• No results found

PAGINA ▪ 36 een netwerk hebben invloed op hoe het netwerk functioneert Ze vallen grotendeels buiten

In document Met zorg voor veiligheid (pagina 36-40)

de controle van netwerkactoren (Kenis & Provan, 2009, p. 451), vandaar dat ze ‘exogene kenmerken’ worden genoemd. In 3.1.1, 3.1.2 en 3.1.3 wordt verder ingegaan op de exogene kenmerken ‘netwerkvorm’, ‘oprichting’ en ‘ontwikkelingsfase’.

3.1.1

NETWERKVORM

Verschillende onderzoeken wijzen uit dat de vorm van een netwerk, de uiteindelijke prestaties kunnen beïnvloeden (Baker & Faulkner, 1993; Provan & Milward 1995; Cross, Parker, & Borgatti, 2002; Burt, 2005). Er bestaan drie basismodellen van netwerkvormen: het zelfregulerende netwerk, het netwerk met een leidende organisatie en de Network

Administrative Organisation [NAO]. Het zelfregulerende netwerk is een netwerkvorm die uit verschillende organisaties bestaat die gezamenlijk als netwerk fungeren, maar als netwerk geen overkoepelende entiteit heeft (Kenis & Provan, 2009, p. 446). Het is een horizontale samenwerking waar iedere actor gelijk is aan de ander. De tweede netwerkvorm, met een leidende organisatie, is een vorm die vaak voorkomt bij verticale relaties tussen actoren. Alle werkzaamheden en belangrijke beslissingen worden door de leidende organisatie binnen het netwerk gecoördineerd (Kenis & Provan, 2009, p. 448). Er is echter geen overkoepelende entiteit. Bij de derde netwerkvorm, de NAO, is een apart zelfstandig instituut opgericht, specifiek met het idee dat deze het netwerk en diens werkzaamheden managet en coördineert.

Zoals in het beleidskader aan bod is gekomen, zijn Zorg- en Veiligheidshuizen organisaties die opgericht zijn ten behoeve van het netwerk (Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2013b). Daarmee zijn er aparte entiteiten opgericht die de taken van de netwerken managen en coördineren. In de Zorg- en Veiligheidshuizen wordt de Top X-aanpak

gemanaged en gecoördineerd. Daarom kan bij Zorg- en Veiligheidshuizen gesproken worden van de derde netwerkvorm: het ZVHRU is een NAO. In de volgende paragraaf wordt dieper op de NAO ingegaan.

PAGINA▪ 37

NAO: NETWORK ADMINISTRATIVE ORGANISATION

Het enige doel van de NAO is het netwerkbeheer. Behalve de diensten die met het netwerk te maken hebben, biedt de NAO zelf geen individuele diensten aan. De mate van

formaliteit van deze NAO’s kan erg verschillen: van enkele informele personen die

voornamelijk faciliteren, tot een formele en complexe organisatie met bestuur en personeel. Dit laatste komt voornamelijk voor wanneer de NAO haar legitimiteit wil vergroten. Als de NAO door de overheid wordt beheerd, zijn deze vaak opgericht op het moment dat het netwerk voor het eerst wordt gevormd. Vaak met als doel de groei te stimuleren en de netwerkdoelen te bereiken (Kenis & Provan, 2009, 448). Alhoewel de NAO de

werkzaamheden en belangrijkste besluiten van het netwerk coördineert, kan het zijn dat organisaties binnen het netwerk onderling met elkaar samenwerken. In figuur 2 is de

schematische weergave van deze netwerkvorm te zien (Kenis & Provan, 2009). De lijnen met pijlen geven de samenwerking tussen actoren in het netwerk weer. De pijlen met

stippellijnen geven de mogelijke interactie of samenwerking tussen twee actoren weer, waar (in mindere mate) netwerk coördinatie nodig is, omdat het voor het netwerk geen

belangrijke werkzaamheden of besluiten betreft. Het voorgaande wordt in onderstaand figuur gepresenteerd (Kenis & Provan, 2009):

PAGINA▪ 38

Figuur 2: Schematische weergave basismodel Network Administrative Organisation Uit de literatuur blijkt dat er sterke en zwakke punten aan deze netwerkvorm verbonden zitten. De sterke punten van een NAO zijn de duurzaamheid en legitimiteit van het netwerk en in enigermate ook de effectiviteit die er vaak mee gepaard gaat. Daarnaast zijn er twee zwakke punten aan dit model, ten eerste kunnen de andere actoren te veel op de NAO gaan leunen, wat de samenwerking niet bevorderd. Ten tweede kan het voorkomen dat besluitvormingsprocessen binnen het netwerk te bureaucratisch worden (Kenis & Provan, 2009, p. 448).

PAGINA▪ 39

3.1.2

OPRICHTING

Het tweede exogene kenmerk waardoor netwerken van elkaar kunnen verschillen, is de manier waarop zij zijn opgericht. Netwerken kunnen vrijwillig of verplicht worden opgericht. Een vrijwillig opgericht netwerk is een netwerk dat van onderaf - bottom-up - geïnitieerd is door professionals en organisaties die zelf deel gaan nemen aan het netwerk. Bij een netwerk dat in opdracht of verplicht is opgericht, is dit van bovenaf - top-down - bepaald. Meestal door een overheidsinstelling (Kenis & Provan, 2009).

De manier waarop een netwerk is opgericht, heeft effect op hetgeen het kan bereiken. Voor te stellen is dat bij een verplichte samenwerking, de motivatie om samen te werken anders (in mindere mate) aanwezig is, dan bij een vrijwillige samenwerking. Hier heeft het netwerk in principe geen invloed op, maar kan het bereiken van het doel wel beïnvloeden.

Zodat later in dit hoofdstuk relevante verklarende variabelen opgesteld kunnen worden, is het belangrijk kort stil te staan bij de manier waarop de samenwerking in het ZVHRU is opgericht. In het beleidskader is aan bod gekomen dat Zorg- en Veiligheidshuizen in eerste instantie uit lokale initiatieven - bottom-up - zijn opgericht. Tegenwoordig bestaat er wel een landelijk kader voor de huizen, maar de Zorg- en Veiligheidshuizen blijven ruimte voor eigen invulling behouden. In lijn met de theorie is er in het ZVHRU daarom sprake van vrijwillige oprichting.

3.1.3

ONTWIKKELINGSFASE

Netwerken ontwikkelen zich, hierbij maken zij verschillende ontwikkelingsfasen door. De ontwikkelingsfase waarin een netwerk zich bevindt, is het derde exogene kenmerk van netwerksamenwerkingen (Kenis & Provan, 2009). De ontwikkeling van netwerken is in vijf fasen in te delen.

In de eerste ontwikkelingsfase van een netwerk wordt er in meer of mindere mate samengewerkt tussen partners, maar door (nieuwe) omstandigheden werkt het

samenwerken nog niet optimaal. Er ontstaat onvrede tussen de partners, wat ertoe leidt dat zij opzoek gaan naar verbetering. Er is behoefte aan een andere manier van samenwerken. Deze eerste fase wordt lering trekken genoemd (Van Delden, 2009a).

PAGINA▪ 40

In document Met zorg voor veiligheid (pagina 36-40)