• No results found

1.4 Bestaande studies betreffende acceptatie van robotica bij ouderenzorg

1.4.2 Overzicht bestaande studies en leemtes

Tabel 2 vormt een overzicht van enkele onderzoeken die dicht aansluiten bij het onderwerp van deze masterproef. Deze tabel bevat slechts enkele artikels en papers, er bestaat nog veel meer onderzoek naar accepatie van robotica. Indien deze tabel kolom per kolom vergeleken wordt, is het mogelijk om de belangrijkste punten te bekijken en zo mogelijke leemtes te ontdekken.

Wanneer het onderwerp van de onderzoeken vergeleken wordt, wordt het duidelijk dat tot op vandaag nog weinig onderzoek gevoerd is naar het standpunt van zorgverleners ten opzichte van robots in de zorg. De focus van de onderzoeken lag meestal op het acceptatiegedrag van de ouderen zelf. Daarnaast werden de onderzoeken ook vaak gevoerd in RVT, desondanks dat er een groeiend aantal ouderen is die thuis ondersteuning krijgen.

Wanneer gekeken wordt naar de geografie van deze onderzoeken, valt het op dat er nog weinig onderzoeken in België gevoerd zijn. Broekens et al. (2009) vermelden dat er veel onderzoeken plaatsvinden in Japan maar, dat deze omwille van culturele verschillen niet altijd veralgemeend kunnen worden. Er werd reeds onderzoek gedaan in Nederland en Frankrijk waardoor de resultaten van deze onderzoeken wel vergeleken kunnen worden met België.

Ter besluit kan gesteld worden dat er nog weinig literatuur terug te vinden is over het acceptatiegedrag van zorgverleners omtrent robotica in de ouderenzorg. Daarnaast wordt ook amper gekeken naar zorgrobotica ingezet bij thuiswonenende ouderen. Op deze leemtes poogt dit onderzoek een antwoord te bieden.

Tabel 2. Overzicht bestaande studies

Bron

Onderwerp

Methodologie

Geografie

(Sector)

Belangrijkste bevindingen

(Broadbent, Stafford, & MacDonald, 2009) Menselijke reacties op robots in de gezondheidszorg en beïnvloedende variabelen. Review Ongekend (Gezondheidszorg)

10 factoren die acceptatie beïnvloeden (1) organisatorisch (2) technologisch (3) individueel

(Van Kemenade, Konijn, & Hoorn, 2015)

Morele zorgen en bezwaren van zorgverleners tegenover robots in de zorg. Focusgroepen Nederland (Gezondheidszorg)

Amper zorgen rond rechtvaardigheid en autonomie. Meeste zorgen rond

mogelijke kwaadaardigheid van de robots.

(Pino, Boulay, Jouen, & Rigaud, 2015)

SAR-acceptatie van drie groepen volwassenen.

Focusgroepen + Enquête

Frankrijk

(Gezondheidszorg)

Belang gezichtsuitdrukkingen van robot. Functionaliteiten: (1) veiligheid en

gezondheidszorg voor patiënt (2) vergoeding voor cognitieve stoornissen (3) communicatie en sociale ondersteuning.

(Wang, Sudhama, Begum, Huq,

Perspectieven van ouderen met ziekte van Alzheimer

Semi-

gestructureerde

Verenigde Staten (Gezondheidszorg)

Bereid om robot in te zetten bij ouderen en verschillende zelfs meteen.(Bleef gelijk bij elk

en hun verzorgers. stadium van dementie en thuiswonenden of niet)

(Erebak, & Turgut, 2019)

Relaties tussen vertrouwen in robots en antropomorfisme, gebruiksintentie en voorkeur voor automatiseringsniveaus. Experiment Turkije (Gezondheidszorg)

Vertrouwen in robots is gelinkt aan intentie tot gebruik. Voorkeur aan hogere niveaus van automatisering. Antropomorfisme van robots is irrelevant voor vertrouwen.

(Broadbent et al., 2011) Attitudes en voorkeuren

rond robot in

gezondheiszorg van drie groepen.

Focusgroepen + Vragenlijsten

Nieuw-Zeeland (Gezondheidzorg)

Robots voor bepaalde taken meer geschikt dan mensen. Vooral zorgen rond job, veiligheid en betrouwbaarheid.

