• No results found

Partiële buitenlandse belastingplicht afschaffen

Hoofdstuk 5: Alternatieve maatregelen

5.5 Partiële buitenlandse belastingplicht afschaffen

Naast de drie voorgenoemde punten die kunnen worden aangepast, bestaat er nog een mogelijke inperking die de regeling ten goede zal komen, namelijk de afschaffing van de partiële buitenlandse belastingplicht.75 Deze mogelijkheid is inherent aan de 30%-regeling zelf. En de afschaffing hiervan zou kunnen bijdragen aan de gestelde doelen van de regeling.

Bij de toepassing van deze faciliteit wordt het box 2 en box 3 inkomen behandeld ware de belastingplichtige een buitenlands belastingplichtige. Dit houdt in dat de belastingplichtige die hiervan gebruik maken niet belastbaar zijn in Nederland voor hun vermogen.

72 Commentaar van het Financieel Dagblad, “Versobering ‘expatsubsidie’ levert schatkist meer op dan

verwacht”, Het Financieel Dagblad, 9 juli 2018, https://fd.nl/economie-politiek/1261204/kosten-expatsubsidie- veel-hoger-dan-geraamd.

73 Dialogics, p. 39 74 Zie §2.7 75 Zie §2.6

Spaarrekeningen, beleggingen en dergelijke. Maar aangezien ze in hun land van herkomst vaak niet meer als inwoner worden gezien, zal dit in veel gevallen leiden tot belastingvrijdom.76 Aangezien ze daar ook niet kunnen worden belast voor hun vermogen.

Dit voordeel ligt niet in lijn met de achtergrond van de regeling, namelijk extraterritoriale kosten vergoeden. Waarom zou dit voordeel ten goede komen aan werknemers die in aanmerking komen voor de 30%-regeling en niet aan Nederlandse werknemers. Dit extra voordeel heeft namelijk niks te maken met de vergoeding van extra kosten die een Nederlandse werknemer niet hoeft te maken.77 De vrijstelling houdt derhalve weinig verband met het uitzenden van arbeid naar Nederland.78

Wanneer de vergelijking wordt getrokken tussen de situatie van buitenlandse werknemers die wel en niet in aanmerking voor de regeling komen, dan is nog beter te zien waar de schoen wringt. De niet in aanmerking komende werknemers kunnen kiezen voor de vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten, maar daarbij komt het extra voordeel van de partiële buitenlandse belastingplicht niet aan hen toe. Ze maken beide extra kosten, echter de gebruiker krijgt een voordeel dat verder strekt dan de vergoeding van de kosten. Waar de rechtvaardiging van dit onderscheid in ligt is lastig te verklaren.79 Deze regeling zou beogen dat het Nederlandse fiscale stelsel geen barrière opwerpt om hier te komen werken voor werknemers die inkomsten uit vermogen genieten, die in het oorspronkelijke woonland niet of laag worden belast.80 Ik vind dat dit geen adequate rechtvaardiging is. Dit eventuele probleem kan vandaag de dag worden opgelost d.m.v. verdragen die de heffingsbevoegdheid tussen landen regelen. En bij het ontbreken van dergelijke verdragen kan het besluit voorkoming dubbele belasting 2001 nog uitkomst bieden. Daarnaast biedt deze reden geen rechtvaardiging voor het verschil in behandeling van werknemers die in Nederland tewerk worden gesteld met of zonder 30%-regeling.

Bovendien is dit voordeel het grootst bij werknemers met hoge inkomens, aangezien zij vaak over meer vermogen beschikken. Hierdoor wordt de overcompensatie voor hen nog hoger. Naar mijn mening geeft dit des te meer aanleiding om de partiële buitenlandse belastingplicht af te schaffen. 76 Heithuis, 2017, p. 18-19. 77 Heithuis, 2017, p. 18-19. 78 Kavelaars, 2017, §5. 79 Heithuis, 2017, p. 18-19.

5.6 Conclusie

In dit hoofdstuk is een deelvraag behandeld, namelijk:

“Zijn er alternatieve aanpassingen of regelingen voorhanden die beter invulling geven aan de doelstellingen van de regeling?”

