• No results found

Jakob Deen(11 juni 1836 - † 5 september 1917)

Buurman en Oostzeeschipper Jaap Deen Grote Leliestraat 248

Buurman Jaap Deen wordt in 1836 geboren in Leek, als zoon van een schipper. Het varen is hem dus met de paplepel ingegoten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij op volwassen leeftijd kiest om zelf ook te gaan varen op de Oostzee.

In 1864 trouwt Jaap met schippersdochter Engelina Warnder Roelfs (6 mei 1833 - † 3 februari 1870). Het duurde relatief lang voordat ze hun eerste kind kreeg. Dat gebeurde vijf jaar later. Op 13 december 1869 wordt Hielkje geboren. Helaas is dit prille geluk geen lang leven beschoren. De bevalling had de nodige complicaties opgeleverd, want op 3 februari 1869 overlijdt Engelina. Twee dagen na dit tragische ongeval overlijdt ook de pasgeboren dochter. Nu moest Jaap weer helemaal opnieuw beginnen.

Zoals gebruikelijk in die tijd, vond Jaap snel weer een nieuwe vrouw. Dit was wederom een

schippersdochter met de naam Fennegien de Vries (14 september 1848 - † 10 april 1897). Dit huwelijk bracht twee kinderen voort die de volwassen leeftijd zouden bereiken. Deze kinderen waren in de leeftijdscategorie van Cornelis. Zoon Jacob werd geboren in 1871, hij zou later ook gaan varen. Dochter Martha werd geboren in 1874 en zal later als ongehuwde vrouw zelfstandig haar brood verdienen als ‘modiste’. Hoewel deze kinderen leeftijdsgenoten zijn van Cornelis, noemt hij ze niet in zijn jeugdherinneringen.

Voordat schipper Deen in Groningen kwam wonen heeft hij al heel wat afgezworven door Nederland. Pas in 1884 verhuisd hij naar de muurstraat in Groningen en geeft hij aan de burgerlijke stand door dat hij geen werk heeft. In de loop van de jaren tachtig is Jaap naar de Grote Leliestraat verhuisd en werd hij buren van de familie Jetses. Uit de bevolkingsregisters is echter niet op te maken wanneer deze verhuizing precies heeft plaatsgevonden. De herinnering aan het ‘getrompetter’ uit de achterdelen van de buurman, zullen dan ook uit de latere jeugd van Cornelis stammen.

Tot aan het einde van zijn leven is Jakob Deen in de stad Groningen blijven wonen. In de loop van de jaren negentig verhuisd hij in de woonbuurt, van de Grote Leliestraat naar Havenstraat 10a, waar hij

uiteindelijk in 1917 sterft op 81-jarige leeftijd.

Cornelis van Prooijen(25 februari 1823 – † 7 mei 1906) &Grietje Kram (8 november 1827 - † 13 augustus 1902)

Buurman en buurvrouw van Prooyen Grote Leliestraat 247

Met de buren van Prooijen had Cornelis Jetses een sterke band. Zo liep hij daar in en uit, overnachtte daar als dat zo uitkwam en regelmatig ging de jonge Cornelis mee te vissen met de ‘bejaarde’ Cornelis, die dan nog meer in de zestig geweest moest zijn.

Cornelis van Prooijen was een echte stadjer. Zo is hij geboren in Groningen en uiteindelijk ook gestorven in de stad. Wel heeft hij ergens in de periode 1840-1852 zijn geluk proberen te zoeken in Nijmegen. Dit liep waarschijnlijk op niets uit want hij keerde in 1852 weer terug naar de stad. Daar heeft de rest van zijn leven in de Hortusbuurt gewoond, verdeeld over vier verschillende woningen in drie verschillende straten: de Violetsteeg, de Zoutstraat en de Grote Leliestraat. Dat de band met de familie Jetses sterk was bewijst ook de verhuizing in de jaren negentig. Albert Jan Jetses gaat met zijn vrouw en jonge kinderen in het huis van de familie van Prooijen wonen. Het bejaarde stel verhuisd naar de Zoutstraat, nog geen honderd meter verderop.·

