• No results found

4 Probleemanalyse: wat betekenen de veranderingen voor overstromingsrisico’s?

4.5 Overstromingsrisico’s bij continueren huidig beleid

4.5.1 Slachtofferrisico

Slachtofferrisico’s kunnen vanuit verschillende gezichtspunten worden beschouwd. Vanuit individueel gezichtspunt is het individueel plaatsgebonden risico relevant. Dit is in het kader van WV21 gedefinieerd als de kans op overlijden op een bepaalde plek, los van de vraag of daar überhaupt mensen wonen (vergelijk De Bruijn, 2008a; Pieterse et al., 2009).

1002565-000-VEB-0005, 1 oktober 2010, definitief

Daarnaast is het groepsrisico een maat, waaraan door de overheid in toenemende mate belang wordt toegekend, omdat grote aantallen slachtoffers als maatschappelijk onacceptabel worden beschouwd (Klijn & De Grave, 2008; Deltacommissie, 2008). Daarbij gaat het om de relatie tussen (grote) slachtofferaantallen en de kans daarop (Beckers et al., 2008).

Tenslotte is het gemiddeld aantal slachtoffers per jaar een eenvoudige maat voor het slachtofferrisico. Dat kan worden weergegeven per gebied –een dijkringgebied bijvoorbeeld – of voor het gehele land.

Individueel plaatsgebonden risico

Het individueel plaatsgebonden is een functie van de kans op een overstroming en van de blootstellingskarakteristieken stroomsnelheid, stijgsnelheid en eindwaterdiepte.

Bij continuering van het huidige waterkeringsbeleid zouden de overstromingskansen niet mogen stijgen. Het beleid is er immers op gericht dat iedere 5 jaar de hydraulische randvoorwaarden worden bijgesteld, en dat de waterkeringen daaraan worden getoetst en waar nodig versterkt. Dat betekent dat – nadat alle waterkeringen op orde zijn gebracht en Ruimte voor de rivier is uitgevoerd – het individueel plaatsgebonden risico niet toeneemt door grotere overstromingskansen.

Dat de blootstellingskarakteristieken kunnen veranderen door hogere buitenwaterstanden is besproken in paragraaf 4.3. Dat kan de plaatsgebonden risico’s vergroten, vooral in de dijkringen die door de zeespiegelstijging worden beïnvloed. De stroomsnelheden en stijgsnelheid kunnen toenemen, en daarmee de kans op overlijden.

De toename van het individueel plaatsgebonden risico door grotere blootstelling is ongeveer evenredig aan de mate van zeespiegelstijging. Voor 2050 geven de KNMI-scenario’s 15- 45 cm zeespiegelstijging. Dat leidt tot een risicotoename met factor 1,2 tot factor 1,7 langs de kust, de meren en in het benedenrivierengebied.

Verandering groepsrisico

Voor de ontwikkeling van het groepsrisico gelden dezelfde factoren als hierboven besproken: de overstromingskans die gelijk blijft en de blootstelling die iets toeneemt. Daarbij is echter het aantal mensen relevant en in het bijzonder de plaats waar die (zijn gaan) wonen. Nieuwe bevolkingsconcentraties op gevaarlijke plekken kunnen het groepsrisico doen toenemen. Gevaarlijke plekken zijn locaties waar bij een overstroming het water snel komt (korte waarschuwingstijd), snel stijgt, diep wordt, en waarvandaan het lastig evacueren/ vluchten is (verg. De Bruijn & Klijn, 2009). Een indicatie van de mate van gevaar is gegeven in Figuur 4.9.

Bevolkingstoenames op gevaarlijke plekken zijn vooral te verwachten door grote stedelijke uitbreidingen. Waar de bevolkingsgroei in de meeste grote dijkringen net boven de 10 % ligt, zijn er enkele plekken waar het groepsrisico wel bovengemiddeld toeneemt (Figuur 4.8). Dat is grotendeels verklaarbaar door de groei van steden als Almere, Arnhem en Nijmegen die de Betuwe inschuiven, Zwolle dat in polder Mastenbroek uitbreidt, agglomeratie Rotterdam die de Hoekse Waard in zou kunnen groeien, Oss en Den Bosch die naar het noorden groeien en het dichtslibben van de corridors langs de A15/Betuwelijn (Alblasserwaard, Tielerwaard) en A2 (Utrecht).

