• No results found

Hoofdstuk 2. Literatuurstudie

2.4 Methodiek in het jongerenwerk

2.4.5 Perspectief bieden

Volgens Koops et al. (2013) heeft het bieden van perspectief tot doel om jongeren te ondersteunen bij het participeren in de samenleving of door jongeren naar andere voorzieningen te leiden. Het gaat om het verbinden van jongeren met anderen. Als het gaat om overlastgevend gedrag kunnen verbindingen worden gelegd door gedrag bespreekbaar te maken, grenzen te stellen en als bemiddelaar op te treden bij conflictsituaties.

Gedrag bespreekbaar maken. Volgens Veenbaas et al. (2011) ontbreekt het bij veel jongeren aan inlevingsvermogen. Ze moeten leren signalen van anderen te herkennen, ernaar te leren luisteren en ze serieus te nemen. Bij overlastgevend of ongewenst gedrag van jongeren kunnen jongerenwerkers worden ingezet om gedrag bespreekbaar te maken. In verschillende onderzoeken worden hiervoor concrete methodieken genoemd. Jongerenwerkers kunnen volgens Veenbaas et al. (2011) hun vertrouwensband met de jongere(n) inzetten om met jongeren de dialoog aan te gaan over hun gedrag en hun toekomst. De manier waarop jongerenwerkers in gesprek gaan met jongeren is niet gelijk aan het bevestigen van jongeren in zijn of haar gedrag of opvattingen (Veenbaas et al., 2011). De jongerenwerker nodigt de jongeren uit om na te denken over hun huidige leefstijl en hun ambities voor de toekomst of praten met jongeren over de (mogelijke) consequenties van hun wensen en daden. Luisteren naar de jongeren is dan ook een belangrijk aspect van de dialoog. Ook volgens Milburn, Forsyth, Stephen & Woodhouse (2000 aangehaald in Metz, 2011b) zijn het bevragen van jongeren of bepaalde onderwerpen ter discussie stellen uitingen van het serieus nemen van jongeren. Met het bespreekbaar maken van het gedrag, tonen de jongerenwerkers de jongeren een spiegel in plaats van een opgeheven vinger. Werkers geven advies aan jongeren, zonder hen iets op te dringen.

Grenzen stellen. Jongeren in de puberteit zijn voortdurend bezig met het verleggen en daarmee verkennen van grenzen. Jongerenwerkers worden geconfronteerd met dit gedrag en confronteren jongeren op hun beurt met grenzen en met de consequenties van het gedrag. De jongerenwerkers verschaffen de jongeren duidelijkheid over de algemeen aanvaarde waarden en normen in de maatschappij en hebben een voorbeeldrol, vooral omdat deze jongeren van huis of school uit niet altijd voldoende voorbeelden meekrijgen. (Veenbaas et al., 2011).

Grenzen stellen door het bot instellen en hanteren van regels heeft volgens Van Ginkel et al. (2007) niet veel zin. De ontwikkeling van eigen waarden en normen van jongeren staat

centraal. Dit houdt in dat de jongerenwerker zorg draagt voor naleving van huisregels, in samenwerking met jongeren gedragsregels opstelt, jongeren stimuleert in gesprek te gaan over elkaars ervaringen en opvattingen en in gesprek gaat om gedrag en bejegening bespreekbaar te maken (Van Dam & Zwikker, 2008). Om dit succesvol te doen moeten jongerenwerkers zich volgens Van Ginkel et al. (2007) eerst een positie verwerven. Dit is geen eenvoudige taak en ook niet aan iedereen besteed. Iemand die niet de juiste houding of uitstraling heeft, zal het in de dagelijkse praktijk erg moeilijk krijgen (Van Ginkel et al., 2007). Dit geldt nog sterker voor ambulante jongerenwerkers. Grenzen stellen is een teamverantwoordelijkheid. Daarnaast moet de jongerenwerker er samen met het team voor zorgen dat hij of zij zich ook veilig genoeg voelt om grenzen te bewaken. Jongerenwerkers zijn volgens Veenbaas et al. (2011) in veel gevallen de eersten die consequent grenzen stellen in de vrije tijd van de jongeren. Dit wekt bij jongeren wel eens onbegrip en boosheid op. Iedere jongerenwerker wordt wel eens verbaal of fysiek bedreigd. De jongerenwerker schakelt een collega of samenwerkingspartner in wanneer een confrontatie uit de hand loopt (Veenbaas et al., 2011). Pas als het contact met een groep vordert en de groep ook een zeker belang heeft bij de inzet van de jongerenwerker, dan kan er in de buitenruimte duidelijk worden gemaakt dat jongeren een grens overschrijden (Schellekens, 2008).

