• No results found

6. Een doorkijk naar de toekomst

6.1. Perspectief voor de landbouw

De drijvende krachten waarover in paragraaf 4.6 werd gesproken en die de economische si- tuatie van de landbouw voor een groot deel bepalen - beleid, technische ontwikkeling, economische groei, de wereldmarkt en de interne EU-markt - zijn principieel onvoorspel- baar. Men kan echter wel veronderstellingen maken over hoe deze krachten zich zouden

kunnen ontwikkelen, en daaruit afleiden wat de gevolgen voor agrarisch grondgebruik

zouden kunnen zijn. Het beste kan men dan werken met scenario's: een consistent geheel van dergelijke veronderstellingen, die samen een mogelijk toekomstbeeld vormen. Door verschillende scenario's door te rekenen kan een bandbreedte van mogelijke ontwikkelin- gen worden geschat. Onlangs zijn door het Centraal Planbureau vier van deze scenario's opgesteld, waarmee geprobeerd wordt een verkenning voor de langere termijn (tot 2040) door te rekenen in termen van welvaart, bevolkingsgroei en duurzaamheid (Huizinga en Smid, 2004).

Los van deze scenario's (waarover in de volgende paragraaf meer gezegd wordt) kunnen wel enkele algemene zaken over de ontwikkelingen in de landbouw worden ge- zegd. De inkomens in de landbouw staan al jaren onder druk, en dit betekent dat verdere schaalvergroting onvermijdelijk is: alleen grotere bedrijven kunnen voor bedrijfshoofden voldoende inkomen garanderen. Technische verbeteringen versterken de neiging tot schaalvergroting, en er lijkt geen reden waarom die ontwikkeling stil zou komen te staan. De productiviteit in de landbouw zal dus waarschijnlijk verder stijgen, en dat betekent dat er minder boeren nodig zullen zijn - tenzij ook de productie navenant kan stijgen. Daarvoor lijken de vooruitzichten op de middellange termijn niet gunstig (Stolwijk, 2004). Alles wijst dus op een daling van het aantal boeren, met hoogstens een beperkte stijging van de landbouwproductie. De mate waarin zich deze processen zullen voordoen is per scenario verschillend.

Een andere drijvende kracht die in de komende decennia van belang kan zijn voor de landbouw is de verwachte klimaatverandering. Over de grootte van deze verandering, het tijdsbestek waarin ze zich zal voltrekken, evenals over de gevolgen ervan bestaat nog grote onzekerheid. Als ze echter leidt tot een verhoging van de zeespiegel, dan zal dat grote ge-

volgen hebben voor de beheersing van het waterpeil en het tegengaan van zoute kwel (Grontmij, 2004). Het zou kunnen betekenen dat sommige laaggelegen gebieden minder geschikt worden voor landbouw; ons ontbreekt echter de hydrologische kennis om te kun- nen zeggen in hoeverre dit op zou kunnen gaan voor Wonseradeel-Noord of Twijzel- Buitenpost.

Bovenstaande trends hebben verschillende effecten per sector binnen de landbouw. Voor de melkveehouderij is vooral het landbouw- en milieubeleid van doorslaggevend be- lang: het mestbeleid, de melkquota, en de ontkoppeling van product- en inkomenssteun. Op de korte en middellange termijn lijken de vooruitzichten voor de melkveehouderij ove- rigens nog steeds beter dan die voor de akkerbouw (Strijker, 2004).

Wat betreft de akkerbouw: bij de suikerbieten zal de steun waarschijnlijk de komen- de jaren sterk verminderen, en in de aardappelteelt is de relatieve positie van Nederland binnen de EU de afgelopen jaren verslechterd. Verdwijnen zal de akkerbouw echter niet, en het is ook niet gezegd dat huidige trends zich zullen voortzetten. Een sterke stijging van de Poolse export van consumptieaardappelen bijvoorbeeld kan leiden tot een groei van de vraag naar Nederlandse pootaardappelen. Verder is er op de langere termijn altijd de kans dat nieuwe gewassen zullen opkomen, bijvoorbeeld de bio-energieteelten - al moet gezegd worden dat de akkerbouw in het studiegebied daarvoor te kleinschalig lijkt. Het is zelfs niet ondenkbaar dat in Twijzel-Buitenpost de akkerbouw nog eens zal terugkeren - het was immers oorspronkelijk een akkerbouwgebied. Ook biedt het knipkleigebied in Wonsera- deel-Noord mogelijkheden voor de zogenaamde kletsnatte teelten (wilgen, riet en dergelijke), met name bij een veranderde waterhuishouding waarover hieronder wordt ge- sproken. Erg waarschijnlijk zijn dergelijke ontwikkelingen echter niet, zeker niet op de korte termijn.

