• No results found

4. Karakterisering en plaatsbepaling corpus

5.2. Plot en chronologie

Het doorbreken van de chronologie en het loslaten van een duidelijke plot kan eveneens als kenmerk van de moderne roman worden gezien. Daarbij aansluitend merkt Blok op dat een volledige weergave van het verleden der personages vaker achterwege wordt gelaten: herinneringen komen in flarden (bijvoorbeeld als flashbacks) en worden niet in hun totaliteit aan de lezer gepresenteerd. In deze paragraaf staan de plot en de chronologie van de romans uit het corpus centraal, zijn bovengenoemde kenmerken van de moderne roman daarin te vinden of blijven deze achterwege?

- 66 -

Op het eerste gezicht is in geen van de geanalyseerde romans sprake van een ingrijpende doorbreking van de chronologie. Wel worden er af en toe sprongen (vooruit) in de tijd gemaakt en zijn er hier en daar flashbacks te vinden, maar deze geringe afwijkingen springen nauwelijks in het oog. Een volledig chronologisch-successieve verhaalopbouw komt zeer weinig voor137, dus dergelijke kleine afwijkingen in de chronologie hoeven niet als uitzonderlijk te worden beschouwd. Om deze reden worden niet alle afzonderlijke tijdsprongen besproken, maar enkele meer opvallende bijzonderheden van de verhaalopbouw zullen hieronder wel aan bod komen.

In een aantal romans wordt een bepaald moment in het verhaal aangegrepen om terug te blikken op de gebeurtenissen tot dan toe. Een goed voorbeeld daarvan is te vinden in Merijntje Gijzen, via de gedachten van Merijntje wordt een soort voorlopige samenvatting gegeven van het verhaal dat de lezer zojuist heeft gelezen:

Hij dacht aan de zonnige dagen van de late zomer en zijn eerste bezoek aan dit huis. Hoe mooi was alles geweest, hoe droomachtig mooi, als in een sprookjesverhaal. Meneer Walter, die zo een goed gezicht had en zo vriendelik was, en bovenal: Oons Lievrouwke met haar blauwe ogen, haar goudglanzige krullen, haar lichtend gelaat, en die zo wonderlik veel van hem hield, wat alles heerlik had gemaakt. En nu was dat allemaal alweer voorbij. Veel treurige dingen waren kort na elkaar gekomen. De Kruik had in de gevangenis gezet. Oons Lievrouwke was weggegaan, naar Amsterdam. Meneer Walter naar Parijs, dat helemaal in een vreemd land lag, in Frankrijk. Het was alles even verdrietig en raadselachtig. Wat gebeurde er toch in de wereld? Waarom deden al die grote mensen zo zonderling tegen elkaar? Hij kon niet begrijpen, maar onderging tegenover dit triestgesloten huis de drukkende invloed van al dat ontmoedigend gebeuren. (213)

Opvallend is dat deze passage als flashback kan worden beschouwd, maar dat er geen onbekende gebeurtenissen uit het verleden worden geïntroduceerd. Alle aangehaalde gebeurtenissen zijn bekend bij de lezer. Het stuk lijkt juist bedoeld om nog eens scherp te stellen wat er tot dan toe is gebeurd in het verhaal en daar een korte bespiegeling op los te laten. Eenmaal is het terugblikken in Merijntje Gijzen van een andere aard. Nadat er

137

- 67 -

tussen twee hoofdstukken eerst een sprongetje in de tijd is gemaakt, wordt er vervolgens in de voltooid verleden tijd verteld over een gebeurtenis in de periode tussen de twee hoofdstukken. De precieze reden hiervoor is vanzelfsprekend niet te achterhalen, maar het lijkt erop of De Jong door deze afwijking in de opbouw wat variatie probeert aan te brengen in de verhaalstructuur.

Een ander goed voorbeeld van terugblikken op de gebeurtenissen is te vinden in Hollands glorie. Daarin wordt (al) op pagina 138 gereflecteerd op het verhaal tot dan toe.

