• No results found

van de leeromgeving

D. Gebreken specifiek voor natuuronderwijs

10.2 Overige kenmerken van de onderwijscontext

Vakspecifieke kenmerken

Lesactiviteiten leesvaardigheid

Zoals duidelijk werd in paragraaf 10.1 is de tijd die leerkrachten besteden aan taallessen en leeslessen in het afgelopen decennium toegenomen. In de inhoud en de organisatie van deze taal- en leeslessen zijn eveneens enkele verschuivingen waarneembaar.

Zo is het aantal leerkrachten dat aangeeft hoofdzakelijk klassikaal onderwijs te geven tijdens de leeslessen verminderd; leerkrachten geven voornamelijk individuele instructie en werken in groepen met gelijk leesniveau (hoofdstuk 5). Daarnaast geeft het overgrote deel van de leerkrachten in 2011 de leerlingen dagelijks de gelegenheid om een boek te lezen of leest zelf voor - vaker dan in 2001 het geval was. Vrijwel alle leerkrachten (86%) hebben een klassenbibliotheek ter beschikking waaruit de leerlingen boeken kunnen kiezen. Opvallend hierbij is dat de leerlingen geen boeken mee naar huis mogen nemen, terwijl dit in de meeste andere landen wel toegestaan is.

Naast het maken van leeskilometers is het ook van belang leerlingen leesstrategieën aan te leren om het leesniveau te verhogen. Zowel aan de schoolleiders als aan de leerkrachten zijn stellingen met betrekking tot leesstrategieën voorgelegd. Hieruit blijkt de strategieën eerder aan bod komen tijdens de lessen dan in 2001, vaak al in groep 4 of eerder. Ook blijkt hieruit dat de leerkrachten in groep 6 wekelijks aandacht besteden aan leesstrategieën. Toch bevindt Nederland zich nog steeds onder het internationaal gemiddelde wat betreft het aanbod van leesstrategieën aan leerlingen.

Lesactiviteiten rekenen en natuuronderwijs

Tijdens de rekenlessen wordt meer dan helft van de lestijd besteed aan het inhoudsdomein ‘Getallen’ (hoofdstuk 6). Aan ‘Geometrische vormen en meten’ en ‘Gegevensweergave’ wordt beduidend minder aandacht besteed. De TIMSS-opgaven die gaan over ‘Geometrische vormen en meten’ zijn door de leerlingen ook minder goed gemaakt. Dit geldt echter niet voor ‘Gegevensweergave’. Uit TIMSS-2011 blijkt dat leerlingen deze opgaven niet alleen zeer goed hebben gemaakt, maar dat de leerlingen ten opzichte van 2007 juist in dit domein de meeste vooruitgang hebben geboekt.

Op de scholen die aan TIMSS hebben deelgenomen, is ‘Pluspunt’ de meest gebruikte methode, gevolgd door ‘De Wereld in Getallen’ en ‘Rekenrijk’. Naast dat de methode voor bijna alle leerkrachten de basis vormt voor hun lessen, wordt ook door bijna alle leerkrachten de computer als aanvullend lesmateriaal in de rekenlessen ingezet. Verder blijkt dat sinds 1995 in steeds meer klassen het beperkt gebruik van een rekenmachine wordt toegestaan, in 2011 gaat het om 56% van de onderzoeksklassen.

De vooruitgang in toetsprestaties in natuuronderwijs blijkt vooral veroorzaakt te zijn door de hogere score van de leerlingen op het domein ‘Natuur- en scheikunde’ (hoofdstuk 7). Dit is opmerkelijk, omdat eerder duidelijk werd dat dit onderdeel van de TIMSS-toets niet goed past bij het Nederlandse curriculum voor groep 6. Tijdens de lessen natuuronderwijs wordt door de leerkrachten bijna de helft van de tijd besteed aan het domein ‘Biologie’. Slechts 15% van de beschikbare lestijd voor natuuronderwijs wordt besteed aan natuur- en scheikundige onderwerpen.

Vergeleken met andere landen wordt er in de Nederlandse lessen natuuronderwijs veel minder met experimenten of proefjes gedaan; 13% van de leerlingen komt nooit in aanraking met enige vorm van experiment of proefje, noch door de leerkracht gedemonstreerd, noch door de leerlingen ontworpen of uitgevoerd. Zowel de beter als de slechter presterende landen op de science-toets, doen meer met experimenten en proefjes in de science-lessen dan Nederland; op Noorwegen na staat Nederland onderaan de internationale ranglijst. Nog geen kwart van de Nederlandse leerkrachten geeft aan zich zeer zeker te voelen in het tonen van experimenten of proefjes in de les, 15% voelt zich hierin onzeker.

De meeste gebruikte methoden voor natuuronderwijs richten zich enkel of voornamelijk op natuur en techniek, zoals ‘Leefwereld’ of ‘Naut’. Een klein deel van de scholen (12%) gebruikt een methode waarin naast natuur en techniek ook andere vakgebieden zoals wereldoriëntatie aan de orde komen en 6% van de scholen gebruikt geen bestaande methode, maar werkt met thema’s of met Schooltv.

Thuissituatie voor leesvaardigheid

De meeste Nederlandse ouders bieden hun kind een positief leesklimaat (hoofdstuk 8). De ouders ondernemen veel geletterde activiteiten met hun kind en zijn in de afgelopen tien jaar bijvoorbeeld meer gaan voorlezen, zingen en zijn vaker samen gaan oefenen met het schrijven van letters en woorden. In internationaal perspectief komen deze activiteiten vaker voor dan in veel andere landen. In de Nederlandse huishoudens zijn, volgens de

ouders, gemiddeld meer dan 100 boeken aanwezig (39%) en meer dan 50 kinderboeken (44%).

