• No results found

Percentages geslacht patiëntgroep

In document Test of Memory Malingering (pagina 30-38)

Geslacht

Aantal patiënten

Man

65

procent

Vrouw

35

procent

§ 3.3 Onderzoeksinstrumenten

Patiënten kunnen de mate van mentale inspanning aangeven in een enquête die direct na de afname van de TOMM wordt aangeboden aan de patiënt. Het doel van deze enquête is het in kaart brengen van het energie- en concentratieniveau van de patiënt ten opzichte van de TOMM. Omdat de enquête vrijwel alleen bij oudere patiënten wordt afgenomen, is het van aanzienlijk belang dat de enquête kort en bondig is, maar toch relevante informatie

verzamelt. Om de belasting voor de patiënten enerzijds en de psychodiagnostisch werkende anderzijds minimaal te houden, is er voor gekozen de enquête te beperken tot een

schaalvraag over vermoeidheid, een over de ervaren duur van de test en tot slot een vraag over de ervaren emotionele belasting.

De enquête, zoals deze aan de patiënt is voorgelegd, is te vinden in bijlage 1 van dit rapport.

De TOMM is ook een instrument dat ingezet wordt in het onderzoek. Zonder de afname van de TOMM kunnen patiënten hun zienswijze over de test niet in de enquête geven. Ook voor het achterhalen van een mogelijke correlatie van de TOMM is de afname van de test nodig. De wijze waarop de TOMM wordt afgenomen, is beschreven in paragraaf 2.6.5, TOMM.

§ 3.4 Procedure

De patiënten waarbij de enquêtes zijn afgenomen, zijn na afloop van ieder

neuropsychologisch onderzoek benaderd om deel te nemen aan het onderzoek. Hierbij is benadrukt dat deelname aan het onderzoek volstrekt anoniem blijft. De patiënten kregen vooraf een korte uitleg over het onderzoek, door de psychodiagnostisch werker.

§ 3.5 Analyses

Er wordt in het onderzoek gekeken of er een significante samenhang bestaat tussen de eerste en tweede trial van de TOMM. Om te achterhalen of deze samenhang, ook wel een correlatie, aanwezig is, wordt er in het statistiekenprogramma SPSS (versie 21) een Pearson correlatie uitgevoerd.

Tijdens de afname van de TOMM zijn er aan de patiënt drie vragen gesteld, in de vorm van een enquête: een vraag over vermoeidheid, een over de ervaren duur van de test en een over de ervaren emotionele belasting. Deze vragen zijn in het onderzoek relevant, omdat zij een beeld geven van de mentale inspanning van de patiënt. Wanneer blijkt dat een verkorte versie van de TOMM minder beroep doet op het mentale inspanningsniveau van de patiënt, kan dit een belangrijk argument zijn om de test in te korten.

De vragen in de enquête vormen een belangrijk deel van het onderzoek. Het antwoord op de vraag in hoeverre de afname van de TOMM vermoeiend is voor de patiënt, zegt veel over het mentale inspanningsniveau van de patiënt. Wanneer blijkt dat de patiënt de TOMM significant minder vermoeiend vindt wanneer slechts één trial wordt afgenomen, kan dit een reden zijn om de test in te korten. Deze vraag is opgebouwd door middel van een vijfpunts Likertschaalvraag, die het mogelijk maakt om vermoeidheid meer valide en betrouwbaar te meten dan bij een open vraag (Segers, 2002). Daarnaast kan de kwaliteit van de meting empirisch worden nagegaan door middel van een schaalanalyse (Swanborn, 2005).Tot slot kunnen patiënten op deze manier het meest passende antwoord geven, doordat er

meerdere antwoordmogelijkheden zijn. Hoe meer antwoordmogelijkheden, hoe nauwkeuriger de patiënt antwoord kan geven.

Het antwoord op de tweede vraag van de enquête geeft letterlijk weer of de patiënt vindt dat de TOMM ingekort dient te worden in afnameduur. Indien uit deze vraag blijkt dat de

meerderheid van de patiënten de huidige afnameduur van de TOMM te lang vindt, kunnen op basis hiervan passende maatregelen worden genomen. Bij deze vraag is juist gekozen voor een gesloten vraag, om een duidelijke verdeling te creëren.

De uitkomsten van de derde vraag zijn een goede aanvulling op de eerste twee vragen van de enquête, omdat hieruit opgemaakt kan worden of de TOMM voor de patiënt een

geschikte test is om te maken, of dat er beter gekozen kan worden voor een andere test. Bij deze vraag is gekozen voor een open antwoordmogelijkheid, om een goed beeld te krijgen van waarom de patiënt een bepaald cijfer toekent aan de test.

