• No results found

10. Evaluatie programma-aanpak Gezonde Toekomst Dichterbij

10.2 De ervaren waarde van de verschillende programma-activiteiten

10.2.5 Het overkoepelende evaluatieonderzoek

De actoren die zijn geïnterviewd voor de evaluatie van de programma-aanpak bekijken het overkoepelende evaluatieonderzoek allemaal vanuit eigen perspectief. De samenwerkingspartners, de leden van de programmacommissie, de leden van de klankbordgroep en de medewerkers van FNO vonden het noodzakelijk om bij een investering zoals voor een programma als Gezonde Toekomst Dichterbij te onderzoeken wat de impact is van een investering en vooral hoe deze impact wordt bereikt. Hierbij speelde volgens deze geïnterviewden ook mee dat er nog weinig bekend was over hoe gezondheidsachterstanden te verminderen. Ze hoopten allemaal dat het evaluatieonderzoek hier nieuwe inzichten in biedt, waar zowel partijen binnen als buiten het programma van kunnen profiteren. De projectleiders vertelden dat vooral de groepsinterviews hebben geholpen om met alle betrokkenen van een afstandje en op een andere manier naar hun project te kijken. Soms gaf dit een impuls aan het ontwikkelen en uitvoeren van nieuwe ideeën binnen een project. Een onbedoeld effect van het overkoepelende evaluatieonderzoek was dat de projectleiders door deelname aan de interviews en groepsinterviews het gevoel kregen dat ze onderdeel uitmaakten van een groter geheel. Dit werkte motiverend en stimulerend, in het bijzonder wanneer de onderzoekers herkenbare verhalen deelden uit andere projecten.

10.2.6 Organisatie van het programma binnen FNO

Het programmabureau

De projectleiders vanuit de 46 projecten zijn degenen die het meest intensief hebben samengewerkt met het programmabureau en op een enkele uitzondering na zijn zij allemaal zeer positief over de samenwerking. Ze ervaarden het programmabureau als bereikbaar, benaderbaar, betrokken en snel in het beantwoorden van vragen. Dit gaf de projectleiders het gevoel verbonden te zijn, in plaats van bezig te zijn met een los project, wat een positieve betekenis had voor hun motivatie.

De projectleiders waren in het bijzonder te spreken over de ruimte die het programmabureau bood om aanpassingen te doen in hun projectaanpak en om te experimenteren met en leren over het verminderen van gezondheidsachterstanden. Ten opzichte van andere fondsen ervaarden de projectleiders dit als uniek. Een van de projectleiders vertelde hierover het volgende.

‘Nou, wat voor mij wel heel erg belangrijk is geweest, …, maar wat volgens mij er ook wel toe heeft bijgedragen dat het project, nou ik vind het project wel succesvol hè…. Dus in dat we heel veel hebben kunnen leren, zonder dat… en FNO heeft altijd ook begrip gehad voor… het leerproces stond voor hen ook heel centraal. … Dat je niet van tevoren dicht getimmerd hebt wat je allemaal al moet opleveren, maar dat je… Tuurlijk moet je het goed, proberen zo goed mogelijk neer te zetten van tevoren, maar dat je gaandeweg in de gelegenheid bent om dingen bij te stellen, en om best wel radicale koerswijzigingen door te voeren. Ja, dat is gewoon ontzettend belangrijk.’

De quote is illustratief voor wat de meeste projectleiders vertelden over de ondersteuning vanuit het programmabureau. Hij laat zien dat de ruimte om te leren en om aanpassingen te doen als dat nodig is voorwaarden zijn om te kunnen werken aan het verminderen van gezondheidsachterstanden.