Cornelis van Prooijen trouwde in 1854 met Grietje Kram. Hun leven lang zouden ze bij elkaar blijven. In de jaren zestig gaf Cornelis bij het bevolkingsregister op dat hij barbier van beroep was, net zoals zijn vader. In dit vak was weinig werk te vinden, want tien jaar later staat hij te boek als arbeider en woont het gezin in de zoutstraat, waar destijds een zoutsiederij en een korenpakhuis gevestigd waren. Tot aan het einde van zijn arbeidzame leven zal van Prooijen arbeider blijven. De kindersterfte sloeg dit gezin ook niet over. Van de vier kinderen die geboren zijn, zijn er twee blijven leven: een dochter en een zoon. Uiteindelijk sterft Cornelis van

29 Prooijen op 7 mei 1906 op 83-jarige leeftijd. Zijn vrouw Grietje Kram was vier jaar daarvoor al overleden in de ouderdom van 74 jaar.

Berend Hindriks Wolthoorn(13 juli 1856 - † 2 april 1939)

Bakker ’Woldhorn’ bekend vanwege zijn timpen Havenstraat 40

De familie Wolthoorn was een echt bakkersgeslacht in de stad Groningen. Er waren daarom ook meerdere ‘filialen’ van de familie in Groningen te vinden. Berend Hindriks Wolthoorn senior was als bakker gevestigd in de Schoolholmstraat. Zijn zoon Hindrik Berends (5 mei 1851 - † 25 september 1922) nam deze zaak van zijn vader over. De bakker waar Cornelis Jetses over spreekt is Berend Hindriks, geboren op 13 juli 1856. Deze bakker heeft in de periode 1880-1890 een bakkerszaak aan de Noorderhavenstraat gehad. Vanaf de jaren negentig zit deze zaak echter gevestigd in de Schuitemakersstraat.

Cornelis beschrijft dat deze bakker door de hele stad bekend was om zijn lekkere Timpen (vijf stuks voor tien cent). Dit waren ruitvormige broodjes met krenten erin. Deze lekkere broodjes zullen onder andere aan de basis gelegen hebben van de goedlopende bakkerszaken. Want Berend Hindriks trouwt al op

twintigjarige leeftijd, in 1877 met zijn vrouw Sietska Cremer (14 augustus 1850 - † 21 april 1933). Een jong stel stapte normaal gesproken pas in het huwelijksbootje als ze financieel zelfstandig op eigen benen konden staan. Deze jonge huwelijksleeftijd duidt dus op een goed lopende bakkerszaak. Een andere indicatie is het personeel dat de twintiger Berend in dienst had. In de periode 1880-1890 heeft hij drie personeelsleden in dienst: een loper, een dienstmeid en een bakkersleerling.

Berend en Sietska kregen vier zonen, waarvan maar één de ouders zou overleven. Drie zonen sterven namelijk relatief jong: vijf maanden, elf jaar en eenentwintig jaar oud. Hidde Jan Wolthoorn (15 december 1881) blijft als enige zoon over. Hij zal niet vaak thuis geweest zijn omdat hij van beroep ‘reiziger’ was. Berend Hindriks Wolthoorn jr. sterft op 82-jarige leeftijd in Groningen, nadat hij als zes jaar lang weduwnaar was. Hij is woensdag 5 april 1939 begraven op de Zuiderbegraafplaats in Groningen.79

Jan Jacob Bosgra(1 maart 1845 - †12 februari 1910) & Aaljte Zuiderhoek (9 april 1849 - † 30 januari 1930)

Bosgra van de Zoutkeet Zoutstraat 14a

Bosgra is net zoals Cornelis van Prooijen en echte stadjer. In 1845 werd hij geboren in de Violetsteeg als zoon van een koopmansknecht. Met zijn jonge gezin betrekt hij een woning in de Zoutstraat. Uiteindelijk verhuist de familie Bosgra rond 1890 naar de Noorderbinnensingel, ook in de Hortusbuurt gelegen. Jan Jacob was dus erg honkvast. Waarschijnlijk liet zijn salaris ook niet meer toe.