(Alaiad, Zhou, & Koru, 2014)

Beïnvloedende factoren van adoptie.

Enquête Verenigde Staten

(Gezondheidszorg)

Gebruiksintentie van robots voor thuiszorg is direct afhankelijk van PE, SI en perceived

security en indirect afhankelijk van EE. (De Graaf, & Allouch,

2013) Invloeden van verschillende variabelen op gebruikersaccpetatie van Review Nederland (Gezondheidszorg)

Bruikbaarheid, aanpassingsvermogen, plezier, gezelschap, kameraadschap en ervaren gedrag: belangrijkste variabelen verklaren van accepatie

(Bedaf, Draper, Gelderblom, Sorell, & de Witte, 2016)

Factoren die acceptatie van robots beïnvloeden.

Focus groepen Nederland, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk

(Gezondheiszorg)

Soms bevelen niet opvolgen.

Herinneringsfunctie bij robot. Meer kans op acceptatie bij meer ervaring.

(Mitzner, Kemp, Rogers, & Tiberio, 2013)

Implementatie van robots door zorgverleners in hun dagelijkse werkroutines.

Interview Verenigde Staten

(Gezondheidszorg)

Eerder robot als hulp bij fysiek veeleisende of routinematige taken. Minder robot als hulp bij taken met fysiek contact of interactie.

2 Methodologie

Onder deel twee wordt als eerste de probleemstelling geschetst en de onderzoeksvraag voorgesteld in paragraaf 2.1. Paragraaf 2.2 omschrijft de methode van het diepte-interview. De operationalisatie en het onderzoeksmodel worden uitgediept in paragraaf 2.3. De procedure voor dataverwerking en analyse wordt beschreven in paragraaf 2.4. Vervolgens wordt in paragraaf 2.5 de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het onderzoek behandeld in de respectievelijke subparagrafen 2.5.1 en 2.5.2. Tot slot beschrijft paragraaf 2.6 de evaluatiecriteria.

2.1 Probleemstelling en onderzoeksvraag

De literatuurstudie toonde al snel aan dat robotica de laatste jaren steeds meer ingezet wordt in de zorgsector. Hierbij werden vooral de aanzienlijke voordelen benadrukt die hieruit voortvloeien. Vaak negeerden deze onderzoeken de standpunten van zorgverleners of werd hieraan weinig aandacht besteed, terwijl zij één van de belangrijkste stakeholdergroepen in de zorgsector zijn (Riek, 2017; Van Kemenade et al., 2015). Dit introduceert een groot risico, waarbij de zorgverleners de komst van robotica in de thuisverpleging niet accepteren. Hierdoor kunnen de beoogde voordelen van deze nieuwe technologie mogelijks niet ten volle tot stand gebracht worden. Verder kan, door een gebrek aan kennis over de factoren die de acceptatie van zorgverleners beïnvloeden, de toekomstige robotontwikkeling hierop niet afgestemd worden (Broadbent et al., 2009).

Het doel van deze masterproef is om de factoren die invloed hebben op de acceptatie van robotica door zorgverleners ingezet bij thuiswonende ouderen te identificeren. De onderzoeksvraag luidt als volgt:

“Welke factoren beïnvloeden het acceptatiegedrag van zorgverleners, toegepast op robotica ingezet bij thuiswonende ouderen?”

In deze masterproef zal de acceptatie van robotica door zorgverleners gemeten worden volgens de gebruiksintentie van robotica door zorgverleners. Zoals uit de literatuurstudie bleek, kan de acceptatie van een toepassing bepaald worden door de variabele ‘gebruiksintentie’. Daarnaast werden twee deelvragen geïdentificeerd om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag.

• Welke constructen van het UTAUT-model beïnvloeden het acceptatiegedrag van robotica bij

2.2 Onderzoeksmethode

Er werd als onderzoeksstrategie geopteerd voor een kwalitatief onderzoek gevoerd op basis van semigestructureerde diepte-interviews, aangezien de focus ligt op het verwerven van het standpunt en de mening van de zorgverleners (Hornstra, 2015). Thomas en Magilvy (2011) stellen dat kwalitatieve onderzoeken zich focussen op het verwerven van diepgaande kennis over een bepaald begrip, waardoor getracht werd een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag.

