• No results found

5.3 Periodes en sites

5.3.2 Volle middeleeuwen

5.3.2.4 Overige structuren

Aan de Beukenlaan zijn verspreid over het terrein enkele structuren aangetroffen, die op basis van de constructiewijze voorlopig geen tot weinig vergelijkbare voorbeelden kennen. De constructies bevinden zich aan de rand van de nederzetting en het betreft twee vermoedelijke vijfpalige constructies met een rechthoekige plattegrond, drie ingangspartijen in de nabijheid van greppels en twee palenrijen.

Structuur 1

In de westelijke zone van het plangebied is ten noorden van Schuur 3 een vijfpalige constructie met een rechthoekige plattegrond aangetroffen van 9 bij 1,5 m. In het centrum bevindt zich een diepgefundeerde paalkuil met een bewaarde diepte van 68 cm, die aan weerszijden geflankeerd wordt door twee paalkuilen met een bewaarde diepte van 32 tot 45 cm. Slechts in paalkuil SP 10-263 zijn de restanten van een kern met een diameter van 18 cm aangetroffen, terwijl de overige palen uitgegraven zijn, wat er op wijst dat deze constructie ontmanteld is.

Figuur 5.53. Situering van de onbepaalde structuren.

Figuur 5.54. Structuur 1 (schaal 1:200).

Uit de uitgraafkuil van de middenstaander is een aanzienlijke hoeveelheid verbrande leem verzameld, wat zou kunnen wijzen op de restanten van wandbekleding, een lemen vloer of artisanale activiteiten. Daarentegen gaat het mogelijk om de dragende constructie van een halfopen structuur, zoals een karrenschuur.

Uit de vulling van de paalkuilen zijn in totaal vier scherven verzameld: een fragment uit kogelpotwaar, twee potscherven uit Maaslands aardewerk en een fragment uit Paffrath-waar. Op basis van het aardewerk kan de structuur niet specifieker gedateerd worden tussen 1125 en 1175.

Structuur 2

In de westelijke zone van het plangebied is ten zuidwesten van Schuur 3 een constructie aangetroffen, die mogelijk vergeleken kan worden met Structuur 1 op basis van de geïsoleerde ligging van de paalkuilen. De structuur is in het vlak

niet volledig gevat maar het betreft mogelijk een vijfpalige constructie met een rechthoekige plattegrond.

Figuur 5.55. Structuur 2 (schaal 1:200).

Paalkuil SP 16-716 is uitgegraven maar in de coupe van paalkuil SP 16-715 met een bewaarde diepte van 40 cm zijn de restanten van twee kernen met een diameter van ongeveer 20 cm zichtbaar. Uit de vulling van de paalkuilen is echter geen materiaal verzameld.

Ingangspartijen

In de oostelijke en de zuidelijke perifere zone van de nederzetting zijn drie vrijstaande palenkoppels aangetroffen, die vermoedelijk gerelateerd zijn aan enkele greppels uit de volle middeleeuwen. In tegenstelling tot de onderbrekingen in deze greppels, eveneens ingangspartijen, gaat het hier mogelijk om poortconstructies.

Ingangspartij 1 bevindt zich in de oostelijke zone van het terrein, ten oosten van Hoofdgebouw 3 en ter hoogte van een onderbreking in Greppel 1. De constructie bestaat uit twee paalkuilen met een onderlinge afstand van ongeveer 3 m en een gemiddelde bewaarde diepte van 39,5 cm. De paalkuilen (SP 14-580 en 14-581) zijn beide voorzien geweest van twee palen, waarbij de restanten in SP 14-580 uitgegraven zijn. De vraag is of deze dubbele palen oorspronkelijk ingegraven zijn of herstellingen uitgevoerd zijn, waarbij de constructie verplaatst is.

Figuur 5.56. Situering van de ingangspartijen.

Figuur 5.57. Paalkuil SP 14-581 van Ingangspartij 1 in coupe met aardewerk.

Enkel de vulling van paalkuil SP 14-581 heeft vondsten opgeleverd, namelijk dertien potscherven in totaal, die bovendien allen afkomstig zijn van een tuit- of kookpot met een manchetrand en lensbodem uit Maaslands aardewerk (V 60) en omstreeks 1125 tot 1200 gedateerd wordt.

Ingangspartij 2 bevindt zich in de zuidelijke zone van het terrein, ten westen van Hoofdgebouw 5 en ter hoogte van een bocht in Greppel 2. De constructie bestaat uit twee paalkuilen met een onderlinge afstand van 2,5 m en een gemiddelde bewaarde diepte van 70 cm. De uitgraafkuilen (SP 18-904 en 18-906) geven aan dat de paalkuilen (SP 18-903 en

Figuur 5.58. De tuit- of kookpot uit Maaslands aardewerk (V 60) uit een paalkuil (SP 14-581) van Ingangspartij 1 (schaal 1:3).

18-905) uitgegraven zijn en de constructie ontmanteld is. Uit de vulling van de sporen is geen aardewerk verzameld.