Als jonge jongen probeert Jan de kost te verdienen als matroos. Dit beroep is hem echter geen lang leven beschoren want vanaf de jaren tachtig is Bosgra werkzaam in de Zoutkeet. Tot aan zijn dood zou hij als knecht werkzaam blijven. Waarschijnlijk leverde het werk in de zoutfrabriek niet genoeg geld op, aangezien Cornelis verteld dat hij Bosgra tegenkwam als ‘wafeldozen-drager’ op de Kermis. Werken op de kermis was een tijdelijke bron van inkomsten voor arbeiders op het moment dat de kermiskaravaan in Groningen kwam.80

Ook zal Bosgra al zijn geld nodig gehad hebben, want in totaal hebben hij en zijn vrouw negen geboortes meegemaakt, waarvan uiteindelijk vijf kinderen volwassen zouden worden. Vooral de eerste jaren na het huwelijk zullen zwaar geweest zijn voor het gezin. De eerste drie kinderen die geboren werden stierven jong. De eerste twee kinderen binnen een half jaar, het derde kind stierf op haar derde. Op 29 oktober 1878 wordt dochter Henderika Johanna geboren, het eerste kind dat de volwassenheid zou bereiken. In de jeugdherinneringen van Cornelis Jetses komt naar voren dat hij dochtertje ‘Rika’ van de familie Bosgra had gewiegd, dat was deze dochter. Cornelis zou zelf tussen de vier en zes jaar oud geweest moeten zijn. Na

79 Nieuwsblad van het Noorden, maandag 3 april 1939.

30 Henderika werden er nog twee zonen en twee dochters geboren.

Uiteindelijk overlijdt Jan Jacob Bosgra op zijn 64e in Groningen. Zijn vrouw Aaltje Zuiderhoek zou twintig jaar lang weduwe blijven. Op maandag 3 februari 1930 werd zij bijgezet in het graf van haar man op de Zuiderbegraafsplaats in Groningen.

Johannes Franciscus Stumpe(19 november 1849 - † 17 november 1926)

Boer Stompe

Grote Leliestraat 262

Boer Stumpe, zoals zijn achternaam officieel is, is een geboren Groninger. Op 19 november 1849 komt Johannes Franciscus ter wereld als kind van een katholieke ‘vleeschhouwer’, oftewel slager. Het slagers bestaan wordt echter opgegeven en vanaf 1860 neemt het gezin intrek in een woning in de Grote Leliestraat. Daar gaat de familie Stumpe verder als veehouders in de binnenstad. Het gezin woonde niet in een traditionele boerderij, maar in een woning. Achter het huis in de Leliestraat was een stukje grasland waar de koeien in de winter konden grazen. In de zomer waren de koeien buiten de stad aan het grazen op een stuk gepacht land.81 Stumpe leert het veehoudersvak van zijn vader en als die overlijdt in 1881 neemt Johannes het bedrijf over. Niet lang daarvoor was hij getrouwd met Agatha Boelens (26 februari 1856 - † 28 april 1883). Zij sterft in het kraambed bij de geboorte van hun derde kind. Al snel hertrouwt Johannes met de zus van zijn vrouw, Martha Alagonda Boelens (19 november 1849 - † 8 oktober 1920). Dit is een zeer vruchtbaar huwelijk, want er worden maar liefst acht kinderen geboren. Hiervan zullen twee kinderen vroeg sterven. Met de twee kinderen uit het eerdere huwelijk, heeft boer Stumpe dus tien kinderen gehad die volwassen zijn geworden. Het laat zien dat de boerderij een goede basis gaf voor een gezin om in leven te blijven.