Jan Wandelaar, najaar ’06 nog matroos, voorjaar ’08 al stuurman, najaar ’08 getrouwd, zomer ’09 vader; wat een gelukkig jongen! Eerste bedrijf.

Jan Wandelaar, zomer ’09 nog stuurman, met prachtige rapporten en op de nominatie voor kapitein, gaat op een avond aan de rol, rolt in de morgen naar huis, en rolt twee morgens later de laan uit. Wat een ongelukkige jongen! Tweede bedrijf.

Maar het derde bedrijf is zo eenvoudig niet. In het derde bedrijf moet de ontknoping vallen, meestal de opknoping, tenminste wanneer het toneelstuk een treurspel is, een noodlotstragedie. Nu, daar ging het wel op lijken, op een noodlotstragedie. (138)

Toch is dit voorbeeld van een andere aard dan de passages uit Merijntje Gijzen: het is vertellerstekst. De verteller maakt de lezer hier zeer nadrukkelijk bewust van de verhaalopbouw en refereert daarbij zelfs expliciet aan de gelijkenissen met een toneelstuk of tragedie, getuige ook de indeling in ‘bedrijven’. Door deze reflectie wordt de lezer als het ware losgerukt uit het de realiteit van het verhaal, dat evengoed als toneelstuk kan worden samengevat. Door de lezer hierop te wijzen, bereikt De Hartog een metafictioneel effect: de werkelijkheidsillusie van het verhaal wordt bewust doorbroken. Deze techniek doet denken aan het vervreemdingseffect dat moderne auteurs volgens Blok gebruiken: de auteur creëert afstand tussen de lezer en het verhaal.

Niet alleen wordt er – zoals in Hollands glorie en Merijntje Gijzen – teruggeblikt op de gebeurtenissen in het verhaal. In Het wassende water is een voorbeeld te vinden van het tegenovergestelde. De verteller deelt de lezer mee hoe het verder afloopt met Nelia, de onbereikbare liefde van Gieljan, en biedt daarmee – afwijkend van de chronologie – een blik in de toekomst: ‘Ze heeft hem toen, althans in haar jonge jaren, nooit meer weerom gezien. Hij zocht haar niet, zij liep zijn wegen niet achterna. Later is

- 68 -

Nelia gaan trouwen, met een wegwerker van den Waterstaat die toenmaals in Kromwijk woonde.’ (47) Daarmee is de rol van Nelia uitgespeeld. Het is in die zin geen vooruitwijzing naar een gebeurtenis die nog moet komen, maar eerder een tussentijdse afwikkeling van een lopende verhaallijn. Het wassende water kenmerkt zich verder door een aantal abrupte of vrij grote sprongen in de tijd. Zo worden er aan het huwelijk van Gieljan welgeteld drie pagina’s gewijd: op pagina 50 leert Gieljan zijn Aaigie kennen en op pagina 52 is Aaigie alweer overleden.

Een blik op ‘hoe het verder ging’ hoeft dus niet noodzakelijk gebruikt te worden om een geschiedenis af te sluiten. Ook in Doctor Vlimmen wordt deze techniek aangewend om een sprong te maken in het verhaal, maar de lezer wel beknopt in te lichten over wat er tussentijds is voorgevallen.

In October zijn Truus en Wessel Brenner getrouwd. […] En intussen is er heel wat veranderd. Dacka heeft zijn veel te grote huis, waarvan de linkerhelft steeds buiten gebruik was, voordelig en op lange termijn verhuurd aan een wereld-concern, dat er na de nodige verbeteringen een kantoorfiliaal zal vestigen. Zelf trekt hij met zijn bloedarm practijkje naar de Beukenlaan en zijn naamplaat komt te hangen op de zelfde hoogte als die van Vlimmen, aan de andere kant van de huisdeur.