1002565-000-VEB-0005, 1 oktober 2010, definitief

Figuur 4.9 Relatieve ‘mate van overstromingsgevaar’ in Nederland, als functie van overstromingskans en blootstellingskarakteristieken (De Bruijn & Klijn, 2009, naar een methode van De Bruijn, 2007)

Slachtofferrisico algemeen

Sedert 1950 is de kans op een overstroming zo sterk verkleind dat het slachtofferrisico sterk is teruggelopen. Tussen nu en ca 2015 a 2020 neemt het slachtofferrisico nog verder af, met een factor 3, doordat de waterkeringen verder op orde worden gebracht, zwakke schakels worden aangepakt en doordat de rivieren worden verruimd.

De verandering van het gemiddeld slachtofferrisico voor geheel Nederland nadien hangt – bij ongewijzigd beleid – af van de demografische veranderingen; en die verschillen per bevolkingsscenario (Figuur 4.10).

Bij scenario Transatlantic Market is het effect klein, omdat de bevolking nauwelijks meer groeit en de verdere concentratie in de Randstad ook langzaam gaat. Het gemiddeld slachtofferrisico groeit tot 2050 met minder dan 2 %. Bij scenario Global Economy groeit het gemiddeld slachtofferrisico met bijna 20%, omdat de bevolking dan wel groeit en vooral in het westen.

1002565-000-VEB-0005, 1 oktober 2010, definitief 0,00 0,20 0,40 0,60 0,80 1,00 1,20 1,40 Huidi g (c a 20 09) Sys teem o p orde (ca 201 5 Tra nsa tlan tic M arket (ca 2050 ) Glob al E conomy (ca 205 0)

Figuur 4.10 Indicatieve verandering van het slachtofferrisico (gemiddeld aantal slachtoffers per jaar) en de groei daarvan bij twee verschillende demografische scenario’s (zie tekst voor verklaring)

Figuur 4.11 Ruimtelijke verdeling van het slachtofferrisico over Nederland, als functie van kans en gevolg, in de huidige situatie (ca 2009) en de toekomstige (ca 2050 bij scenario Transatlantic Market) bij huidig beleid (zie tekst voor verklaring)

1002565-000-VEB-0005, 1 oktober 2010, definitief 0 20 40 60 80 100 120 140 160 Hui dig (ca 20 09) Systeem op or de (c a 201 5) Trans atlan tic Ma rke t (ca 205 0) Globa l Eco nomy (ca 2050 )

Figuur 4.12 Indicatieve verandering van het economisch schaderisico (gemiddelde jaarlijkse schade in miljoenen euro’s) en de invloed daarop van verschillende economische groeiscenario’s (zie tekst voor

verklaring)

Figuur 4.13 Ruimtelijke verdeling van het schaderisico (miljoenen euro’s/jaar) over Nederland, als functie van kans en gevolg, in de huidige situatie (ca 2009) en de toekomstige (ca 2050 bij scenario

1002565-000-VEB-0005, 1 oktober 2010, definitief

4.5.2 Verandering economisch risico: oorzaken

Ook voor het economisch risico geldt dat dit de eerstkomende jaren nog kleiner wordt door de kleinere overstromingskansen (Klijn et al., 2007).

Continuering van het huidige waterkeringsbeleid betekent dat de overstromingskansen daarna in principe gelijk blijven. In de praktijk is echter sprake van een zaagtandeffect dat verschilt van plaats tot plaats: geleidelijk groter wordende kansen door klimaatverandering en sprongsgewijze verkleining door dijkverhoging en/of rivierverruiming in discrete stappen (zie Eijgenraam, 2006; Kind, 2009).

De invloed van hogere buitenwaterstanden op de blootstellingskarakteristieken is besproken in paragraaf 4.3. Dat leidt tot grotere economische (schade)risico’s, vooral in de dijkringen die door de zeespiegelstijging worden beïnvloed: tot factor 2 a 3 bij een zeespiegelstijging van 1,3 m. Voor 2050 geven de KNMI-scenario’s echter slechts 15- 45 cm zeespiegelstijging. Dat leidt tot een toename van het schaderisico met een van dijkring tot dijkring verschillende factor tussen 1,2 en 1,7 langs de kust, de meren en in het benedenrivierengebied.

Continuering van het huidige ruimtelijke ordeningsbeleid betekent dat uitbreiding van bebouwing kan plaatsvinden, waar nodig en toegestaan. In paragraaf 4.4.2 is al aangegeven dat de bijdrage daarvan verschilt per scenario. Daar bovenop komt de waardevermeerdering van alle bestaande grondgebruik. Deze toename van de kwetsbaarheid bepaalt voor het grootste deel de toename van het economisch risico, vanaf het moment dat de waterkeringen op orde zijn. Afhankelijk van het scenario neemt het economisch risico tussen ca 2015 en 2050 geleidelijk toe, in scenario Transatlantic Market met bijna 40% en in het hoge groeiscenario Global Economy met meer dan 70 % tussen 2015 en 2050 (Figuur 4.12).