• No results found

Arnoldus Wilhelm Alings(27 januari 1821 - † 17 januari 1894 te Utrecht)

Directeur doofstommeninstituut Guyot Ossenmarkt 6

Arnoldus Wilhem Alings werd geboren in de stad Groningen. Zijn vader was hier luitenant-kolonel bij de krijgsmacht die in in de stad gelegerd was. Door deze betrekking kon het gezin gebruik maken van de

benedenverdieping van de woning op de Heerestraat 153. Op de bovenverdieping woonde een collega- militair van de vader van Arnold.

Aanvankelijk lijkt Arnoldus in de voetsporen van zijn vader te treden, want vanaf 1839 is hij ingekwartierd in één van de kazernes in Groningen. Hier zou hij worden opgeleid tot legerarts. Toch schijft Arnold zich in 1844 in voor een studie wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1849 promoveert hij op zijn proefschrift Dissertatio Mathematica Inauguralis de Superficierum Curvatura. Op dat moment werkte hij al enkele jaren als leraar wiskunde aan het Groninger Gymnasium.94 In deze periode verschijnen ook twee delen van het lesboek Beginselen der rekenkunde van zijn hand, die worden uitgegeven door Wolters in respectievelijk 1852 en 1854. Daarnaast schreef Alings in 1856 de werken Het ontwerp van wet

tot regeling van het Middelbaar Onderwijs, een gedenkboek ter gelegenheid van het 100-jarige bestaan van het

Doofstommeninstituut en tot slot een catalogus voor de bibliotheek van het Guyot-instituut.

Hoewel Alings nog aanzienlijke tijd werkzaam blijft als docent wiskunde, heeft hij vanaf 1854 een functie als commissaris-administrateur bij het Doofstommeninstituut Guyot.95 In 1861 wordt Alings benoemd tot directeur van het nstituut. Twee jaar later trouwt hij met Elisabeth Hester Ermerins (1- januari 1831 - † 19 januari 1895), dochter van hoogleraar Ermerins, die natuur- en wiskunde doceerde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn vrouw is Arnold waarschijnlijk tijdens zijn studie tegengekomen. Uit het huwelijk zijn geen kinderen voortgekomen.

Opmerkelijk is het dus dat Jetses schrijft dat de directeur van het Doofstommeninstituut naast zijn ouders woonde en dat daar drie of vier dochter van hem woonden. Volgens het bevolkingsregister heeft Alings nooit kinderen gehad. Daarnaast geeft het bevolkingsregister aan dat de buren van Cornelis, een bejaarde man en vrouw waren. Tot slot was de woning van de directeur op het terrein van het instituut, op de Ossenmarkt, gebouwd. Het is zeer onwaarschijnlijk dat Alings de buurman was in de Grote Leliestraat.

Mogelijk was het huis van de buren van Cornelis een kosthuis voor kinderen die ingeschreven waren bij het Doofstommeninstituut. Zo beschrijft Arnold in het gedenkboek over het Guyot instituut, dat

‘kwekelingen’ af en toe buiten het instituut gehuisvest werden.96 Dit gebeurde omdat er op het terrein van het instituut te weinig plaatsen waren om alle kinderen inwoning te bieden. In 1876 werd hiervoor nog een stuk land aangekocht, waardoor het aantal gehuisveste leerlingen van 170 naar 200 kon doorgroeien. Ondanks deze uitbreiding maakte niet elk kind gebruikt van deze mogelijkheden. Voornamelijk kinderen met een Joodse achtergrond kozen voor een plaatsing buiten het instituut, omdat op die manier beter rekening gehouden kon worden met de strikte voorschriften en gebruiken van het Joodse geloof.97

Cornelis schrijft wel dat hij als kleine peuter geweest met ‘de dochters van de directeur’ ging kuieren op de stadswallen. Waarschijnlijk komt de idee van ‘de dochters van Alings’ bij de ouders van Cornelis vandaan, die dit een makkelijke uitleg vonden voor de buurmeisjes van de familie.