4 Onderzoeksresultaten

In het vorige hoofdstuk staat beschreven hoe de onderzoeksgegevens verzameld zijn. In dit hoofdstuk worden de verkregen resultaten geanalyseerd. De resultaten worden met behulp van statistiekprogramma SPSS bestudeerd en de uitkomsten daarvan worden in dit

hoofdstuk beschreven. De onderzoeksresultaten zijn gerangschikt per deelvraag.

§ 4.1 Uitvoering onderzoek

Er zijn in het onderzoek 28 enquêtes afgenomen om bij de patiëntgroep na te gaan hoe vermoeiend zij de afname van de TOMM vinden. Daarnaast konden zij in deze enquête aangeven of zij de afname van de TOMM te langdurig vonden en konden zij tot slot een beoordeling aan de TOMM geven door middel van een cijfer van 1 tot 10. Het doel van deze enquête was het in kaart brengen van het energie- en concentratieniveau van de patiënt ten opzichte van de TOMM.

De enquête, die door een neuropsycholoog van de geheugenpoli is goedgekeurd, is direct na de afname van de TOMM tijdens het geheugenonderzoek ingevuld door de patiënt. De patiënt heeft de informatie over de enquête op twee manieren aangeboden gekregen, namelijk verbaal en op papier. Zowel op papier als verbaal is er uitleg gegeven over de

antwoordmogelijkheden. Daarnaast heeft de psychodiagnostisch werker uitgelegd met welk doel de enquête werd afgenomen.

Tijdens het onderzoek is de enquête voor de patiënt gelegd en tegelijkertijd is er een verbale instructie gegeven. Op deze manier heeft de patiënt zelf kunnen kiezen welke manier van instructie beter onthouden werd. De patiënt mocht zowel verbaal als schriftelijk antwoord geven op de vragen in de enquête. Bij verbaal antwoord heeft de psychodiagnostisch werker de antwoorden van de patiënt genoteerd.

De psychodiagnostisch werkers hebben voorafgaand aan de geheugenonderzoeken per email instructies gehad over de afname van de enquête en hebben in een gemaakte

planning na kunnen kijken in welke onderzoeksgroep (controlegroep of experimentgroep) de patiënt was ingedeeld.

De uitkomsten van de enquêtes zijn geanalyseerd in SPSS. Er is sprake van een betrekkelijk kleine patiëntgroep, omdat er maximaal twee neuropsychologische onderzoeken per dag gepland stonden en er daardoor te weinig tijd is geweest om meer dan 30 enquêtes af te nemen. Doordat sommige patiënten bij de enquête op de eerste trial van de TOMM lager presteerden dan 45 punten, is het bij deze patiënten noodzakelijk geweest om de tweede trial af te nemen. Hierdoor zijn er twee patiënten afgevallen in de experimentele groep en bestaat deze groep nog uit dertien patiënten.

§ 4.2 Respons onderzoek

Voor het empirisch onderzoek zijn 30 enquêtes verspreid onder de patiënten. Hiervan zijn er 28 ingevuld terug gekomen en gebruikt voor de analyse in het onderzoek. Daarnaast is er een database met testresultaten beschikbaar gesteld van 120 patiënten. Hier zijn 50

patiënten uit gefilterd door middel van een selecte steekproef. Deze uitkomsten zijn gebruikt om een correlatie aan te tonen tussen beide trials van de TOMM.

§ 4.3 Onderzoeksresultaten

Op de vragen of onderpresteren bij patiënten meetbaar is, en of de TOMM daar een

geschikte test voor is, is antwoord gegeven in paragraaf 2.7 van dit rapport. De vraag of de afname van de TOMM binnen het ziekenhuis ingekort kan worden, is onderverdeeld in vier sub-deelvragen.

Om allereerst te achterhalen of er een correlatie bestaat tussen trial 1 en 2 van de TOMM, is er een Pearson correlatie uitgevoerd. Er blijkt een matig positieve samenhang te zijn (r = 0,32; p < 0,001; n = 50) tussen de eerste en tweede trial van de TOMM. Uit deze vergelijking

blijkt ook dat de uitkomsten op de tweede trial gemiddeld hoger liggen dan de uitkomsten op de eerste trial. Van de 50 onderzochte patiënten behaalde 14 procent van de groep een lagere uitkomst op de tweede trial ten opzichte van de eerste trial. 24 procent behaalde dezelfde uitkomst op de tweede trial als op de eerste trial. Op basis van deze gegevens blijkt dat het niet verstandig is om de tweede trial van de TOMM weg te laten.