Een diepte-interview is “een kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij intensieve, individuele

interviews met een klein aantal respondenten afgenomen worden om zo hun opvattingen over een bepaalde situatie, programma of idee te bestuderen” (Boyce & Neale, 2006, p. 1). Er wordt hierbij

gebruik gemaakt van een open en ontdekkingsgerichte methode, waardoor de interviewer de gevoelens en perspectieven van de respondent diepgaand kan verkennen. Bovendien levert dit rijke achtergrondinformatie op (Guion, Diehl, McDonald, 2001).

Naast de hierboven genoemde voordelen van semigestructueerde diepte-interviews, dienen ook enkele nadelen besproken te worden. Als eerste is het afnemen en het verwerken van diepte- interviews zeer tijdrovend. Daarnaast is het minder aan te raden om diepte-interviews te generaliseren en moet de interviewer beschikken over voldoende interviewtechnieken. Tot slot zijn diepte- interviews ook gevoeliger voor vertekening (Boyce & Neale, 2006).

Een diepte-interview bevat volgende eigenschappen:

• Open vragen: de vragen zijn geformuleerd op zo’n manier dat bijkomende uitleg over het onderwerp door de respondent gegeven dient te worden en deze zijn antwoord niet enkel tot ‘ja’ of ‘nee’ kan beperken;

• Semigestructureerde opbouw: het interview dient gemoedelijk te zijn, hoewel het van belang is om de belangrijkste vragen vooraf op te stellen. Er kunnen dus extra vragen voortvloeien op basis van voorgaande reacties;

• Verstaanbaarheid en interpretatie: het is belangrijk om als interviewer actief te luisteren en na te denken over wat de respondent zegt. Daarnaast moet de interviewer proberen te interpreteren wat gezegd wordt en doorheen het hele interview streven naar duidelijkheid en begrip;

• Opname van antwoorden: meestal wordt het interview opgenomen en aangevuld met schriftelijke notities (Guion et al., 2001).

Er werd gekozen voor non-probability purposive sampling omdat de potentiële participanten geselecteerd werden op basis van een bepaald beroep, namelijk zorgverlener van thuiswonende ouderen. De potentiële participanten werden geselecteerd op basis van nabijheid, bereikbaarheid en beschikbaarheid. Omdat de laatste jaren steeds meer toepassingen van robotica in de zorgsector ontwikkeld worden, maar de standpunten van zorgverleners in de thuiszorg nog amper bevraagd werden, waren zij de ideale respondenten om nieuwe inzichten te verwerven. Daarnaast komen zij dagelijks in contact met thuiswonende ouderen bij het uitvoeren van hun job en zal hun job de komende jaren zonder twijfel ook onderhevig zijn aan de nieuwe manier van werken door robotica. De potentiële respondenten werden telefonisch gecontacteerd, er werd contact opgenomen met 11 potentiële participanten. Na uitgelegd te hebben wat een diepte-interview inhoudt, stemden zeven personen toe om mee te werken, waarna een datum werd ingepland voor het effectieve interview. Het interview telde in totaal 32 open vragen opgesplitst in zes grotere delen. De vragen werden zo geformuleerd dat ze niet verkeerd geïnterpreteerd konden worden en ook niet suggestief waren. Ook werd ervoor gezorgd dat het interview niet langer duurde dan 45 minuten, een te lange vragenlijst kan namelijk resulteren in lagere betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek omwille van verminderde aandacht van de respondent (Hornstra, 2015). De volledige vragenlijst van het diepte- interview is te vinden in bijlage 7.1.

2.3 Operationalisatie en onderzoeksmodel

Om de onderzoeksvraag te operationaliseren naar een vragenlijst voor het interview werd voornamelijk het UTAUT-model als leidraad gebruikt. Het UTAUT-model is, dankzij een voorspellingskracht van 70 procent zoals vermeld in 1.3.4.3, heel accuraat in het voorspellen van de gebruiksintentie en het gedrag. Toch bleek uit het onderzoek van Williams, Rana, Dwivedi en Lal (2011) dat het UTAUT-model amper effectief als model gebruikt werd in onderzoeken, maar eerder om het model te beschrijven of limitaties van het model aan te tonen. Daarnaast gebeurde de dataverzameling in combinatie met het UTAUT-model meestal via enquêtes terwijl in dit onderzoek gebruik gemaakt wordt van semigestructureerde diepte-interviews, waardoor bijgevolg nieuwe inzichten konden verworven worden.