93 Huwelijkregister Groningen 1885, aktenummer 254. Toegankelijk via RHC GA. 94 Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, ‘Alings’, 35. Via: http://www.historici.nl

95 A.W. Alings, Beschrijving van het instituut voor Doofstommen te Groningen (Groningen 1890), III. 96 Ibidem, 7-8.

35 Na 37 jaar werkzaam geweest te zijn voor het Guyot-instituut in Groningen, wordt Arnold op 1 mei 1891 eervol ontslagen uit zijn functie. Waarschijnlijk was hij al iets eerder gestopt met werken, aangezien Alings met zijn vrouw op 20 april 1891 naar Utrecht verhuisden.98 In Utrecht hebben hij en zijn vrouw nog een aantal jaar van hun welverdiende rust kunnen genieten. Op 17 januari 1894 sterft Arnold in de ouderdom van 72 jaar.

Rinke van Bruggen(6 juni 1848 - † 21 januari 1901)

Blinde dirigent en organist Martinikerk ´Bij de stadsschuur’ 69a

Cornelis Jetses laat geen enkele naam los over de blinde en zeer muzikale dirigent van het jongenskoor ‘Advendo’, waar hij lid van was. Na een klein onderzoek blijkt het te gaan om de in Franeker geboren Rinke van Bruggen. In 1874, op 25-jarige leeftijd, gaat Rinke naar Groningen toe om als organist van de Martinikerk aan de slag te gaan. Aanvankelijk komt de blinde Fries bij een kleermaker in huis te wonen. Vóór hem woonden al twee studenten bij de kleermaker in. Deze woning was waarschijnlijk een bekend kosthuis in de stad. Als de vader van Rinke in 1877 in Franeker komt te overlijden, komt zijn moeder met zijn zes zussen naar Groningen toe. Op deze manier kan Rinke de zorg voor zijn familie op zich nemen en omgekeerd. De zorgtaken konden mooi worden opgepakt door zijn naaste familieleden, want Rinke blijft zijn leven lang ongehuwd.

In zijn jeugdherinneringen komt het niet naar voren, maar Cornelis heeft als kind nog geld bijverdient als ‘orgeltrapper’.99 Om geluid uit een orgel te krijgen moet er namelijk lucht doorheen gepompt worden. Dit gebeurde door op een soort van blaasbalg te trappen en lucht in het orgel te pompen. Cornelis moest vooral op marktdagen bijspringen, omdat dan boerendochters naar de stad kwamen om les te krijgen in het orgelspel. Dit werk leverde een klein geldbedrag op, waarmee Cornelis zijn ouders financieël kon ondersteunen in het huishouden.

Jetses schrijft dat Rinke van Bruggen zeer muzikaal was. Dit komt ook naar voren uit de verslaggeving van het Nieuwsblad van het Noorden. Vanaf 1894 geeft van Bruggen regelmatig orgelconcerten in de

Martinikerk. Hoewel de verslaggever zeer lovend was, viel de opkomst van het publiek tegen. Ook was de stemming bij het publiek moeilijk te peilen: “Het succes viel niet af te meten naar de toejuichingen, die den heer van Bruggen ten deel vielen; het schijnt moeilijk te breken met de traditie van in een kerk de gewijde stilte niet anders dan door harmonische tonen te breken”.100 Deze concerten werden nog tot 1900 gehouden en werden in de loop der jaren steeds populairder.101 Tijdens deze optredens liet Rinke interpretaties horen van bekende muziekstukken. Zo vielen improvisaties op het Wilhelmus en psalm 24 erg in de smaak bij het publiek. In 1899 viert van Bruggen nog zijn zilveren jubileum als organist van de Martinikerk. Twee jaar later zou hij plotseling op 21 januari 1901 komen te overlijden.102 Zijn roem was niet alleen plaatselijk, getuige de rouwadvertenties in de Telegraaf en het Algemeen Handelsblad. Rinke van Bruggen is begraven op de Noorderbegraafplaats in Groningen.

Reinier Hesselink(22 november 1856 - † 28 april 1922)

Kunstschilder Hesseling in Harendermolen Harendermolen

Het schilderij ‘De Haremroof’ van kunstschilder ‘Hesseling’ uit Harendermolen, had een enorme indruk achtergelaten op de jonge Cornelis Jetses. Zelfs zo’n indruk dat meer dan zestig jaar na dato het beeld als levendige jeugdherinnering is blijven hangen. Tijdens één van de zomervakanties in Harendermolen mocht de kleine ‘Knelis’ op bezoek in het atelier van kunstschilder ‘Hesseling’.