Om antwoord te geven op de vraag of het weglaten van de tweede trial van invloed is op het

mentale inspanningsniveau van de patiënt, hebben 28 patiënten een enquête ingevuld. Het

eerste aspect in de enquête is vermoeidheid. De patiënt kon aangeven in welke mate hij de test als vermoeiend heeft ervaren. Patiënten waarbij zowel trial 1 als trial 2 zijn afgenomen geven aan dat zij de TOMM minder vermoeid vonden dan de patiënten waarbij alleen de eerste trial is afgenomen. Er is gebleken dat de afname van beide trials significant minder vermoeiend was (U = 49,5; n = 28; p = 0,02) ten opzichte van de afname van slechts één trial (Howitt, 2007). Uit de grafiek (figuur 2) blijkt dat patiënten waarbij beide trials zijn

afgenomen, aangeven dat zij minder vermoeid zijn (gemiddelde rangscore 11) dan patiënten waarbij slechts één trial is afgenomen (gemiddelde rangscore 18). In hoofdstuk 5, conclusies en aanbevelingen, wordt verder ingegaan op deze uitkomsten.

Figuur 2 Boxplot vermoeidheid

Om te achterhalen of er een verschil in mening te vinden is over de afnameduur van de

TOMM, is er een kruistabel van de gegevens gemaakt. Het merendeel van de controlegroep

geeft aan dat zij de testafname in tijdsduur niet lang, dan wel acceptabel vonden. Dit is opvallend, omdat bij deze groep patiënten beide trials zijn afgenomen en de test in zijn geheel langer duurde dan bij de experimentgroep. In tabel 5 zijn de uitkomsten van de beleving van de afnameduur van de TOMM weergegeven.

Tabel 5

Uitkomsten

lengte

TOMM

in

een kruistabel

Experimentgroep

Controlegroep

Totaal

Test

duurt te

lang

5

3

8

Test

duurt niet te

lang

10

12

22

Totale normgroep

13

15

28

Om de kruistabel te analyseren is een Chi-kwadraattoets uitgevoerd. De Chi-kwadraattoets wordt gebruikt bij nominale gegevens (categoriegegevens) in de vorm van frequenties. De discrepantie tussen de werkelijke frequenties in de gegevens en de waarden die de frequenties zouden aannemen als de nulhypothese juist zou zijn, vormt de basis van de berekening. Hoe groter de discrepantie, des te groter de waarde van chikwadraat en des te meer zijn de resultaten statistisch significant (Howitt, 2007). De waarde van chikwadraat was 0,68, wat niet significant is op het 5 procent-niveau bij 1 vrijheidsgraad. Er is dus geen verschil tussen de groep waarbij één trial is afgenomen, in vergelijking met de groep waarbij beide TOMM trials zijn afgenomen (Chi = 0,68; DF = 1; p = 0,41) (Baarda, 2007).

De uitkomsten op de vraag hoe de patiënt de TOMM beoordeelt, zijn geanalyseerd met behulp van een t-toets voor twee niet-gekoppelde steekproeven. De t-toets voor

onafhankelijke steekproeven wordt toegepast om na te gaan of de gemiddelden van twee groepen (onafhankelijke steekproeven) op een testvariabele significant van elkaar

verschillen. Voorwaarde hiervoor is dat de testvariabele op interval-/rationiveau gemeten zijn (Baarda, 2007). Naast de mogelijkheid om als patiënt een cijfer toe te kennen aan de

TOMM, hebben zij ook de gelegenheid gehad om te omschrijven met welke reden zij een bepaald cijfer toekenden aan de test. Het gemiddelde cijfer dat in de experimentgroep wordt toegekend aan de TOMM is een 7,1 (sd = 1,39). De controlegroep geeft de test gemiddeld een 7,8 (sd = 1,21). Dit verschil is niet significant (t = -1,55; DF = 27,48; p = 0,13 bij

tweezijdige toetsing).

Van de 28 patiënten die de vraag hebben ingevuld over het cijfer dat zij toekennen aan de TOMM, hebben slechts 11 patiënten een toelichting gegeven op het door hen toegekende cijfer. Vijf patiënten hiervan geven een overwegend negatieve beoordeling. Zij vinden de afname van de TOMM op een te hoog niveau liggen in vergelijking met hun

capaciteitenniveau. Om die reden vinden zij de afname van de TOMM tamelijk vermoeiend. Er worden toelichtingen gegeven als ‘ik ben een paar plaatjes vergeten’, en ‘het kostte wat meer moeite om me te concentreren’. De overige zes patiënten zijn positief over de TOMM, de toelichting loopt uiteen van ‘leuk om te doen’ tot ‘makkelijke test’.

Echter strookt het cijfer dat de patiënt geeft aan de TOMM niet altijd met de toelichting die zij erbij schrijven. Bovengenoemd voorbeeld over het niet kunnen onthouden van de plaatjes, kent bijvoorbeeld het cijfer 7 toe aan de test. Bij een vervolgonderzoek is het daarom raadzaam om de patiënt verbaal te vragen naar de reden van het gegeven cijfer en hem in een dergelijk geval er naar te vragen waarom het gegeven cijfer positief is, maar de

toelichting negatief. Hier wordt verder op ingegaan in hoofdstuk 5.

In document Test of Memory Malingering (pagina 30-38)