De vier hoofdconstructen werden overgenomen uit het oorspronkelijke UTAUT-model en waren verwachte nut, verwachte gebruiksgemak, sociale invloed en vergemakkelijkende condities. Deze constructen zijn in eerder onderzoek door Abdoel (2010) en Kiwanuka (2015) met betrekking tot acceptatiegedrag van robotica vastgesteld. Het interview werd opgesteld zodat elke construct van het

door één vraag vertegenwoordigd. Er werden drie van de vier modererende factoren opgenomen in de vragenlijst, namelijk geslacht, leeftijd, ervaring. De vierde modererende factor, vrijwilligheid van gebruik, werd niet opgenomen aangezien er verondersteld werd dat het toekomstig gebruik van robotica door zorgverleners geheel vrijwillig zal zijn. Ook werd er gekozen om het effect van de variabele ‘geslacht’ op de vier hoofdconstructen niet te beoordelen. De zorgsector is een typische vrouwenwereld (Bedaf et al., 2016) en daardoor waren alle respondenten in dit onderzoek vrouwen. Uit de literatuurstudie blijkt wel dat vrouwen zich comfortabeler voelen bij een robot en sneller met een robot in interactie treden dan mannen (Broadbent et al., 2009). Deze resultaten konden echter niet bevestigd worden in dit onderzoek, aangezien er geen mannelijke zorgverleners bevraagd werden. Daarnaast werd in deze masterproef de variabele ‘gebruiksintentie’ beschouwd als de voorspeller het acceptatiegedrag en niet het daadwerkelijk gebruik. Daardoor werd de variabele ‘gebruik’ van het UTAUT-model niet opgenomen en werd bijgevolg ook de variabele ‘vergemakkelijkende condities’ in het onderzoeksmodel weggelaten (Tönissen et al., 2016).

Tot slot werden ook enkele factoren die verwacht worden om een invloed te hebben op de gebruiksintentie aan het originele UTAUT-model toegevoegd. Deze variabelen werden reeds beschreven in subparagraaf 1.3.2 en zijn attitude, persoonlijke waarden, motivatie, type gebruiker en angst bevraagd. Hierdoor komen we tot onderstaand model in figuur 11, dat een voorspelling doet over het acceptatiegedrag. In tabel 3 worden alle opgenomen constructen nog eens beschreven.

Tabel 3. Beschrijving constructen opgenomen in onderzoeksmodel

Construct Betekenis

Gebruiksintentie De intentie die zorgverleners hebben om robotica bij thuiswonende ouderen te gebruiken (Venkatesh et al., 2003)

Attitude De houding die de zorgverlener aanneemt ten aanzien van robotica (Davis, 1989)

Verwachte nut De mate waarin de zorgverlener verwacht dat robotica een meerwaarde kan bieden bij het uitvoeren van de job (Venkatesh et al., 2003)

Verwachte gebruiksgemak

De mate waarin de zorgverlener verwacht dat robotica makkelijk of moeilijk te gebruiken zal zijn bij het uitvoeren van de job (Venkatesh et al., 2003)

Sociale invloed De mate waarin de mening van de zorgverlener beïnvloedt wordt door belangrijke anderen (Venkatesh et al., 2003)

Persoonlijke waarden Een blijvende overtuiging dat een bepaald gedrag of eindtoestand persoonlijk of sociaal beter is dan ander gedrag of een andere eindtoestand (Kleine Schaars, 2009)

Motivatie De interne drive die ervoor zorgt dat de zorgverlener besluit om in de toekomst al dan niet met robotica te werken (Qureshi & Syed, 2014) Type gebruiker De bepaling tot welke van de vijf adoptiecategorieën de zorgverlener deel

uitmaakt (Rogers, 1995)

Angst De mate waarin de blootstelling van zorgverleners aan robotica gevoelens van spanning of bezorgde gedachten veroorzaakt (Bixter et al., 2019)

2.4 Dataverwerking en analyse

Het onderzoek hanteerde een manuele codeertechniek voor de afgenomen diepte-interviews. Elke vraag uit het interview kreeg een vooraf gedefinieerde, unieke code om het coderen achteraf te vergemakkelijken. De afgenomen interviews werden via een smartphone opgenomen zodat deze opnieuw beluisterd konden worden, waardoor de dataverwerking en analyse efficiënter kon verlopen. Eerst werden de vragen en antwoorden woord voor woord uitgetypt in interviewtranscripten. De interviewtranscripten zijn te vinden in bijlage 7.2. Vervolgens werden in Excel per respondent voor elke vraag de kernwoorden en -bevindingen genoteerd. Deze uitwerking is te vinden in bijlage 7.3. Zo kon er gezocht worden naar groepen van kernwoorden die vaak in dezelfde context voorkwamen.