Hierop kan een kort antwoord geformuleerd worden. Een viertal alternatieven is aan bod gekomen, te weten:

• Het stellen van een salarismaximum • Het vergroten van de 150-kilometergrens • De duur van de regeling verder inperken

• En de partiële buitenlandse belastingplicht afschaffen

Waarbij het mijn voorkeur geniet om een salarismaximum te stellen en de partiële buitenlandse belastingplicht af te schaffen.

Een verdere uitwerking van de wenselijkheid van de aanpassingen wordt behandeld in hoofdstuk 7. Hierin wordt een aanbeveling gegeven.

Hoofdstuk 6: Conclusie

In deze scriptie stond de volgende onderzoeksvraag centraal:

“Voldoet de huidige 30%-regeling aan de doelstellingen die bij het invoeren van de regeling werden beoogd?”

Aan de hand van het gevoerde onderzoek in deze scriptie kan, doormiddel van de behandeling van verschillende sub onderwerpen, een antwoord op deze hoofdvraag worden geformuleerd. Ten eerste is van belang hoe de huidige 30%-regeling eruitziet. De regeling behelst een forfaitaire onbelaste vergoeding van maximaal 30% van het loon ter zake van gemaakte extra kosten van een ingekomen buitenlandse werknemer.

Om hiervoor in aanmerking te komen moet er aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Deze voorwaarden luiden als volgt:

• Het moet gaan om een extraterritoriale werknemer;

• Met specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is;

• En die in meer dan twee derde van de periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvang van de tewerkstelling in Nederland, woonachtig was op een afstand van meer dan 150 kilometer van de grens van Nederland.

Wanneer een werknemer hieraan voldoet, dan krijgt deze werknemer de regeling toegekend voor een looptijd van vijf jaar.

Vervolgens is de vraag wat de doelstellingen van de regeling zijn en of deze met de huidige toepassing van de regeling worden nagestreefd. De regeling is een faciliteit om het verschil tussen binnenlandse en buitenlandse werknemers te elimineren, door de extra kosten die een buitenlandse werknemer moet maken ter zake van zijn dienstbetrekking in Nederland, onbelast te laten vergoeden op forfaitaire wijze.

De regeling heeft daarbij nog drie hoofddoelen, namelijk:

1. Het aantrekken van werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid die in Nederland niet of schaars aanwezig is;

2. Het aantrekkelijk en competitief houden van het Nederlandse vestigingsklimaat; 3. Het verminderen van de administratieve lasten voor werkgevers en werknemers. Uit onderzoek blijkt dat de regeling in haar huidige vorm zowel doeltreffend als doelmatig is ten aanzien van al deze doelstellingen.81 Wel bleek dat dit efficiënter kon. Daarom is er gekozen voor een aanpassing. De looptijd van de regeling is verkort van acht jaar naar vijf jaar. Dit is de doelmatigheid ten goede gekomen, aangezien het meer inkomstenbelasting oplevert. Terwijl het niet tot nauwelijks ten koste van de doeltreffendheid is gegaan.

De nodige kritiek blijft echter bestaan, deze kritiek richt zich voornamelijk op de maatschappelijke aspecten. De regeling veroorzaakt namelijk een scheve verhouding tussen binnenlandse en buitenlandse werknemers.82 Daarenboven leidt de toepassing van de regeling tot een overcompensatie bij hoge inkomens, dit is onwenselijk met het oog op het EU-recht. Als gevolg daarvan is een aantal alternatieven besproken, vier mogelijkheden zijn aan bod gekomen. Namelijk het stellen van een salarismaximum, het vergroten van de 150-

81 Dialogics, 2017. 82 Stevens, 2017, §2.

kilometergrens, de duur van de regeling verder inperken en de partiële buitenlandse belastingplicht afschaffen.

Al met al wordt er met de huidige regeling weldegelijk aan de gestelde doelstellingen voldaan. Door het werken met een forfait wordt bijgedragen aan de eenvoud van de regeling. En door het gunstig uitvallen van de regeling worden werknemers met een specifieke deskundigheid aangetrokken die in Nederland schaars aanwezig zijn. Dit alles draagt bij aan de aantrekkelijkheid van het Nederlandse vestigingsklimaat. De huidige vorm van de regeling kan dus zeker in stand gehouden worden. Daartegenover staat dat er veel ruimte voor verbetering van de 30%-regeling bestaat.