Het betreft hier naar alle waarschijnlijkheid Reinier Hesselink, omdat het dorp erg klein is en er geen andere achternamen voorkomen die hierop lijken. Wanneer de persoonsgegevens erop nageslagen worden

98 Bevolkingsregister, 1890-1900, Boekdeel 12, bladnummer 7. Toegankelijk via RHC GA. 99 Niemeijer, De Wereld van Cornelis Jetses, 25.

100 Nieuwsblad van het Noorden, vrijdag 29 juni 1894. 101 Nieuwsblad van het Noorden, zondag 25 juli 1897. 102 Nieuwsblad van het Noorden, maandag 22 januari 1901.

36 wordt het duidelijk dat Hesselink uit een vooraanstaande Groningse familie stamt. Als beroep gaf hij steevast ‘geen’ op, wat een indicatie is voor een renteniersbestaan. Daarnaast bezat de familie Hesselink aanzienlijke landerijen rondom het dorp Haren, maar ook in Groningen. Tijdens Reiniers jeugd verhuisde het gezin tussen Haren en Groningen op en neer. In de zomermaanden zaten ze in hun woningen in Haren, tijdens de

wintermaanden verbleven ze in Groningen in de Oude Boteringestraat. De vader van Reinier was een rijke handelaar. Een pand in de stad zal daarbij ook de nodige voordelen geboden hebben voor de handel.

Reinier trouwt met Jeichine Sissingh (25 april 1865 - † 9 februari 1937). De familie Sissing is een ander voornaam Gronings geslacht. Ook de huwelijken van hun kinderen wijzen op deze welstand. Zoon Mattheus (6 augustus 1895) trouwt met Sjeuke Speckman (6 augustus 1895), de dochter van een tandarts. Hun andere zoon Egbert Mattias Jan (5 oktober 1897), zelf arts van beroep, trouwt met Caroline Johanna Margarethe Niemeijer (2 februari 1906), dochter van de tabaksfabrikant Theodorus Niemijer.

Deze min of meer adellijke positie verschafte Hesselink waarschijnlijk de vrije tijd om zichzelf te ontplooien als kunstschilder. Waarschijnlijk heeft het schilderen zich tot een hobby beperkt, aangezien er geen uitgebreid oeuvre bekend is van Hesselink. Ook zijn er geen meldingen van zijn werken te vinden bij het Groninger kunstlievend genootschap Pictura.103 Dit genootschap gaf aan het einde van de negentiende eeuw toch wel de toon aan bij het kunstminnend publiek in Groningen. Een persoon met de achtergrond van Reinier Hesselink zal zich ongetwijfeld gemeld hebben bij deze verening. Wel dient vermeld te worden dat het leden-archief onvolledig is, waardoor het natrekken van leden niet goed mogelijk is.

De archieven van Academie Minerva bieden op dit punt ook weinig aanknopingspunten. Wat wel duidelijk wordt uit de naamlijsten van leerlingen, dat heel wat goed gesitueerde burgers lessen volgden op academie Minerva. Leden van bekende families zoals van Houten, van Mesdag, Tellegen, Sichterman, Kranenburg en Roelfsema prijken op de namenlijst uit de periode 1873-1899.104 In het jaar 1873 staan twee Hesselinks ingeschreven bij Minerva. Dit zijn A. Hesselink en M. Hesselink. Wellicht broer Matthias (1844-1922) en tante Alida (1819-1895). Het zijn indicaties die erop wijzen dat de familie Hesselink interesse had in kunst en het vervaardigen hiervan. Het is dus aannemelijk dat Reinier Hesselink de kunstschilder is waar Cornelis als klein kind op visite is geweest.