2.5 Relevantie

Er dienden twee soorten relevantie nagegaan te worden om te bewijzen dat het onderzoek nut heeft, namelijk wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie. De wetenschappelijke relevantie heeft als doel aan te tonen dat het onderzoek een bijdrage aanlevert aan de wetenschappelijke kennis of theorie en wordt beschreven in subparagraaf 2.5.1. Subparagraaf 2.5.2 omvat de maatschappelijke relevantie, die als doel heeft aan te tonen dat de uitkomst van het onderzoek voordelen zal verschaffen aan bepaalde mensen of groepen.

2.5.1 Wetenschappelijke relevantie

In de literatuurstudie werd bevonden dat de onderwerpen ‘robotica bij ouderenzorg’ en het daarbij horende ‘acceptatiegedrag’ steeds vaker besproken worden. Vele onderzoeken gingen reeds na welke factoren het acceptatiegedrag van ouderen beïnvloeden of benadrukten de voordelen van het inzetten van robotica in RVT. Daarbij bleef het acceptatiegedrag van zorgverleners of het nut van robotica in de thuiszorg onbesproken. Verschillende auteurs benadrukten al dat er nood was aan vervolgonderzoeken in dit domein.

Dit onderzoek gaat na welke factoren van invloed zijn op het acceptatiegedrag van zorgverleners omtrent robotica en wat hun voorkeuren qua functionaliteiten voor deze robots zijn. Zorgverleners van thuiswonende ouderen werden bevraagd aan de hand van diepte-interviews om zo hun standpunten en visies omtrent het inzetten van robotica in de thuiszorg te ontdekken. Het is van belang om na te gaan wat de percepties van zorgverleners op de komst van robotica zijn, aangezien deze groep stakeholders het succes van de implementatie van robotica in deze setting bepalen (Mintzner, Kemp, Rogers, & Tiberio, 2013).

2.5.2 Maatschappelijke relevantie

Het inzetten van robotica in de zorg komt de laatste jaren steeds meer onder de aandacht aangezien dit talrijke voordelen zou kunnen teweegbrengen voor verschillende groepen. Robots in de zorgsector kunnen er namelijk voor zorgen dat de kwaliteit van het leven van de ouderen erop verbetert en de last op de zorgverleners afneemt (Wang et al., 2017). Zoals in paragraaf 2.1 beschreven werd, wordt door de vergrijzing de druk op zorgverleners met de jaren telkens groter en groter. Investeringen in technologisering binnen de zorgsector zou deze personeelstekorten en steeds hoger wordende druk kunnen compenseren (Snuverink, 2017).

ouderen. Dankzij het in kaart brengen van deze factoren is het mogelijk om de implementatie van robots in de zorg hierop af te stemmen. Ook de ontwikkeling van de zorgrobots is afhankelijk van de verwachtingen, behoeften en voorkeuren van de verschillende stakeholdergroepen. Het is van belang om deze factoren te bekijken om een beter begrip te krijgen over hoe zorgverleners het inzetten van robots momenteel zien en wat hen eventueel tegen zou houden om ze te gebruiken.

2.6 Evaluatiecriteria

Er werd gebruik gemaakt van het model van van Zwieten en Willems (2004) om de kwaliteit van dit onderzoek te waarborgen. Dit model stelt dat er aan twee criteria voldaan moet worden om de objectiviteit van een onderzoek te beoordelen, namelijk betrouwbaarheid en validiteit. Beide kwaliteitscriteria kunnen opgesplits worden in interne en externe validiteit en betrouwbaarheid en worden beschreven in onderstaande subparagrafen (van Zwieten & Willems, 2004).