Een aspect dat Blok verder benadrukt is de weergave van het verleden van de personages. Volgens hem gebeurt dit in een modernere roman minder volledig en vaker via niet-s chronologisch gerangschikte flashbacks. In vrijwel alle romans uit het corpus is de kennis van (het verleden van) de personages echter behoorlijk volledig. Uit de vertellerstekst, de gedachten van personages en de dialogen valt bij de meeste romans vrij nauwkeurig de benodigde voorgeschiedenis van de personages te af te leiden. Zeker omtrent de hoofdpersonages blijft voor lezer weinig te raden over. In Doctor Vlimmen wordt zelfs het verleden van sommige personages in de uiterste marge van het verhaal uit de doeken gedaan. Zo komen we alles te weten van Marie, de voormalige dienstmeid bij de familie Vlimmen (339). Bij De herberg met het hoefijzer zijn er in het begin nog wat onzekerheden voor de lezer, vooral het geheimzinnige gedrag van de jonge Malissoor Leonard spreekt aanvankelijk tot de verbeelding. In de loop van het verhaal blijkt echter dat het gedrag van Leonard valt terug te voeren op zijn plan om de minnaar van zijn

- 69 -

schoonzuster te vermoorden. Via de gesprekken die hoofdpersoon Raine voert met pater Jozef komen we te weten dat Leonards drijfveer stamt uit de bloedwraaktraditie van de Malissoren: om de eer van zijn broer te verdedigen, wreekt Leonard de schender van diens huwelijk. Hiermee zijn alle vraagtekens die de lezer had kunnen hebben bij de achtergrond van Leonard in een klap weggevaagd. Zoals in de vorige paragraaf al naar voren kwam, is Dorp aan de rivier een uitzondering. Dit geldt ook wat betreft de kennis die de lezer heeft of krijgt over het verleden van de personages. Van dokter Tjerk van Taeke weten we slechts dat hij oorspronkelijk uit Friesland komt en dat hij een vrouw en een paar zoons heeft. Ook de achtergrond van zijn stille vriend, de dove stroper Cis, wordt niet bekend gemaakt.

De meeste romans uit het corpus kennen een duidelijke plot: het verhaal bestaat hoofdzakelijk uit een opeenvolging van gebeurtenissen. Meestal is er sprake van een overkoepelende intrige. In De herberg met het hoefijzer beleeft Raine een avontuur naar aanleiding van een moord in Albanië en Hollands glorie draait om Jan Wandelaar die probeert gedurende het verhaal zijn positie binnen de zeesleepvaart te verstevigen. Daantje Pieters wordt verliefd op een meisje in de grote stad en Gieljan Beijen probeert in de voetsporen van zijn vader te treden. Bartje en Merijntje maken kennis met de harde grote mensenwereld. Nu geldt voor de meeste bovengenoemde romans dat zowel door de lezers als door de personages lering kan worden getrokken uit het verhaal (zie ook §5.1). De intrige staat dan ook meestal in het teken van het uitwerken en illustreren van deze hoofdgedachte of moraal. Ook de psychologische ontwikkeling van de personages wordt gekoppeld aan de gebeurtenissen in het verhaal. De intriges zijn dus, behalve bevorderend voor de spanning en het vermaak, een hulpstuk voor het uitwerken en bevestigen van de moraal.

De plot van Dorp aan de rivier wijkt enigszins af. Het bestaat uit verschillende verhaallijnen: hoofdzakelijk worden de lotgevallen van Tjerk van Taeke beschreven, maar de lezer leest daarnaast over gebeurtenissen waar de dokter part noch deel aan heeft. Aanvankelijk kleeft er iets raadselachtigs aan deze andere verhaallijnen. Zo maken we kennis met het ‘Genootschap van de snoek’, een groep mannen die in café Moira bijeenkomt om te spreken over de reusachtige snoek die zich zou ophouden in een

- 70 -

binnenplas naast de Maas. Ook wordt er gefluisterd dat er een vloek rust op de molen van het dorp: verschillende knechten vinden er de dood als de molenaar – in de veronderstelling dat hij een zak graan optakelt – zijn hulpje naar boven blijkt te hebben getrokken, met de nek in een strop. Uiteindelijk blijken de moorden gepleegd door de boer Noldus Maas, maar over zijn motieven wordt weinig duidelijk. Beide bovengenoemde intriges worden in de loop van het verhaal meer inzichtelijk en lijken de lezer vooral te willen meevoeren in de verhalen die de ronde doen in een praatgrage gemeenschap.

