• No results found

Lieve beste bruid! Ik hoop dat gy het briefje dat ik u den morgen na myne aankomst heb toegezonden nog tydig zult ontvangen hebben om niet ongerust te wezen. Ik moet erkennen dat de weg my heel lang is gevallen, en dat ik op het oogenblik van myn vertrek niet zoo opgeruimd was als ik gedacht had te zullen wezen. Het is ook eene moeyelyke zaak eene plaats op de kanape naast zulk eene lieve bruid te verruilen voor de modderplassen van eenen ellendigen bergweg. De weg was byna zoo slecht als myne liefde voor myn bruidje innig is, en dat is veel gezegd, lieve Eefje.

Misschien zal je uit myne wyze van schryven merken dat ik op het oogenblik nog al vrolyk ben, hetgeen schande genoeg is daar ik om de

33 paal die er tusschen ons liggen eigenlyk pligtshalve heel bedroefd moest wezen. Maar, meisje lief, ik kan het niet helpen, hoe ik my ook kwel, ik kan maar niet verdrietig zyn, waarvoor ik verschooning vraag. Ik denk noch aan Tjanjor, noch aan Poerwakarta, maar aan zeker plaatsje op tien paal afstand van Tjanjor, een plaatsje waar het allerliefst is, een plaatsje dat ik niet noemen mag, een plaatsje dat Tjikalong heet; foei, daar heb ik het toch genoemd!

Ik ben zeker weer heel ondeugend met myn Tjikalong, niet waar? Je hebt my myn woord teruggegeven, denk daaraan, en ik mag zooveel Tjikalong zeggen als ik wil. Myne andere belofte om u op Tjikalong geheel te gehoorzamen, zal ik stipt houden. Wees verzekerd dat ik gedurende de geheele reis van Tjanjor zal doen wat gy begeert. Ik zal compleet uw slaaf zyn en letterlyk gehoorzamen. Reken daar vast op. (Of een klein beetje ongehoorzaamheid u niet nu en dan aangenamer wezen zoude, wil ik niet beslissen.) O, ik gevoel my zoo innig, innig gelukkig.

Wees niet bevreesd dat ik u gedurende de bruidsdagen altyd gekheden schryven zal. Ik weet zeer goed en ik gevoel het diep dat onze verbindtenis ernstig is, en ik zal ook hoogst waarschynlyk in dien toon schryven, maar op het

oogenblik ben ik terdege vrolyk en luchtig gestemd.

Na zeventien uren te paard gereden te hebben kwamen wy te Pwk. aan. De resident was zeer vriendelyk. Hy vond het mooi dat ik woord gehouden had; hy zoude het nog mooyer gevonden hebben als hy geweten had hoe lief ik myne Eefje heb, maar dat zal nooit een ander begrypen. Mevr. Dickelman was nog niet bevallen, schoon men het dagelyks verwacht. Ik had wel gewenscht dat die zaak afgeloopen ware. By Permentier hoorde ik dat hy en zyne vrouw beide naar Batavia zouden gaan, en eigenlyk doet dit my genoegen, want ik was toch niet gerust u by eene vrouw te brengen die ik niet voor goed houd. Ik verwacht altyd nog eene invitatie van den Resident hetgeen my liever is, anders trekken wy in het huis van Phitsinger dat byna af is. Ik gis dat Dickelman wacht met inviteren tot na de bevalling van mevrouw.

Phitsinger is wel, en groet u.

Ik moet bekennen dat ik weinig lust heb om te werken, maar ik moet wel om op 5 April by myne lieve bruid te zyn.

25 Maart, Woensdagmorgen. Over een uur vertrekt de post, myn brief voor Holland is al gesloten. Myn laatste woord aan myne moeder

was een post scr. ‘Laat ik u nog even herhalen lieve Moeder, dat ik zoo innig gelukkig met myne Everdine ben.’

Ik heb over het geheel zoo geschreven dat men zich zeker met mynen brief verheugen zal, en ook heb ik goed verteld dat het uwe schuld niet is dat uw brief misschien te laat komt, en dan wel honderd maal dat gy zulk een lieve hartelyke meid zyt. Hoe kan ik zoo aan myne moeder jokken, niet waar?

Als uw brief nu nog voor zaturdag komt, zend ik dien evenwel per mail, anders per volgende.

Lieve beste, ik heb het vry drok, mag ik kort zyn? Je weet wel dat ik u heel heel lief heb, en dat zou wel dienen ook, want ik heb immers geteekend. Dag lieve engel, myn lief bruidje!

Ja, dit moet ik u nog absolut schryven. Gy weet dat ik aan v.d.H. beloofd had voor het einde van Maart myne schuld aan hem af te doen.

f 195 koper Dit bedroeg

f 240 koper en voor het paard

_____ f 435 koper

Dit geld heb ik by elkander, maar enkel in zilveren munt. Nu zoude ik het wel is waar kunnen verwisselen maar dat is jammer, en dan houd ik ook niets over. Hoe moet ik doen? Betalen is pligt, want om dit als het ware in afrekening

van het andere te houden is niet heel delicaat. Hoe denkt gy er over? Hoe het zy, als het te pas mogt komen, vergeet dan niet, dat het geld klaar ligt, en dat hy niet denken moet dat ik woord breek. Heeft hy u nog niet geschreven?

Adieu, myn lieve beste. Gy zyt al myn geluk.

XXXVI.