Tijdens het programma leverden de projectleiders bij het programmabureau ieder half jaar een tussenrapportage aan het programmabureau met daarin de voortgang van hun project. Het programmabureau gebruikte de tussenrapportages als monitoringsinstrument om te bekijken of de plannen werden uitgevoerd zoals bedacht, welke afwijkingen er waren en om te beoordelen of afwijkingen gegrond waren en nog pasten binnen de kaders van het programma. Vrijwel alle projectleiders vertelden dat het schrijven van de tussenrapportage een waardevol moment bood om een pas op de plaats te maken en te kunnen reflecteren op de voortgang van hun project en werkwijze. De medewerkers van FNO merkten een groot verschil in kwaliteit van de rapportages van verschillende projecten, wat mogelijk te verklaren is doordat de ene projectleider meer ervaring had met het schrijven van dit soort tussenrapportages dan de andere. Wanneer een tussenrapportage weinig inzicht in de gang van zaken gaf, ging het programmabureau in gesprek of op bezoek om gezamenlijk mondeling de stand van zaken door te lopen. Dit gaf vaak meer inzicht en veel verheldering over de stand van zaken binnen een project. Deze ervaring van FNO roept de vraag op of het niet sowieso goed is om de voortgangrapportages af te wisselen met werkbezoeken bij de projecten.

De projectleidersbijeenkomsten werden door de projectleiders als leuk en zinvol ervaren, omdat ze er andere projectleiders konden spreken en konden leren van elkaars ervaringen. Misschien wel de belangrijkste conclusie over de projectleidersbijeenkomsten is dat deze de projectleiders het gevoel gaven dat ze deel uitmaakten van een groter geheel dat werkt aan het verkleinen van gezondheidsachterstanden. Dit inspireerde en motiveerde de projectleiders om zich in te (blijven) zetten voor dit thema en hun project.

Dit overziend lijken de centrale projectleidersbijeenkomsten vooral geschikt voor het communiceren over de meer algemene zaken rondom het programma en het creëren en vasthouden van een

gezamenlijk doel en gevoel. Voor meer inhoudelijke informatie lijken bijeenkomsten en/of intervisie in kleinere groepen van projecten die werken rond dezelfde thematiek beter te passen.

De programmacommissie

Uit de verschillende interviews maken we op dat de rol van de programmacommissie waardevol is geweest voor het selecteren van kansrijke projecten. Volgens de leden van de programmacommissie speelde ook de samenstelling van de commissie hierbij een belangrijke rol. Ze ervaarden dat ze door de diversiteit van achtergronden gewogen beslissingen konden nemen over hun advies aan FNO over de te honoreren projecten.

In enkele interviews werd daarnaast benoemd dat de programmacommissie wellicht nog meer waarde had kunnen hebben voor het programma, als zij ook na het beoordelen van de aanvragen een grotere rol hadden gehouden in het programma. Voorbeelden van manieren waarop dit volgens geïnterviewden zou kunnen zijn (a) de commissie vaker om advies te vragen over de koers van het programma, (b) de leden van de commissie te vragen om hun kennis over het onderwerp verminderen van gezondheidsachterstanden te delen met de projectleiders en (c) door de leden van de programmacommissie te vragen om te communiceren over Gezonde Toekomst Dichterbij, bijvoorbeeld via blogs of in vakbladen. Dit laatste kan volgens enkele geïnterviewden bijdragen aan het verspreiden van de kennis over participatief integraal werken aan het verminderen van gezondheidsaanpakken en het vergroten van het draagvlak voor deze manier van werken.

Klankbordgroep

De keuze om een klankbordgroep van mensen uit de doelgroep samen te stellen wordt door alle geïnterviewden gewaardeerd. Vooral omdat geïnterviewden denken dat de klankbordgroep van waarde is geweest voor de beeldvorming over gezinnen in een achterstandssituatie. Het laat zien dat FNO participatie van de doelgroep echt belangrijk vindt en het boekje ‘Je ziet het niet’ is door projectleiders en vrijwilligers en professionals in de projecten als motiverend ervaren. Ook is het boekje gebruikt voor agendasetting richting de lokale politiek, bijvoorbeeld om meer draagvlak en begrip te creëren voor de leefsituatie van gezinnen in een achterstandssituatie en wat dit betekent voor hun gezondheid. Het algemene beeld is verder dat de klankbordgroep nog iets meer waarde had kunnen hebben als deze bijvoorbeeld een rol had vervuld bij de beoordeling van de aanvragen. Dit was nu niet het geval omdat de groep is gevormd na toekenning van alle projecten.