Jongeren bijsturen betekent meestal het belonen van goed gedrag en het confronteren met de gevolgen van slecht gedrag. Het is lastig jongeren te straffen voor onacceptabel gedrag. Jongeren verwachten van jongerenwerkers een bepaalde soepelheid, omdat het om vrijetijdsactiviteiten gaat. Een jongerenwerker zal straf hooguit als laatste redmiddel gebruiken. Het is vrijwel altijd beter om eerst een waarschuwing te geven, voordat er tot sancties over wordt gegaan. Het is daarbij wel belangrijk dat de jongeren inzicht hebben in het sanctioneringsysteem, omdat ze dan weten wat hun te wachten staat wanneer ze onacceptabel gedrag vertonen. Volgens Veenbaas et al. (2011) is het voor de jongerenwerker van essentieel belang vooraf te bedenken wat hij met de sanctie wil bereiken. Mogelijke sancties zijn: negeren/minder aandacht geven, uitsluiten van deelname aan bijzondere en leuke activiteiten, de rest van de groep belonen en de jongere in kwestie negeren en schorsen voor korte of langere tijd, de politie inschakelen en de jongere volledig schorsen (Veenbaas et al., 2011).

Indien een jongere voor langere tijd of volledig wordt geschorst is het wel belangrijk contact te onderhouden, zodat kan worden gemeld – eventueel door middel van een andere jongerenwerker – wanneer de jongere weer terug mag komen. Het is goed om jongeren die de fout in gaan later nog eens over het voorval te benaderen. Ze hebben dan de kans gehad om over hun gedrag na te denken en zullen ontvankelijk zijn voor wat de jongerenwerker erover te zeggen heeft. Voor sommige jongeren is het verschrikkelijk om in het bijzijn van

groepsleden op een fout gewezen te worden. Het kan dan werken om de jongere apart te nemen (Veenbaas et al., 2011).

Bemiddelen. Het niet ingrijpen van omwonenden zorgt ervoor dat jongeren geen signaal krijgen dat wat ze doen onacceptabel is. Volgens Van Wijk (2008) en Veenbaas et al. (2011) is het een taak van de jongerenwerker om de jongeren en omwonenden met elkaar in contact te brengen en bij conflicten als bemiddelaar op te treden. Met behulp van gesprekstechnieken zorgt de jongerenwerker ervoor dat gesprekken niet escaleren. Het is lastig om een goed gesprek te voeren met jongeren. De communicatiestijl van omwonenden is anders en jongeren laten zich niet makkelijk corrigeren. Vandaar dat de jongerenwerker veel ervaring moet opdoen en daar coaching bij nodig heeft. Collega-jongerenwerkers kunnen die coaching bieden.

Er bestaan soms vooroordelen over elkaar tussen groepen en die vormen een belemmering voor contact tussen groepen. Om misverstanden en irritatie te voorkomen moet de jongerenwerker de doelgroepen altijd vragen om Nederlands met elkaar te praten. Hoewel dit vanzelfsprekend klinkt, neigen groepen jongeren en anderen nog wel eens naar hun eigen (straat- of moeder)taal. Als er een broeierige sfeer tussen etnische groepen hangt, dien je die te doorbreken door ze bespreekbaar te maken uiteraard zonder daarbij te praten in ‘wij’ en ‘jullie’. De jongerenwerker moet zich bewust zijn van zijn voorbeeldfunctie. Dat kan zowel in groep als in een-op-een gesprekken. Daarbij dient de jongerenwerker direct te reageren, het gesprek rustig te houden en vanzelfsprekendheden te doorbreken (Veenbaas et al., 2011).