• No results found

Pieter Verstraete – Dwingende theatrale strategieën die leunen op de inzet van geluid in de

Hoofdstuk 2 Voor sommigen het eind van het land, voor anderen het begin van de wereld!

2.3 Pieter Verstraete – Dwingende theatrale strategieën die leunen op de inzet van geluid in de

Pieter Verstraete, docent historische pedagogiek aan KU Leuven, heeft een artikel geschreven over ‘the act of listening’ in het theater: “The Listener’s Response” (2010). Hij vertrekt vanaf de tekst ‘Écoute’ (1977) van semioticus en filosoof Roland Barthes en theoreticus Roland Havas en zet uiteen hoe hun stelling, dat luisteren gezien kan worden als een manier van bescherming, verder is ontwikkeld binnen het discours over geluid in het theater. Hij doet dit aan de hand van de teksten van componist Murray Schafer, historicus Hillel Schwartz en componist Pierre Schaeffer. Vervolgens legt Verstraete aan de hand van zijn analyse van de voorstelling La Didone (2007) van The Wooster Group uit hoe geluid in het theater kan worden ingezet als een strategie om het publiek te dwingen om te reageren.

Verstraete zegt dat een toeschouwer ten eerste naar geluid luistert als een index. Zo 51 Rea Dennis en Magda Miranda, “Beyond Narrative: Sound design as dramaturgy in contemporary

zal het geluid van een auto, ook als de auto niet zichtbaar is, leiden tot de gedachte dat er een auto aankomt en hierdoor een bepaalde reactie veroorzaken. Verstraete

beargumenteert dat deze indexicale relatie tussen beeld en geluid gelinkt kan worden aan de notie van ‘survival’.52 Geluiden kunnen iemand waarschuwen voor gevaar. Het concept dat Verstraete gebruikt om het effect van dit soort geluiden te benoemen is ‘auditory distress’.53

Verstraete beargumenteert dat in experimenteel muziektheater en in veel

postdramatische voorstellingen, het luisteren wordt uitgetest. Hij laat in zijn artikel zien dat een theatersetting een toeschouwer kan omzetten in een actieve luisteraar, die zich bewust is van het proces van betekenisgeving, waarbij hij/zij zelf zorgt voor de filtering in een anders gefragmenteerde ervaring.54 Zijn voorbeeld is de voorstelling van The Wooster Group, die gebaseerd is op Francesco Cavalli’s opera La Didone (1640) en op een art-house film van Bava. Een van de waarnemingen van Verstraete van La Didone (2007) komt overeen met mijn waarneming van Motel Detroit (2015), namelijk dat dat de acteurs op het toneel soms hun lippen meebewegen met de stemmen die te horen zijn in het geluidsontwerp. Verstraete zegt hierover dat de toeschouwers op die manier niet altijd de bron van de stem kunnen herkennen. Dit zorgt volgens Verstraete voor een groot effect op de toeschouwer. Het lijkt alsof de personages kunnen worden omgewisseld tussen het scherm in de voorstelling en het toneel. Deze strategie zorgt er in zijn ogen voor dat de toeschouwer een noodzaak voelt om het geluid te kunnen plaatsen, om de ‘auditory distress’ te kunnen verminderen.

Verstraete beargumenteert dat het geluidsontwerp van La Didone (2007) een ‘unframeable excess’ creëert van auditieve prikkels voor de luisteraar.55 In het geval van Motel Detroit (2015) is het duidelijk dat de geluiden afkomstig zijn van de geluidstape en niet vanaf het toneel, maar door het meebewegen van de lippen wordt de toeschouwer aangespoord om het geluid te plaatsen in de beelden die hij/zij ziet. Op deze manier wordt de toeschouwer gestimuleerd om op zoek te gaan naar een locatie voor het geluid, zelfs als hij/zij zich ervan bewust is dat dit geluid niet afkomstig is van het beeld. Het geluidsontwerp van Motel

Detroit (2015) creëert daarom net als het geluidsontwerp van La Didone (2007) een

‘unframeable excess’ van auditieve prikkels voor de luisteraar.

52 Pieter Verstraete, “The Listener’s Response,” in Performance Research 15/3 (Routledge Journals, Taylor & Francis Ltd for ARC: 2010), 89.