Het meest aannemelijk lijkt in Wonseradeel-Noord een verdere ontwikkeling van de melkveehouderij. De akkerbouw zal mogelijk iets achteruitgaan, maar niet verdwijnen; wel zullen accenten mogelijk verder verschuiven: meer pootaardappelen, minder suikerbieten, misschien meer granen. In Twijzel-Buitenpost zal de ontwikkeling vermoedelijk gaan in de richting van steeds meer hobby- en nevenbedrijven, met een dalend aantal melkveebedrij- ven.

Sociaal gezien betekent dit dat het aantal 'echte' boeren steeds kleiner wordt, en dat ze uiteindelijk een minderheid zullen zijn niet alleen in de plattelandsgemeenten (dat is al enige tijd het geval), maar ook in het buitengebied, waar de meeste boerderijen door niet- boeren zullen worden bewoond. In Twijzel-Buitenpost is de ontwikkeling anders: daar be- staat naast de fulltime boeren een groeiende groep van deeltijd- en hobbyboeren. Het is op dit moment nog niet te voorspellen hoe de volgende generatie van deze groep tegen het boerenbedrijf zal aankijken.

6.2 Agrarisch grondgebruik

Om de gevolgen van de hiervoor beschreven mogelijke ontwikkelingen voor het grondge- bruik in te schatten kan het simulatiemodel Ruimtescanner worden gebruikt. Dit model (ontwikkeld door een consortium van onder andere de Vrije Universiteit, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, de voormalige Rijksplanologische Dienst en het LEI) ba-

seert zich op een groot aantal gegevens over huidig grondgebruik, bestaande ruimtelijke plannen, en data die van belang zijn voor het bepalen van de geschiktheid van een bepaald stuk grond voor een bepaald soort gebruik; daaronder vallen zulke zaken als bodemtype, landschappelijke waarde en bereikbaarheid. Aan de hand van een scenario wordt vastge- steld hoeveel grond voor elk type gebruik nodig zal zijn, en welke rol de verschillende geschiktheden spelen. Daarop rekent het model de kans uit dat een bepaald stuk grond een bepaalde bestemming zal krijgen (Scholten et al., 2001).

Twee van de vier eerder genoemde CPB-scenario's zijn ingezet om een berekening met de Ruimtescanner te maken. Het eerste, dat Global Economyn (GE) wordt genoemd, gaat ervan uit dat de Nederlandse economie vergaand geliberaliseerd zal worden. Dit geldt ook voor de landbouw: het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU wordt afge- schaft, en onze producten zullen moeten concurreren op de wereldmarkt. Ook veel van de beperkingen die nu deel uitmaken van de ruimtelijke ordening zullen worden opgeheven; het milieu zal als minder belangrijk worden gezien dan de economische groei. Deze zal dan ook naar verwachting hoog zijn, en de bevolkingsgroei zal ook toenemen, vooral door immigratie.

Het tweede scenario, Regional Cooperation (RC) genoemd, staat daar min of meer lijnrecht tegenover. In dit scenario zijn de mensen meer geïnteresseerd in samenwerken dan in concurreren. De werking van de vrije markt wordt ondergeschikt gemaakt aan socia- le en ecologische overwegingen. Kleinschaligheid, natuur en biologische productie worden sterk bevorderd. De bevolking stagneert en neemt later zelfs af. Er is wel economische groei, maar veel minder dan onder A1.

Kaart 6.1 toont wat de mogelijke gevolgen van deze beide scenario's voor onze stu- diegebieden kunnen zijn. Het model voorspelt de kans op verandering van grondgebruik per cel van 500x500 meter; deze kans wordt uitgedrukt in de vorm van het aantal hectare van elk type grondgebruik (in het onderhavige geval landbouw) dat over de periode 1996 (het basisjaar) tot 2030 dat in elke cel extra erbij komt dan wel overgaat naar een andere categorie.

Kaart 6.1 Uitkomsten van een simulatie met de Ruimtescanner

Voor het GE-scenario verwacht het model een vrij aanzienlijke achteruitgang van het landbouwareaal; in Twijzel-Buitenpost ligt deze achteruitgang met gemiddeld 12-18% over het algemeen hoger dan in Wonseradeel-Noord, waar de daling in de meeste cellen rond de 12% ligt. In het B2-scenario is er ook wel enige omzetting van landbouwgrond, maar veel minder: in Wonseradeel-Noord daalt het areaal in de meeste cellen met 5-7%, in Twijzel-Buitenpost een daling van rond de 8% in de meeste gebieden voor. Echter, op de lager gelegen gronden is de daling veel sterker: ongeveer 26%. Dit wordt veroorzaakt door een toename van het areaal natuur, waarvoor de Ruimtescanner dit gebied blijkbaar als ge- schikt heeft geïdentificeerd. De afname van landbouw in het A1-scenario wordt veroorzaakt door de sterke groei van de vraag naar woonruimte, bedrijventerreinen en grond voor recreatie; door het wegnemen van ruimtelijke restricties zal ook in het buiten- gebied worden gebouwd.

