het A en B signaal van de AHOB. Als er een trein aankomt worden toevoerende richtingen geblokkeerd en afvoerende richtingen met prioriteit gerealiseerd.

VRI's op congestiegevoelige kruisingen:

Op richtingen met regelmatige congestie worden filelussen aangebracht. Dit kan stroomopwaarts of stroomafwaarts van het kruispunt zijn. In de software worden file- ingrepen opgenomen conform de functionele software specificatie. Afhankelijk van het

Kruispunt met verkeersregelinstallatie

type file worden richtingen gestimuleerd, gedoseerd of geblokkeerd om de file te laten verdwijnen of het kruisvlak vrij te houden als het verkeer niet kan afrijden.

10.2. Ontwerp

De documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend. Afwijkingen hierop worden in de volgende paragrafen aangegeven.

10.2.1. Referentiekader

 CROW-publicatie 164c: Handboek wegontwerp – Gebiedsontsluitingswegen;  CROW-publicatie 213: Handboek verkeerslichtenregelingen;

 CROW-publicatie 246: Onderhoud verkeersregelinstallaties;  CROW-publicatie 269: Aanleg verkeersregelinstallaties;  Standaard RAW bepalingen 2010, H35;

 Provincie Zuid-Holland, Standaardbestek VRI;  Functionele Software Specificatie VRI.

10.2.2. Geometrie

Voor het ontwerp van een kruising met verkeerslichten is een standaardtekening beschikbaar, zie tekening H010 in bijlage A, VRI Kruispunt, overzichtstekening. In onderstaande punten is het programma van eisen weergegeven voor het ontwerp van een kruispunt met verkeersregelinstallatie.

Algemeen:

 Het geometrische ontwerp dient zodanig te zijn, dat de conflictbelastingen in verschillende spitsperioden een cyclustijd van maximaal 60 s bij geheel nieuwe VRI-kruisingen en 90 seconden bij bestaande VRI-kruisingen toelaten.

 Het geometrische ontwerp moet er op zijn gericht een regeling te ontwerpen met een minimum aan fasen.

 Op provinciale wegen worden gecombineerde rijstroken niet toegestaan.  Indien een buslijn met prioriteit afgehandeld wordt, mag er zich tussen het

inmeldpunt (250 m voor de stopstreep) en de stopstreep geen bushalte bevinden.

 Voor de gevallen dat de installatie buiten werking is, moeten fietspaden ter plaatse van de zijweg uit de voorrang worden gehouden.

 Het kruispunt moet in alle richtingen berijdbaar zijn door trekkers met

oplegger van 16,50 m. Langere voertuigen (tot 22 m) moeten gebruik kunnen maken van overrijdbaar verhoogde weggedeelten.

 De breedte van de opstelstroken is 3,00 m.  De blokmarkering tussen de rijstroken is 0,45 m.

 Bij voetgangersoversteken worden kanalisatiestrepen toegepast, geen zebra.  Langzaam verkeer mag niet meer dan vier rijstroken tegelijk oversteken

Kruispunt met verkeersregelinstallatie

 De samenvoeglengtes na de stopstreep zoals die in het Handboek Wegontwerp (CROW 164c) opgenomen zijn, gelden voor een nagenoeg recht wegvak waarop daadwerkelijk van rijstrook gewisseld kan worden.  Verticale snelheidsremmende voorzieningen (plateaus) op de hoofdrijbaan

worden niet toegepast. Geometrie langzaam verkeer:

 Bij een GOW type I-weg (2x2) altijd een ongelijkvloerse oversteek voor fietsers en voetgangers.

 Bij een GOW type II-weg (1X2) met meer dan 4 opstelstroken ook altijd een ongelijkvloerse oversteek voor fietsers en voetgangers.

 Bij een GOW type II-weg (1x2) gelijk of minder dan 4 opstelstroken bij voorkeur ongelijkvloerse oversteek voor fietsers en voetgangers. Indien dat niet mogelijk is een middenberm van minimaal 3 m voor het oversteken in twee etappes toepassen en ruimte in de middenberm voor 2 fietsers naast elkaar per rijrichting.

 Is er een fietsoversteek die de provinciale weg kruist dan ook altijd een voetgangersoversteek realiseren, ongeacht of er een voetpad aanwezig is. Als twee fietspaden op dezelfde kruising de provinciale weg kruisen, kan volstaan worden met één voetgangersoversteek.

 Ook de zijweg(en) dient te worden voorzien van een voetgangersoversteek als deze anders lastig oversteekbaar is.

Snelheidsremmende voorzieningen

 Alleen toepassen bij bestaande VRI-kruisingen waar langzaam verkeer gelijkvloers oversteekt.

 In alle andere gevallen geen snelheidsremmende voorzieningen toepassen.

In document Handboek Ontwerpcriteria Wegen versie 4.0 (pagina 109-112)