53 Pieter Verstraete, “The Listener’s Response,” 89.

54 Pieter Verstraete, “The Listener’s Response,” 89.

Niet elke toeschouwer voelt volgens Verstraete dezelfde noodzaak om geluiden te plaatsen in een betekenisvolle relatie of context. Betekenis bestaat in dit geval niet uit het geven van woorden aan hetgeen dat wordt gehoord, maar uit een relatie die de luisteraar aangaat met de geluiden.56 Een van de redenen waarom een toeschouwer een noodzaak kan voelen om een betekenis te geven aan hetgeen dat gehoord wordt noemt Verstraete ‘the sonorous envelope’.57 Dit is een psychoanalytisch concept dat verwijst naar de vroege fase in iemands kindertijd, waarbij iemand wordt omgeven door de stem van de moeder als een ‘auditory bath’.58 Als iemand ouder wordt, wordt de stem van de moeder gescheiden van het omgevingsgeluid. Op deze manier leren mensen zichzelf in deze fase herkennen als

luisterende subjecten. De ‘sonorous envelope’ roept het verlangen in een luisteraar op om betekenis toe te kennen aan geluid in relatie tot zichzelf en als een gevolg daarvan kan een luisteraar zichzelf herkennen als luisterend subject. Dit verlangen wordt volgens Verstraete specifiek in La Didone (2007) opgewekt, omdat het onmogelijk is om alle geluiden te interpreteren op een betekenisvolle manier. Op deze manier wordt het gevoel van een toeschouwer als luisterend subject in een staat van crisis gebracht. Deze crisis wordt benadrukt door de afwezigheid van betekenisgevende visuele tekens.59

Een bepaald concept dat in relatie kan worden gebracht met de afwezigheid van betekenisdragende visuele tekens is het concept ‘acousmatisch geluid’. Verstraete legt dit concept uit aan de hand van het boek Audio-Vision: Sound on Screen (1994) van componist Michel Chion. Chion noemt het ontbreken van een duidelijke connectie tussen het geluid en de bron van dit geluid ‘acousmatization’.60 ‘Acousmatization’ betekent kortom dat er een geluid te horen is waarvan de bron niet zichtbaar is. In het Nederlands wordt dit

acousmatisch geluid genoemd. Acousmatisch geluid is een concept dat stamt uit de Griekse oudheid. Pythagoras gaf les aan zijn leerlingen door te spreken vanachter een gordijn. Hij geloofde dat hierdoor zijn fysieke aanwezigheid niet de focus afleidde van het gesproken woord en dus van de inhoud van de boodschap.61

56 Pieter Verstraete, “The Listener’s Response,” in Performance Research 15/3 (Routledge Journals, Taylor & Francis Ltd for ARC: 2010), 91.

57 Pieter Verstraete, “The Listener’s Response,” 91-92.

58 Pieter Verstraete, “The Listener’s Response,” 91-92.

59 Pieter Verstraete, “The Listener’s Response,” 91-92.

60 Pieter Verstraete, “The Listener’s Response,” 92-93.

61 Pieter Verstraete, “The Listener’s Response,” in Performance Research 15/3 (Routledge Journals, Taylor & Francis Ltd for ARC: 2010), 92-93.

Uit de analyse van Verstraete leid ik een aantal theatrale strategieën af die kunnen worden ingezet om een bepaald dwingend effect te hebben op de toeschouwer. Een strategie is het spel met de indexicale betekenis van geluid. Hiermee wordt bedoeld dat geluid werkt als een bepaalde soort waarschuwing voor gevaar, waardoor er bij de toeschouwer ‘auditory distress’ kan worden gecreëerd. Een toeschouwer gaat dan op zoek naar een manier om deze ‘distress’ te verlichten, door de geluiden te plaatsen binnen een bepaalde context en op deze manier de geluiden betekenis te geven. Op deze manier wordt het proces van

betekenisgeving bij de toeschouwer gestimuleerd. Een strategie die hiermee nauw verwant is, benoemd Verstraete als de ‘sonorous envelope’. Deze omhulling van geluid is volgens Verstraete een middel waarmee de toeschouwer in een staat van crisis kan worden gebracht. Dit is dus een erg krachtig theatraal middel met een groot affectief effect op de toeschouwer. De laatste theatrale strategie die ik uit de analyse van Verstraete kan destilleren is het spel met ‘acousmatisch geluid’. Door gebruik te maken van acousmatisch geluid kan een bepaalde macht over de toeschouwer worden uitgeoefend.