• No results found

3. Onderzoeksopzet

4.4 Zorgvoorkeuren

4.4.3 Overige redenen voor voorkeuren

De onderzoekers stonden ook open voor andere redenen die niet het theoretisch kader benoemd zijn als onderbouwing voor hun zorgvoorkeur. De redenen die door meerdere respondenten en/of experts zijn benoemd, worden gepresenteerd. Allereerst zullen redenen gepresenteerd worden die benoemd zijn als onderbouwing bij een voorkeur voor informele zorg, vervolgens de redeneringen voor formele hulp en tot slot de argumentaties die gebruikt zijn door respondenten en/of experts die aan gaven geen zorgvoorkeur te hebben.

Voorkeur voor informele zorg

Zes respondenten gaven in de individuele interviews aan dat hun voorkeur uitgaat naar informele hulporganisaties. Ook in de focusgroep ging de voorkeur van een groot deel van de ervaringsdeskundigen en van hun cliënten uit naar dit type zorg. De respondenten en ervaringsdeskundigen gaven aan dat de werkwijze van informele zorgverleners vaak een stuk persoonlijker is en dat zij meer tijd nemen om een hulpbehoevende te helpen.

Persoonlijke aandacht

Drie respondenten hebben in individuele interviews aangegeven de voorkeur aan informele zorg te geven, omdat vrijwilligers hulp geven vanuit het hart. Professionals geven hulp vanuit een zakelijk oogpunt: het is hun werk. Een vrouw van allochtone afkomst vertelde hierover het volgende:

“Voor mijn gevoel doen vrijwilligers het werk vanuit hun hart. Professionals geven hulp, omdat zij er geld voor krijgen.”

Een andere reden om de voorkeur te geven aan informele zorg is volgens twee respondenten tijd. Informele hulpverleners kunnen meer tijd nemen voor een cliënt dan formele hulpverleners. De respondenten die op deze manier hun zorgvoorkeur onderbouwden zijn van het mannelijke geslacht. Eén van de respondenten onderbouwde zijn zorgvoorkeur als volgt:

“Als je tien personen hebt, iedereen heeft een andere behandeling nodig. Jantje heeft misschien 5 minuten nodig en Klaasje heeft misschien wel een uur nodig. Er is geen tabel voor hoeveel tijd er per persoon nodig is. En dat wordt wel gedaan. Er moet meer gekeken worden naar de individuele persoon in de professionele zorg.”

Focusgroep

In de focusgroep gaven verschillende deelnemers aan het belangrijk te vinden dat een hulpverlener tijd voor hun neemt. Het feit dat vrijwilligers vaak meer tijd kunnen nemen voor een hulpvraag ervaren zij als en groot voordeel. Ook cliënten van Kompassie geven aan het als een groot pluspunt te ervaren dat de hulpverleners bij Kompassie niet aan tijd gebonden zijn. Een deelnemer uit de focusgroep vertelde het volgende over de werkwijze van Kompassie:

“Kompassie heeft het grote voordeel dat cliënten net zo lang mogen blijven als ze willen. Of we nou een kwartier bezig zijn of een uur als dat er voor nodig is, bijvoorbeeld als iemand het niet zo goed snapt en we moeten het nog een keer uitleggen, dan is dat hier geen probleem. In de professionele kant is dat natuurlijk wel een probleem.”

Voorkeur voor formele zorg

Een groot deel van de respondenten hebben aangegeven dat zij met een hulpvraag eerst aankloppen bij de huisarts. Een huisarts is vertrouwd en het inroepen van hulp van de huisarts wordt gezien als eenvoudig. Veertien respondenten hebben in de individuele interviews aangegeven dat hun voorkeur uitgaat naar formele zorg. Sommige Haagse hulpbehoevenden onderbouwden hun zorgvoorkeur met de wettelijke gebondenheid van de professionele zorgverleners en het feit dat formele hulpverleners een opleiding gevolgd hebben om zorg te kunnen geven.

Wettelijk gebonden & opleiding

In de individuele interviews hebben drie respondenten aangegeven dat zij de voorkeur geven aan professionele hulpverleners, omdat zij gebonden zijn aan de wet bij het uitvoeren van hun werk. De drie respondenten vallen in de leeftijdscategorie 41 tot 65 jaar oud. Een vrouwelijke

respondent onderbouwde haar zorgvoorkeur als volgt, ondanks het feit dat zij zelf vrijwilligerswerk doet:

“Een professional is wettelijk gebonden tot stilzwijgen en aan een vrijwilliger kun je dat wel vragen, maar omdat zij het werk vrijwillig doen, hoeven zij het niet te doen. Dan is de vertrouwelijkheid wat vrijblijvend.”

Een andere reden voor respondenten om de voorkeur te geven aan formele zorg is het feit dat formele hulpverleners opgeleid zijn voor het werk dat zij doen. Drie respondenten hebben in de individuele interviews op deze manier hun zorgvoorkeur onderbouwd. De mannelijke respondent heeft een middelbare opleiding. Eén van de respondenten is een vrouw in de leeftijd van 41 tot 65 jaar. De vrouw geeft aan dat zij de voorkeur geeft aan formele zorg boven informele zorg:

“Vrijwilligers weten wel een klein beetje, maar niet genoeg om mensen te kunnen helpen met administratieve zaken. Zo zie ik dat. Of er moet dan iemand sociaal werk hebben gedaan en die dat dan als vrijwilliger wil doen.”

Geen zorgvoorkeur

Zestien Haagse zorgbehoevenden hebben aangegeven in individuele interviews geen voorkeur te hebben voor formele of informele zorg. Respondenten gaven onder andere aan dat hun voorkeur afhangt van de kwaliteit van de zorg en de situatie waarin zij in verkeren.

Kwaliteit & situatie

Vier vrouwelijke respondenten gaven aan dat hun zorgvoorkeur afhangt van de kwaliteit die geleverd wordt. De kwaliteit staat los van de opleiding die professionele hulpverleners hebben gevolgd. Drie respondenten hebben een lager opleidingsniveau en één respondent een middelbaar opleidingsniveau. Eén van de lager opgeleide respondenten vertelt dat zij erg gebaat is bij de hulp die zij ontvangen heeft van een maatje en geeft aan dat de kwaliteit van de hulp belangrijk is. Kwaliteit en een diploma hangen volgens haar niet samen:

“Als ik met mijn vragen maar ergens terecht kan, maakt niet uit waar. Als de persoon maar deskundig genoeg is en weet waar die het over heeft. Een vrijwilliger kan dat ook heel goed. Dat zit hem niet in de kennis met een diploma. Met en zonder kan je van jezelf heel veel kennis hebben.”

Drie respondenten hebben in individuele interviews vertelt dat hun voorkeur afhangt van de situatie. Twee van deze respondenten zijn een vrouw. De respondenten die op deze manier hun voorkeur onderbouwen zijn relatief jong. De mannelijke respondent heeft voorheen gewerkt als leraar in het voortgezet onderwijs. Hij vertelt dat als hij in de toekomst een zorgvraag heeft het afhankelijk is van de situatie of hij deze hulp wil vragen aan een formele of een informele zorgorganisatie:

“De voorkeur heeft te maken met de behoefte die je op dat moment hebt. Deze behoefte bepaald of je aanklopt bij een professionele organisatie of een informele organisatie.”