Ondanks dat alles geeft Johannes op latere leeftijd het boerenbestaan in de stad op. Op dinsdag 6 januari worden de bezitting van Johannes Stumpe in café de Piel, aan de Grote Markt, geveild. De koestalling, bijschuur en de gemetselde mestdobbe behoorden tot de bezittingen. De grond waar de gebouwen op

stonden was 70 m2 groot, de tuin was 19 m2.82 De koop moest voor 1 mei 1903 aanvaard zijn. Dit is gelukt, want op 23 mei 1903 verhuisd het gezin Stumpe naar Haren. In 1916 keren Johannes en zijn vrouw Agatha weer terug naar de stad, maar gaan dan in de Polderstraat wonen. In 1920 sterft zijn vrouw, zes jaar later overlijd Stumpe zelf ook, in de ouderdom van 76 jaar.

Jan Berend Swint(26 maart 1872- † 7 april 1949)

Speelkameraad Grote Leliestraat 148

Een van de goede jeugdvrienden van Cornelis was Jan Swint. Hij woonde ook in de Grote Leliestraat en was van bijna dezelfde leeftijd. Ook hadden Cornelis en Jan de liefde voor tekenen gemeen. Al vroeg vormden ze namelijk een tekenclubje met wat vrienden.83 Net zoals Cornelis is Jan ook verder gegaan in het ‘boekenvak’, want Jan Swint is zijn leven lang ‘letterzetter’ (boekdrukker) geweest.

De vader van Jan was Albert Swint en was wolkammer van beroep. In de loop van de jaren tachtig heeft hij zich echter toegelegd op een kruideniersbestaan en hield een winkeltje in de buurt. In 1868 trouwt Albert met zijn vrouw Annegien Diemer (11 november 1844 - † 2 augustus 1912). Al snel wordt hun eerste dochter geboren. Jan komt als tweede kind ter wereld. Het derde kind wordt doodgeboren. Daarna worden in een periode van tien jaar nog vijf kinderen geboren: allemaal dochters.

In zijn jeugdherinneringen verteld Jetses dat het vreselijk kon stinken in de woonkamer van de familie Swint, omdat alle luiers en matrassen van de ‘zussies’ bij de hete kolomkachel werden gedroogd. Het huis zal niet veel groter geweest zijn dan de eenkamerwoning van de familie Jetses waardoor het moeilijk was om te ontkomen aan deze stank. Voor in de kruidenierswinkel lukte dit enigszins.

Op 1 mei 1901 trouwt Jan met Lieske Korf (4 januari 1874 - † 20 augustus 1944). Al snel nemen ze

81 Beno Hofman, ‘Koemelkers en moeskers. De Groninger stadsboeren’, in: Groningen Toen (1986), 50-68, aldaar 63. 82 Nieuwsblad van het Noorden, donderdag 25 december 1902. Oppervlaktematen zijn omgerekend. Het nieuwsblad spreekt van een perceel van 7A(re) en een tuin van 19 C(entiare).

31 intrek in een woning aan de Bedumerweg in Groningen, op dat moment een nieuwbouwwijk. Hier zal Jan nog lang zelfstandig als ‘letterzetter’ werken in een kleine drukkerij. Samen kregen Lieske en Jan drie kinderen en eveneens allemaal dochters. Twee dochters zullen de volwassen leeftijd bereiken. De derde zal een maand na haar geboorte sterven. Jan sterft zelf op 7 april 1949 in Groningen in de ouderdom van 77 jaar.

Harm Ellens(20 augustus 1871 - † 22 september 1939)

Speelkameraad Grote Leliestraat 151

Harm Ellens vormde een andere goede vriend van de ‘tekenclub’. Harm had ook tekenaanleg. Van 1883 tot 1891 volgde hij lessen aan de Academie Minerva in Groningen en won daar verschillende prijzen.84 In 1889 vertrekt Harm als eerste vriend uit de stad, richting Amsterdam. Hij zou nooit meer in de stad Groningen gaan wonen. Zijn succesvolle carrière was hier een belangrijke oorzaak van. Bijzonder aan de familiesituatie van Harm was dat zijn moeder, Hiltje de Noord (16 mei 1839 - † 31 oktober 1928), gescheiden was van haar man Louwrens Ellens (21 augustus 1842 - † 23 juli 1893). Dit kwam aan het einde van de negentiende eeuw nog niet veel voor. Een huwelijk kon op basis van vijf gronden ontbonden worden. Dat waren overspel, curatele op grond van verkwisting, veroordeling tot gevangenisstraf wegens misdrijf van vier jaar of meer, kwaadwillige verlating die minstens vijf jaar had geduurd en mishandeling.85