Ingangspartij 3 bevindt zich in de zuidelijke zone van het terrein, ten zuiden van Hoofdgebouw 5 en ter hoogte van een onderbreking of een einde van Greppel 3. De constructie bestaat uit twee paalkuilen (SP 12-115 en 12-117) met een onderlinge afstand van 2,5 m en een gemiddelde bewaarde diepte van 69,5 cm. Aangezien weinig houtskool in de sporen teruggevonden is en de palen uitgegraven zijn, wordt verondersteld dat Ingangspartij 3 ontmanteld en opgegeven is. Uit de vulling van de sporen is geen materiaal verzameld.

Palenrijen

In de noordwestelijke zone zijn in werkput 17 twee palenrijen aangetroffen, die aan de rand van de nederzetting liggen. De structuren lopen parallel aan elkaar met een onderlinge afstand van ongeveer 15 m en zijn noordoost-zuidwest georiënteerd, naar analogie met de oriëntatie van Greppel 1 en 2.

Figuur 5.59. Paalkuil SP 117 en uitgraafkuil SP 12-116 van Ingangspartij 3 in coupe.

Palenrij 1 is een opname van een palenrij, die bewaard is over een lengte van 14 m en bestaat uit een dubbele rij van 34 geschrankt geplaatste palen met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m (SP 17-750 tot en met 17-783). De sporen hebben een ovale tot ronde vorm met een diameter van 20 tot 30 cm in het vlak en afgerond rechthoekige aflijning met een bewaarde diepte van 15 tot 30 cm in coupe. Paalkuilen SP 17-766 en 17-768 zijn vlak naast elkaar geplaatst, wat doet vermoeden dat een herstelling of vervanging uitgevoerd is. De vulling van de paalkuilen heeft echter geen materiaal opgeleverd.

Figuur 5.60. Situering van de palenrijen.

Palenrij 2 is eveneens een fragment van een palenrij, die bewaard is over een lengte van ongeveer 2 m en bestaat uit een dubbele rij van acht geschrankt geplaatste palen met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m (SP 17-784 tot en met 17-791). De sporen hebben een ovale tot ronde vorm met een diameter van 20 tot 30 cm in het vlak en afgerond rechthoekige aflijning met een bewaarde diepte van 2 tot 9 cm in coupe. Paalkuilen SP 17-778 en 17-779 zijn vlak naast elkaar geplaatst, wat doet vermoeden dat een herstelling of een vervanging uitgevoerd is. Uit de vulling van de paalkuilen is echter geen materiaal verzameld.

De constructies kunnen vergeleken worden met gelijkaardige structuren, aangetroffen te Lieshout en Beek en Donk, beide gelegen ten noordoosten van Eindhoven, alsook te Beerse.

Figuur 5.61. Overzicht van Palenrij 1 in het vlak.

Figuur 5.62. Overzicht van paalkuilen SP 17-761 tot en met 17-768 van Palenrij 1 in coupe.

Tijdens archeologisch onderzoek op de site Lieshout-Beekseweg zijn twee palenrijen vastgesteld, waarvan één structuur gepaard gaat met een evenwijdig lopende, ondiep bewaarde greppel. Hierbij wordt opgemerkt dat de palenrijen gesitueerd zijn tussen het hoger gelegen terrein van de nederzetting uit de volle middeleeuwen en het dal van een beek en bijgevolg wellicht als omheining gebruikt is om vee af te scheiden van de woonerven. Op basis van oversnijdingen en de datering van het aardewerk, worden de palenrijen gesitueerd in de overgangsfase van de volle naar de late middeleeuwen (Hiddink 2005: 157-167).

Op de Beekse Akkers te Beek en Donk is in de periferie van de nederzetting uit de volle middeleeuwen een enkelvoudige palenrij over een lengte van ongeveer 16,5 m aangetroffen, waarbij de centraal gelegen palen dieper gefundeerd zijn en bijgevolg mogelijk een doorgang hebben geflankeerd. Aan de hand van het verzamelde aardewerk wordt deze constructie in de late twaalfde of dertiende eeuw gedateerd (Hiddink 2009: 43, 91-93).

Tijdens archeologisch onderzoek op de site Krommenhof te Beerse, gelegen op ongeveer 500 m ten noordwesten van de site Beukenlaan, is een enclos vastgesteld, die de zuidflank van een dekzandrug gedeeltelijk omvat. Het systeem bestaat uit één tot drie evenwijdig lopende greppels met een parallel lopende dubbele palenrij. Op basis van oversnijdingen en de datering van het aardewerk wordt de structuur in de overgangsfase van de volle naar de late middeleeuwen gesitueerd (De Smaele et al. in voorbereiding). Naar analogie met Lieshout-Beekseweg, vormt de constructie een scheiding tussen het hoger en het lager gelegen gebied maar wordt opgemerkt dat het greppelsysteem en de palissade aan de

Figuur 5.63. Overzicht van het greppelsysteem en de dubbele palenrij in coupe aangetroffen te Beerse-Krommenhof.

Krommenhof bovendien een begrenzing aangeeft tussen de bewoning uit de vroege en de volle middeleeuwen.