• No results found

PAGINA ▪ 68 interviewvragen zijn met opzet op een bepaalde volgorde geplaatst Zo is de eerste vraag

In document Met zorg voor veiligheid (pagina 68-71)

een ‘eenvoudige’ vraag, om de respondent rustig in het gesprek te laten komen. Deze eerste vraag is wel meteen relevant voor de analyse. Voor een volledig overzicht van de introductie, de interviewvragen en de afsluiting van het interview, kunnen in bijlage 2 de interviewguides worden teruggevonden. De interviewguide voor het interview met de manager verschilt van de interviewguide van de andere medewerkers van de organisaties. Hiervoor is gekozen omdat aan de manager andere relevante vragen zijn gesteld,

aangepast aan diens functie binnen het ZVHRU. Deze vragen zijn meer op de werking van de Top X-aanpak in het ZVHRU als geheel gefocust. De interviewguide van de manager van het ZVHRU is te vinden in bijlage 2, interviewguide 2.

Ieder interview heeft gemiddeld één uur geduurd. In verband met de COVID-19

maatregelingen hebben de interviews niet op kantoor plaats kunnen vinden. De interviews hebben daarom telefonisch of via beeldbellen plaatsgevonden. Al de interviews zijn

opgenomen en vervolgens woordelijk uitgetypt tot een transcript. In dit onderzoek worden de respondenten in de tekst verwerkt, door - bijvoorbeeld bij citaten - te verwijzen naar de organisatie, functie en regio. Naar medewerkers uit regio Utrecht Stad wordt met een ‘A’ verwezen en naar medewerkers uit regio Utrecht Oost met een ‘B’ achter hun functie, zoals ook in tabel 1 terug te zien is.

Naast de daadwerkelijke dataverzameling voor dit onderzoek, is er ter verkenning van het onderwerp ook een oriënterend interview afgenomen. Deze verkenning was de start van dit onderzoek en heeft plaatsgevonden alvorens de hierboven beschreven dataverzameling. Het oriënterende interview heeft plaatsgevonden met de manager van het Zorg- en Veiligheidshuis Utrecht. Dit gesprek is niet opgenomen en was ongestructureerd van aard. Vragen zijn niet van tevoren geformuleerd. Wel zijn van tevoren enkele thema’s voorbereid waar in het interview op terug gekomen moest worden. Doordat dit interview voorafgaand aan de verdere interviews heeft plaatsgevonden, heeft het bijgedragen aan het formuleren van de aanleiding van dit onderzoek. Dit interview heeft de onderzoeker van de

basisinformatie en -kennis voorzien, die nodig is voor het goed uitvoeren van dit onderzoek.

PAGINA▪ 69

4.4

DATAVERWERKING

Wanneer de dataverzameling achter de rug is, is het van belang om met dit materiaal tot conclusies te komen (Baarda, 2018). De opgedane data dient te worden geanalyseerd om hiervan vervolgens onderzoeksresultaten te vormen en hier conclusies aan te verbinden.

In de documenten- en literatuurstudie zijn de documenten en de literatuur

geanalyseerd door deze te scannen op relevantie. Gezocht is op relevante trefwoorden als ‘Top X-aanpak’, ‘Zorg- en Veiligheidshuizen’, ‘netwerksamenwerking’ en ‘netwerkeffectiviteit’. De centrale vraag van dit onderzoek is hierbij sturend geweest, evenals de in hoofdstuk 1 opgestelde deelvragen.

De data uit de empirische dataverzameling - de interviews - dient ook te worden verwerkt. Dit wordt gedaan door ‘gericht coderen’ vanuit het theoretisch raamwerk. Dit betekent dat de uitgetypte transcripten worden gethematiseerd. De thema’s waarop gecodeerd wordt, zijn gebaseerd op de theorie en de operationalisatie van dit onderzoek. Bij gericht coderen worden de transcripten gelezen waarbij zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de centrale thema’s die van tevoren als codes zijn vastgesteld (Lucassen & Hartman, 2007). De theorie - met name het conceptueel model - en de operationalisatie maken de centrale theoretische onderwerpen van dit onderzoek inzichtelijk. Het coderen houdt in dat de transcripten worden gelezen en stukken tekst met een bepaalde ‘code’ bestempeld worden. De termen uit de theorie en operationalisatie vormen de codes. Deze codes - thema's - zijn de ‘variabelen’ uit het conceptueel model en de ‘dimensies’ en ‘indicatoren’ uit de operationalisatie in paragraaf 4.5. Codes kunnen worden aangescherpt of herformuleerd om de toepasbaarheid van de codes te vergroten (Lucassen & Hartman, 2007). Alleen wanneer blijkt dat een bestaande code niet past bij de data dat is verzameld, kan er een nieuwe code worden geformuleerd (Lucassen & Hartman, 2007).

PAGINA▪ 70

4.5

OPERATIONALISATIE

In de theorie zijn verschillende begrippen naar voren gekomen, die in de analyse gemeten dienen te worden. Om “tot een juiste meting te komen van een bepaald concept” is een operationalisatie van belang (Vennix, 2011, p. 339). In de operationalisatie van een onderzoek worden de theoretische concepten vertaald naar empirisch waarneembare kenmerken (Vennix, 2011). De theoretische concepten die hier geoperationaliseerd dienen te worden, zijn de concepten uit het conceptueel model. Allereerst wordt de afhankelijke variabele ‘netwerkeffectiviteit’ geoperationaliseerd. Gevolgd door de onafhankelijke variabelen: doel, belang, middelen, geschiedenis, communicatie en vertrouwen.

Bij iedere variabele wordt eerst een beschrijving gegeven. Hierna volgt de methode waarop de variabele gemeten wordt bij de twee cases. De methode kan bestaan uit een

documentenanalyse of uit het stellen van interviewvragen. Bij elke variabele wordt afgesloten met een tabel, waarin de variabele en diens dimensie, indicator en de instrumentalisering wordt samengevat. De interviewvragen worden benoemd bij de operationalisatie en zijn daarnaast opgenomen in de interviewguides in bijlage 2.

4.5.1

NETWERKEFFECTIVITEIT

Zoals in het theoretisch kader is benoemd, zijn er verschillende type onderzoeken naar effectiviteit en is het belangrijk stil te staan bij welk type effectiviteit wordt onderzocht. Netwerksamenwerkingen worden opgericht om het gedeelde doel van organisaties te behalen. Dit doel is de basis van de netwerksamenwerking en is hetgeen de organisaties bij elkaar brengt (Matterssich & Monsey, 1992). In het vorige hoofdstuk is ingegaan op dit gedeelde doel en hoe deze van belang is voor netwerksamenwerkingen. Gezien het belang van het gedeelde doel en gezien dit gedeelde doel de basis voor een

netwerksamenwerking is, wordt in dit onderzoek netwerkeffectiviteit gemeten door naar de doelbereiking te kijken. De Top X-samenwerking wordt daarmee als effectief beschouwd, wanneer deze samenwerking het gemeenschappelijke doel van de Top X-aanpak bereikt. Netwerkeffectiviteit kan daarmee als volgt worden omschreven: de mate waarin het gemeenschappelijke doel bij de ketensamenwerking rondom de Top X-aanpak in het

PAGINA▪ 71

In document Met zorg voor veiligheid (pagina 68-71)