Op 23 september 1887 komt de scheidingszaak voor de rechter.86 De moeder van Harm wordt

bijgestaan door de jonge Groninger notabele Jonkheer D.R. de Marees van Swinderen. Uiteindelijk wordt op 27 januari 1888 het huwelijk ontbonden. Op welke gronden dit precies werd gedaan wordt niet gemeld in de akte. Wat wel duidelijk wordt is dat deze zaak tot tweemaal toe voor de rechter verschenen is.

De herinnering van Cornelis dat hij het gedrag van Harm onbehoorlijk vond, als hij zijn vader uit huis zette, is te dateren tussen 1888 en 1889. Harm is namelijk in 1889 verhuisd naar Amsterdam. Na deze verhuizing zullen ze wel niet meer ‘gespeeld’ hebben in het ouderlijke huis van Harm. Cornelis zal tussen de vijftien en zestien jaar oud geweest zijn toen hij dit voorval meemaakte.

In en na Amsterdam is het Harm erg goed gegaan. Hij is daar naartoe gegaan om zijn opleiding als beeldend kunstenaar af te maken. In 1891 ontvangt hij een subsidie van het Rijk om zijn studie aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunst af te ronden. Na zijn studie gaat Harm, op voordracht van de bekende architect P.J.H. Cuypers, aan de slag als tekenleraar in Arnhem. Zijn talenten blijven niet onopgemerkt en in 1908 wordt hij gevraagd als directeur voor het nieuwe op te richten Rijksrietvlechtschool in het Friese Noordwolde. Hier legt Ellens zich toe op het ontwerpen van rieten meubels. De rietindustrie was in die jaren sterk in ontwikkeling, als vorm van toegepaste kunst.

Door het succes van dit project wordt Harm in 1920 gevraagd om bij de nieuwe Rijks Vak- en

Kunstnijverheidsschool van Goud- en Zilversmeden en Horlogemakers in Schoonhoven, als directeur aan het werk te gaan. Vanaf 1931 tot aan zijn pensionering in 1936 was hij directeur van het Rijksopleidingsinstituut voor Teekenleraren bij het Voorbereidend Hoger, Middelbaar en Nijverheidsonderwijs. Doordat Harm als directeur bij twee nieuw opgerichte Rijksscholen betrokken is geweest heeft hij een zware stempel kunnen

drukken op het kunstnijverheidsonderwijs in het begin van de twintigste eeuw.87 Voor deze prestaties is Ellens

onderscheiden met een lintje in de orde van Oranje Nassau.

Harm Ellens heeft maar drie jaar van zijn pensioen kunnen genieten. Op 22 september 1939 overlijdt

hij plotseling op 68-jarige leeftijd in Santpoort.88

84 Archief Academie Minerva, toegangsnummer 1448, inventarisnummer 67.1, 86 en 89. Toegankelijk via RHC GA. 85 Burgerlijk wetboek van Strafrecht uit 1938.

86 Register Burgerlijke stand, huwelijksregister 1888, aktenummer 13. 87 P. Fransman, Harm Ellens. 1871-1939 (Assen 1992).

32

Pieter Gabriel van der Tuin(2 september 1872 - † 11 juni 1938)

Boezemvriend Piet Zuiderhaven 104a

De vriend waar Cornelis de meeste tijd mee doorbracht was Pieter Gabriel van der Tuin, oftewel Piet. Ze hebben elkaar pas leren kennen op de herhalingsschool, zo rond 12-jarige leeftijd. Piet woonde namelijk niet in de Hortusbuurt, maar in de Haaksgang nabij de Zuiderhaven.