Ook de plots van Hollands glorie en Doctor Vlimmen zijn iets ingewikkelder dan die van de andere romans. Hollands glorie is zeer gevarieerd van opzet: de spannende verhalen volgen elkaar in hoog tempo op en de vele (zeemans)dialogen en het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd leveren een dynamisch geheel op. Daarnaast lijkt De Hartog verschillende technieken uit te willen proberen. De roman bevat bijvoorbeeld een zesenveertig pagina’s tellende brief van Jan aan Nellie (174-219), er wordt uitgebreid geciteerd uit een zeventiende-eeuws werk van Sam de Vries (waarover meer in §5.4) en van de verschillende soorten personages worden de gedachten navenant uitgewerkt.

Doctor Vlimmen is eveneens in de tegenwoordige tijd geschreven en bevat zeer veel dialogen. Naast de hoofdlijn van het verhaal worden verscheidene zijpaden bewandeld (armoede, de dominante rol van de katholieke kerk, misplaatste arrogantie bij dorpelingen) en door op veel verschillende personages in te zoomen, creëert Roothaert een breed en afwisselend perspectief op Dombergen en de gebeurtenissen aldaar. Hoewel ook in Doctor Vlimmen veel dynamiek zit, lijkt het verhaal meer te focussen op maatschappelijke kwesties dan Hollands glorie, waarin de spanning van de zeevaart en persoonlijk geluk of leed de boventoon voeren.

Resumé

Aan de chronologie van de romans uit het corpus zijn weinig bijzonderheden op te merken. Het gebruik van tijdsprongen is niet uitzonderlijk, en zeker niet in romans als Het wassende water en Hollands glorie waarin een vrijwel complete volwassen mensengeschiedenis wordt behandeld. Opvallend aan de laatstgenoemde roman en ook aan Merijntje Gijzen zijn de passages waarin de chronologie wordt geëxpliciteerd en het

- 71 -

verhaal tot op dat moment wordt samengevat. Het is illustratief voor de manier waarop de lezer in de meeste romans bij de hand wordt genomen en door het verhaal wordt geleid. Dit geldt ook voor het verleden van de personages: de lezer heeft nagenoeg altijd de benodigde achtergrondinformatie gekregen om de gebeurtenissen in een context te kunnen plaatsen. Evenals in de vorige paragraaf wijkt Dorp aan de rivier af in dit opzicht: het verhaal is minder eenduidig opgezet en laat meer ruimte open voor interpretatie. Ook de plots van Hollands Glorie en Doctor Vlimmen zijn gevarieerder en dynamischer dan die van de andere romans en komen daarmee dichter in de buurt van wat Blok als karakteristiek achtte voor de moderne roman. Daarentegen zijn de romans die zich op het platteland afspelen (Merijntje Gijzen, Bartje, Het wassende water), maar ook De herberg met het hoefijzer en Het meisje met de blauwe hoed simpeler samengesteld, ze passen daardoor meer in het straatje van de traditionele roman. Vrijwel alle romans uit het corpus maken dus gebruik van een duidelijke plot, bestaande uit één of meer intriges. De hoofdgedachte van het verhaal wordt aan de hand van de, vaak spannende of amusante gebeurtenissen uitgewerkt. Dit in tegenstelling tot de modern(istisch)e romans uit dezelfde periode. Daarin wordt de hoofdgedachte, die doorgaans veel minder rechtlijnig is dan in deze romans, niet zozeer uitgewerkt met behulp van een reeks gebeurtenissen, maar eerder door een meer gefragmenteerde weergave van innerlijke processen. Hollands glorie bewijst echter dat een roman met weliswaar een duidelijke plot en intrige, geenszins op traditionele wijze hoeft te zijn samengesteld.