Enigszins merkwaardig is de lichte toename van het landbouwareaal rond de kleine dorpskernen in beide scenario's. Mogelijk schat de Ruimtescanner de kansen dat deze ker-

nen zich kunnen handhaven niet al te hoog in en verwacht daar enige inkrimping van voor- al bedrijventerreinen.

Men mag in deze resultaten echter niet al teveel lezen. In de eerste plaats betreft het hier scenario's van mogelijke ontwikkelingen, geen toekomstvoorspellingen. Bovendien werkt het model op zijn best op een provinciale of zelfs nationale schaal, waar het plausi- bele patronen kan laten zien. De voorspellingen voor een specifieke locatie zijn zeer onnauwkeurig. De hier gepresenteerde beelden kunnen op hun best als een zeer ruwe maar hopelijk interessante schets gelden van wat onder de desbetreffende omstandigheden zou kunnen gebeuren. Wat de Ruimtescanner doet is de gevolgen van veranderingen in beleid, economische groei en bevolking in beeld brengen.

De conclusie dat het landbouwareaal de komende decennia versneld zal afnemen lijkt wel gerechtvaardigd; deze afname zal in Twijzel-Buitenpost waarschijnlijk sterker zijn dan in Wonseradeel-Noord en zal sterker zijn naarmate de markt voor landbouwproducten meer wordt geliberaliseerd. Over hoe de verdeling van de grond er binnen de landbouw uit zou kunnen zien (akkerbouw, grondgebonden veehouderij, tuinbouw) doet deze specifieke 'run' van het model geen uitspraak.

Onze beschouwing over de toekomst is gebaseerd op interpretaties van het heden en het recente verleden. De waarde van de voorspellingen in de voorgaande paragraaf hangt dan ook ten dele af van de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de data die we gebrui- ken als basis. In hoofdstuk 4 zagen we dat aan de beschikbare data over grondgebruik enige problemen kleven: er is meer grond in agrarisch gebruik dan wat officieel bekend is.1

We moeten ons dus afvragen wat hiervan de gevolgen kunnen zijn voor de waarde van on- ze projecties, en hoe we die kunnen bijstellen. De indruk bestaat dat de niet-geregistreerde gronden vooral gebruikt worden voor het weiden van schapen en paarden - vaak niet door de eigenaar maar onder tijdelijke pachtcontracten.2 Het is goed denkbaar dat dergelijk ge-

bruik van de grond zal toenemen, zeker in een gebied als Twijzel-Buitenpost dat relatief marginaal is voor agrarische productie en waar schaalvergroting moeilijk is door te voeren.

In Twijzel-Buitenpost zal de druk tot schaalvergroting in de melkveehouderij waar- schijnlijk leiden tot een verdere daling van het belang van deze sector en een toename van de sector 'overige grondgebonden veehouderij' - de schapen, geiten en paarden. Anders dan in Wonseradeel-Noord leidt sanering van bedrijven hier in het algemeen niet tot vertrek van de boeren. Ze blijven in het gebied met een kleiner stuk grond, maar leven niet langer van de opbrengst daarvan. Meer grond zal dan ook waarschijnlijk in handen komen van niet-boeren, die de grond deels voor een hobbybedrijf zullen gebruiken, en deels verpach- ten aan boeren elders voor de mestafzet. Ook nu al is er veel belangstelling voor vestiging in het buitengebied. Deze ontwikkelingen, plus de aankoop van grond voor natuur, zullen ertoe leiden dat de meeste grond in het gebied niet langer in gebruik zal zijn bij fulltime boeren.

1 De RuimteScanner is gebaseerd op de Bodemstatistiek en het Landelijk Grondgebruiksbestand Nederland.

Economische prognoses waarvan het programma gebruik maakt werken echter met de lagere cijfers van de Landbouwtelling.

2 Althans in Twijzel-Buitenpost. In Wonseradeel-Noord hebben we geen systematische verschillen geconsta-

teerd tussen geregistreerde en niet-geregistreerde gronden. Overigens wordt niet al deze grond bewust buiten de registratie gehouden; voor een deel betreft het vergissingen en onbedoelde omissies.