Ondanks dat uit de resultaten blijkt dat de ouders gemiddeld minder vaak voor hun plezier thuis lezen dan in 2001, geven de meeste ouders aan lezen leuk te vinden en leest meer dan de helft van de ouders graag in hun vrije tijd. De positieve houding van de Nederlandse ouders ten opzichte van lezen is ook in internationaal perspectief hoger dan gemiddeld.

Daarnaast tonen de ouders een grote betrokkenheid bij de school en de opleiding van hun kind. Bijna 80% van de ouders vraagt vrijwel elke dag wat hun kind op school geleerd heeft en het merendeel van de ouders bespreekt minimaal één keer per week de opdrachten die hun kind voor school maakt of helpt hen bij deze opdrachten. Ook zorgen zij dat hun kind tijd vrijmaakt voor huiswerk. De meeste ouders hebben een positieve mening over de school van hun kind en vinden dat de school een veilig klimaat en een positief leerklimaat biedt.

De verwachtingen van de ouders wat betreft het uiteindelijke opleidingsniveau dat hun kind zal halen, zijn laag in internationaal perspectief, maar lijken reëel. Van de Nederlandse ouders verwacht 10% dat hun kind een vmbo-opleiding zal voltooien en 14% verwacht dat hun kind een universitaire titel zal behalen. Deze percentages zijn in lijn met het huidige opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking, maar zijn laag ten opzichte van de verwachtingen die de ouders in andere landen van hun kind hebben. Internationaal verwacht 30% van de ouders dat hun kind een universitaire titel zal behalen.

Kennis en vaardigheden leerkrachten in rekenen en natuuronderwijs

Uit de vorige paragraaf is gebleken dat Nederland relatief weinig leerlingen heeft die excelleren in lezen, rekenen of natuuronderwijs. In TIMSS is bij leerkrachten gevraagd naar hun zelfvertrouwen in het lesgeven in reken- en natuuronderwijs (hoofdstuk 6 en 7). Over het algemeen is dit zelfvertrouwen groot. Opmerkelijk is echter dat leerkrachten relatief het minste zelfvertrouwen hebben in het geven van uitdagende taken aan talentvolle leerlingen. Dit geldt voor natuuronderwijs nog iets sterker dan voor rekenen. Hoewel dit nog niets zegt over de mate waarin leerkrachten in hun huidige onderwijs rekening houden met talentvolle leerlingen, zou het gebrek aan vaardigheden hierin bij de leerkrachten mogelijk één van de redenen kunnen zijn voor het Nederlandse relatief lage percentage excellente leerlingen.

Verder blijkt uit TIMSS dat leerkrachten zich over het algemeen meer dan voldoende toegerust voelen om les te geven in de verschillende leerstofgebieden van rekenen/wiskunde, inclusief het domein ‘Geometrische vormen en meten’. In de vorige paragraaf is gebleken dat dit inhoudsdomein minder goed bij het Nederlandse rekenonderwijs past dan de overige domeinen.

In vergelijking met rekenen, voelen de leerkrachten zich iets minder goed toegerust (maar nog wel meer dan voldoende) om les te geven in de verschillende leerstofgebieden van natuuronderwijs. Men voelt zich het minst goed toegerust in de leerstofgebieden die in

groep 6 ook weinig onderwezen worden. Dit zijn vooral leerstofgebieden op het gebied van het domein ‘Natuur- en scheikunde’, zoals het vormen en scheiden van mengsels, elektriciteit en magnetisme. De toerusting in natuuronderwijs lijkt ten opzichte van TIMSS-2007 in 2011 wel iets te zijn verbeterd. Dit is een positieve ontwikkeling, omdat uit secundaire analyses op TIMSS-2007 data is gebleken dat de door de leerkrachten gepercipieerde toerusting voor de natuuronderwijs positief samenhangt met toetsprestaties in natuuronderwijs (Meelissen & Luyten, 2011).

Vakoverstijgende kenmerken

In hoofdstuk 9 is verslag gedaan van een aantal vakoverstijgende contextkenmerken van het onderwijs in groep 6. Hierbij is er geen onderscheid gemaakt tussen de twee studies en zijn de leerlingen, leerkrachten en schoolleiders die aan PIRLS of aan TIMSS hebben meegedaan, samengenomen. De meeste van de contextkenmerken die in hoofdstuk 9 aan de orde zijn gekomen, kunnen beschouwd worden als indicatoren voor de mate van tevredenheid over de leeromgeving op school. Over het algemeen is deze tevredenheid groot; zowel leerlingen, leerkrachten als schoolleiders zijn positief over het leerklimaat en de veiligheid op school. Leerkrachten in Nederland zijn over het algemeen zeer tevreden over de uitoefening van hun beroep en ervaren het leraarschap als belangrijk werk.

Leerkrachten en schoolleiders ervaren ook weinig ernstige knelpunten in hun onderwijs. Als er door schoolleiders (in beperkte mate) knelpunten worden ervaren, dan hebben deze vooral betrekking op natuuronderwijs, zoals een gebrek aan leerkrachten met een specialisatie in natuuronderwijs en een gebrek aan geschikte software en practicummaterialen voor dit vakgebied. Dit laatste bevestigt wederom de relatief kleine rol van de natuurwetenschappelijke vakken in het Nederlandse basisonderwijs. Dit is ook tot uiting gekomen in het beperkt aantal lesuren dat aan natuuronderwijs besteed wordt en de minder goede toerusting van leerkrachten om hierin les te geven in vergelijking met rekenen. Het is daarom opmerkelijk dat Nederlandse groep 6 leerlingen relatief goed op de natuuronderwijstoets hebben gepresteerd en dat de prestaties er - in tegenstelling tot lezen en rekenen - in 2011 significant op vooruit zijn gegaan.