2.6.1 Interne betrouwbaarheid

Met interne betrouwbaarheid wordt nagegaan of de interviewer invloed heeft gehad op de antwoorden van de respondenten. Dit criterium is bij kwalitatief onderzoek vooral van belang indien er meerdere onderzoekers aan het onderzoek werken (van Zwieten & Willems, 2004), maar dat was bij dit onderzoek niet van toepassing. Wel werd er gestreefd naar datatriangulatie door naast de interviewtranscripties ook extra notities bij de data toe te voegen (Poelman & Vermeire, 2015). Triangulatie houdt in dat er gebruik gemaakt wordt van verschillende dataverzamelingstechnieken (Welbergen & Massart, 2018). Daarnaast werd elk diepte-interview opgenomen via een smartphone en later uitgetypt in interviewtranscripties.

2.6.2 Externe betrouwbaarheid

Bij externe betrouwbaarheid wordt de repliceerbaarheid van het onderzoek getest (van Zwieten & Willems, 2004). Er wordt nagegaan of verschillende onderzoekers dezelfde bevindingen verkrijgen indien ze hetzelfde onderzoek overdoen (Golafshani, 2003). Aan dit criterium werd voldaan door de methodologie van dit onderzoek uitvoerig te bespreken door middel van het weergeven van de onderzoeksmethode, rekrutering, operationalisatie en dataverwerking en -analyse. De interviewtranscripten, waarbij de afgenomen diepte-interviews woord per woord werden uitgetypt, werden in bijlage toegevoegd zodat deze door derden raadpleegbaar zijn.

Interne validiteit dient dus te bewijzen of het onderzoek onderzocht heeft wat het beweerde te onderzoeken (van Zwieten & Willems, 2004). Een hoge interne validiteit zorgt voor een hogere kwaliteit van het onderzoek (Swaen, 2014). Het onderzoek richtte zich op het acceptatiegedrag van zorgverleners omtrent robotica bij thuiswonende ouderen. Een kwalitatief onderzoek op basis van semigestructureerde diepte-interviews is hiervoor een geschikte onderzoeksmethode (Welbergen & Massart, 2018). Bij dit onderzoek werden de mogelijke bronnen voor vertekeningen zoveel mogelijk geëlimineerd, wat de interne validiteit ten goede komt. Daarnaast werd er gezocht naar overeenkomsten in antwoorden tussen de respondenten. Dit overzicht is te vinden in bijlage 7.3.

2.6.4 Externe validiteit

Met externe validiteit wordt de mate van generaliseerbaarheid of veralgemening van het onderzoek naar andere personen of omstandigheden bedoeld (Thomas & Magilvy, 2011; van Zwieten & Willems, 2004). Bij kwalitatieve onderzoeken is het minder van belang om externe validiteit te verzekeren aangezien er met kleinere groepen participanten gewerkt wordt (Swaen, 2014) en deze ook doelgericht gekozen worden (van Zwieten & Willems, 2004). Er werden in deze masterproef zeven respondenten bevraagd en deze respondenten bevatten alle relevante kenmerken om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden.

3 Resultaten

In dit deel wordt gepoogd een antwoord te bieden op de onderzoeksvraag van deze masterproef, namelijk “Welke factoren beïnvloeden het acceptatiegedrag van zorgverleners, toegepast op robotica

ingezet bij thuiswonende ouderen?” Eerst wordt de samenstelling van de respondenten besproken in

paragraaf 3.1. Aangezien er om de onderzoeksvraag te beantwoorden twee deelvragen geïdentificeerd werden, zijn de resultaten ook opgesplitst in twee delen. Enerzijds worden de bevindingen rond de UTAUT-constructen beschreven in paragraaf 3.2, anderzijds staan de verschillende beïnvloedende factoren en functionaliteiten van acceptatiegedrag beschreven in paragraaf 3.3.

3.1 Samenstelling respondenten

In dit onderzoek werden 11 zorgverleners van thuiswonende ouderen gecontacteerd. Uiteindelijk beslisten zeven van de 11 potentiële participanten om mee te werken aan het onderzoek en werd bij hen een interview afgenomen. Onder deze zeven respondenten waren geen mannen aanwezig, wat in subparagraaf 4.3.1 opgenomen en verder besproken wordt als onderzoekslimitatie. De respondenten konden opgedeeld worden in een jongere en een oudere groep. Drie respondenten (R3, R4, R6) zijn