De gemeenschappelijke interesses van de vrienden ligt bij het tekenen. Harm Ellens was in 1883 de eerste ‘vriend’ die toe werd gelaten op Minerva. Een jaar later zou Cornelis Jetses volgen. Vanaf 1888 krijgt ook Piet lessen op de kunstacademie.89 Net als Harm en Cornelis, wint ook Piet prijzen bij Minerva. In zijn eerste jaar als student wint hij een tekendoos voor handtekenen. Daarnaast wint hij de eerste prijs, in de vorm van een passerdoos, voor perspectief tekenen. De omgang met Harm en Cornelis zal Piet een grote voorsprong hebben gegeven toen hij lessen ging volgen. Cornelis schrijft dat hij en Piet vaak op hun vrije woensdagmiddag spannende kinderboeken aan het lezen waren of samen tekeningen maakten.

De ouders van Piet zijn Jan Gabriels van der Tuin (2 februari 1832 - † 26 december 1890) en Grietje Beks (16 februari 1841 -† 10 maart 1882). Tijdens zijn jeugd verlies Piet zijn beide ouders. Daarnaast is het gezin ook bekend met de kindersterfte. Van de vier kinderen die in de periode 1863-1871 worden geboren, blijft er maar één in leven. Dit is Maria Geertruida, de oudere zus van Piet. Door de kindersterfte zit er acht jaar tussen Maria en Piet. Na Piet zijn er nog drie kinderen geboren, waarvan een dochter alsnog sterft.

Vanwege de sterfte van Grietje Beks in 1882, hertrouwde Jan in 1885 met de weduwe Jantje Richter (24 oktober 1836 - † 28 maart 1929). Toen Jan in 1890 ook zelf overleed zag Piet er weinig heil in de zaak van zijn vader over te nemen. De voermennerij werd in 1891 verkocht en volgens de jeugdherinneringen van Cornelis heeft Piet nog jaren bij de familie Jetses in huis gewoond. In het bevolkingsregister is dit echter niet duidelijk te achterhalen. Eerder lijkt het erop dat Piet vanaf 1891 intrekt neemt in de bovenwoning van zijn ouderlijke huis. Wellicht was Piet in deze jaren wel kind aan huis bij de familie Jetses, maar feitelijk had hij nog wel zijn eigen onderkomen. Hoe dit gegaan is nadat Cornelis in 1894 naar Duitsland vertrok is niet meer te achterhalen.

Op 24 november 1898 trouwt Pieter met de Amsterdamse Ymeltje Minholts (6 maart 1873 - † 25 augustus 1937). Samen krijgen ze drie kinderen: twee dochters en één zoon. Hoewel kindersterfte niet voorkomt in het gezin, sterft hun oudste dochter Grietje van der Tuin (5 oktober 1899 - † 13 oktober 1917) op 18-jarige leeftijd. Dit overlijden wordt aangegeven door twee klerken van het Academische Ziekenhuis in Groningen, wat doet vermoeden dat er een ziektebed aan vooraf gegaan is.90

In professioneel opzicht heeft Piet zich uiteindelijk op weten te werken als boekhouder bij de Groninger meubelfabriek ‘Holland’. In de periode 1900-1910 gaat het gezin van der Tuin op de Westersingel 2 wonen, in dezelfde straat waar de fabriek ook staat, en twee huizen naast directeur Huizinga. De verdiensten van dit werk waren schijnbaar goed. Nadat de familie intrek had genomen in het nieuwe huis hadden ze namelijk een dienstbode in dienst. Deze luxe was niet voor iedereen weggelegd.

Nog een leuke anekdote is dat Piet via de meubelfabriek de eerste Nederlandse tekenopdracht voor Cornelis Jetses wist te regelen.91 Cornelis moest namelijk een reeks interieurs tekenen voor de catalogus. Deze opdracht was het eerste contact met drukkerij en uitgever Wolters in Groningen, wat voor de uiteindelijke carrière van Jetses van groot belang is geweest. Dit verhaal onderstreept nog maar eens de goede relatie