Reinier Hesselink overlijdt op 28 april 1922. De begrafenis vond plaats op woensdag 3 mei op de Nieuwe begraafplaats in Haren. Reinier zal niet van bloemen gehouden hebben aangezien expliciet in de rouwadvertentie werd vermeld dat bloemen niet gewenst waren.105

Francois Daubanton(15 maart 1825 - † 25 september 1893)

Predikant van de Waalse gemeente Zuiderdiep 267

Francois Daubanton werd op 15 maart 1825 geboren in Amsterdam, als zoon van een hoedenfabrikant. Aanvankelijk zou Francois zijn vader op 25-jarige leeftijd opvolgen als directeur van de hoedenfabriek. Toch was dit fabrikantenbestaan niet de echte roeping van Francois. De zogenaamde ‘Reveil’-beweging (opwekkings‘Reveil’-beweging), een stroming binnen het Protestantse geloof die ontstaan is aan het begin van de negentiende eeuw, oefende een enorme aantrekkingskracht uit op Daubanton.106 Binnen deze

beweging werd de nadruk gelegd op persoonlijke vroomheid en broederlijke naastenliefde. Als directeur van de hoedenfabriek was Francois al actief binnen deze beweging. Bevlogen met de idealen van de beweging stichtte hij een zondagsschool in Amsterdam en was hij medeoprichter van de ‘Jongelingsvereniging van onder de

Werkende Stand’.107

Toen Francois 43 jaar oud was besloot hij zijn bestaan als fabrikant op te geven en zijn roeping als

103 Meerdere archiefstukken zijn bekeken, waar onder adressenlijst van kunstenaars en kunstliefhebbers. De introduceelijst, en de notulen van 1875-1912. Allemaal toegankelijk via RHC GA, toegangsnummer 1344.

104 Naamlijst van leerlingen, met hiaten, 1873-1899, Toegangsnummer 1448, inventarisnummer 86. Toegankelijk via RHC GA.

105 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag 29 april 1922.

106 ‘Francois Daubanton – Nécrologie’, Een Franse Necrologie over Francios Daubanton. De auteur en de bron zijn onbekend. Bewaard bij de afdeling Bijzondere Collecties in de Universiteits Bibliotheek van de Rijksuniversiteit Groningen. 107 Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme (1986), 156. Via: http://www.historici.nl

37 predikant te gaan volgen. In 1871 verhuisde Daubanton met zijn vrouw Johanna Carolina Poensen (3 februari 1826 - † 23 februari 1890), dochter van een Delftse hoogleraar, en zijn zeven kinderen naar Lausanne in Zwitserland, in de buurt van het meer van Geneve. Daar volgde hij vijf jaar lang een theologische opleiding. In 1876 was de opleiding succesvol afgerond en kreeg Francois een plek aangeboden bij de Waalse gemeente in Groningen. Die gemeente was op dat moment erg klein, waardoor hij er juist een grote uitdaging in zag om de inwoners van de stad te evangeliseren.

Eenmaal in Groningen genoot Francois steeds meer populariteit en aanhang. Hij preekte in kleine zalen in de achterbuurten van Groningen, maar ook in de vele nieuwbouwwijken was er nog meer dan genoeg werk te doen. Daubanton richtte zich in deze buurten tegen drankmisbruik, een bekend probleem aan het einde van de negentiende eeuw en verspreidde christelijke literatuur.108 Om deze missie ter hand te nemen heeft Francois in de loop der jaren verschillende zondagsscholen opgericht. Daarnaast heeft Daubanton twee evangelisatiehuizen in de stad opgericht. Deze huizen kregen de namen Pniël en Bethel.109

Door deze werkzaamheden kreeg Daubanton bekendheid en verwierf hij populariteit in de stad. Tot 1893 heeft hij zijn werk voort kunnen zetten, maar op 25 september van dat jaar overlijdt hij in Groningen op 68-jarige leeftijd. Sporen van zijn aanwezigheid in Groningen zijn nog terug te vinden in een gedenksteen in het pand aan Bergstraat 29, dat tot 2008 nog een belangrijke rol heeft gespeeld in de woonwijk de Hortusbuurt.110 Een ander tastbaar aandenken is een afbeelding van Daubanton, die Jetses in 1894 getekend heeft. Dat de naam van de Waalse predikant genoemd wordt in de jeugdherinneringen is dan ook niet toevallig geweest. Waarschijnlijk had Daubanton een grote indruk gemaakt op de dan nog jonge Cornelis Jetses.

108 M. G. J. Duijvendak e.a. (Red.), Geschiedenis van Groningen, 158-159.

109 In oktober 2013 is er nog een boek verschenen over het huis Bethel. Zie: Beno Hofman, Bethel. Wijkgebouw in de

Groninger Bergstraat 1887-2008 (Groningen 2013). Dit boek is beperkt verkrijgbaar.