• No results found

Als er nog geen geschil is, is bemiddeling nog niet van toepassing en is er dus geen ruimte voor bemiddeling. Het is van belang om vast te stellen of de bemiddelaar bevoegd is om de bemiddeling breder te kunnen trekken dan alleen bemiddeling inzake de SER-

Fusiegedragsregels 2015. Als dit wel het geval is, is er ruimte voor bemiddeling. Zo niet, dan is er minder ruimte voor bemiddeling. Als de bemiddeling breder getrokken zal worden, kunnen de belangen van partijen naar boven gehaald worden en kan de relatie tussen partijen hersteld worden.

Als partijen zelf een verzoek indienen voor bemiddeling in plaats van dat de

Geschillencommissie in overleg met partijen een bemiddelingsprocedure starten, is er ruimte voor bemiddeling, omdat zij bereid zijn om mee te werken en dus een positieve houding hebben tegenover bemiddeling. Er is ook ruimte voor bemiddeling als partijen vertrouwen hebben in elkaar, aangezien het bij bemiddeling erom gaat dat er een compromis gesloten word.

De bedrijfscultuur en houding van de onderneming tegenover medezeggenschap, de vakbonden en de SER-Fusiegedragsregels 2015 zijn ook factoren die de ruimte voor bemiddeling kunnen vergroten en/of verkleinen. Als een fusiepartij een negatieve houding heeft tegenover medezeggenschap, is er minder ruimte voor bemiddeling. Als een fusiepartij een positieve houding heeft, is er meer ruimte voor bemiddeling.

Als partijen onenigheid hebben over onderwerpen die al gedurende een langere periode spelen, of als ze onenigheid hebben gehad in het verleden over de SER-Fusiegedragsregels 2015, is er minder ruimte voor bemiddeling. Ditzelfde, geldt als partijen een advocaat of gemachtigde meenemen bij de bemiddelingsprocedure. De fusiepartijen en de

werknemersverenigingen gaan dan niet met elkaar in gesprek, maar het woord laten voeren door de advocaat of gemachtigde. Als partijen een advocaat of gemachtigde meenemen naar de bemiddelingsprocedure kan het voor partijen wel nodig zijn om één van de twee in te schakelen. Ondanks dat dit dus de ruimte kan verkleinen, dient deze mogelijkheid partijen niet ontzegd te worden.

Een volgende punt dat de ruimte kan bepalen is of het bedrijf zijn aandelen verhandeld op een aandelenbeurs of niet. Als dit wel het geval is, dient de organisatie zich ook te houden aan de effectenwetgeving. Deze organisaties hebben een positieve houding tegenover medezeggenschap. Er hebben zich twee geschillen voorgedaan bij de Geschillencommissie, waarbij in beide gevallen zo’n organisatie een verzoekschrift heeft ingediend tegen de vakbonden inzake het niet naleven van de SER-Fusiegedragsregels 2015. Er is dus ruimte voor bemiddeling, omdat deze organisaties een positieve houding hebben tegenover de SER-Fusiegedragsregels 2015.

Een nieuwe bestuurder bij een of beide partijen kan ook de ruimte vergroten dan wel verkleinen. Als de nieuwe persoon een negatieve houding heeft, zal dit de ruimte uiteraard zoals eerder vermeld, verkleinen. Als deze persoon een positieve houding heeft en

bijvoorbeeld het beleid anders dan zijn voorganger wilt aanpakken met betrekking tot de werknemersverenigingen, de medezeggenschap en de SER-Fusiegedragsregels 2015 is er meer ruimte voor bemiddeling.

Wat ook een positief en belangrijke rol speelt in de ruimte voor bemiddeling is dat partijen toegeven dat de SER-Fusiegedragsregels 2015 niet zijn nageleefd. Tevens speelt een rol dat ze spijt van hebben ervan en/of toegeven dat er meer speelt dan alleen het geschil over de SER-Fusiegedragsregels 2015 en dit anders willen gaan doen in een volgend scenario.

Als de bemiddelaar de bemiddeling over de SER-Fusiegedragsregels 2015 uitbreidt naar de andere geschillen die partijen hebben dan alleen bemiddeling inzake de SER-

Fusiegedragsregels 2015, wordt de ruimte vergroot. Dat partijen zelf om bemiddeling zullen verzoeken als er zoveel meer aan de hand is dan alleen de SER-Fusiegedragsregels 2015, is echter klein.

Het secretariaat, de Geschillencommissie of de bemiddelaar kunnen de ruimte voor bemiddeling ook vergroten door aan partijen duidelijk te maken dat zowel de werkgevers- als werknemerskant vertegenwoordigd wordt in de Geschillencommissie, dat de leden werkzaam zijn in het bedrijfsleven, dat de uitkomst van bemiddeling in tegenstelling tot een uitspraak van de Geschillencommissie niet gepubliceerd zal worden, door herkenbare en toegankelijke personen te laten bemiddelen en indien het vertrouwen tussen partijen ontbreekt dit te herstellen. Ook moeten alle belangen boven water gebracht worden. Ook moeten alle belangen besproken worden waardoor zullen de bewegingsredenen van de partijen duidelijk worden en kan er, indien nodig duidelijkheid verschaft worden aan partijen over de SER-Fusiegedragsregels 2015.

§5.13 Conclusie

Er is ruimte voor bemiddeling als bemiddeling breder wordt getrokken dan slechts het geschil over de SER-besluit Fusiegedragsregels 2015. In het verlengde hiervan, als het geschil de toepasselijkheid van de SER-Fusiegedragsregels 2015 betreft, partijen vertrouwen hebben in elkaar, de fusiepartijen voorstanders zijn van de SER-besluit Fusiegedragsregels 2015, partijen erkennen dat de SER-Fusiegedragsregels 2015 zijn overtreden en beterschap beloven voor de volgende keer dat er zich een fusie voordoet. Bij buitenlandse partijen, bedrijfsculturen en nieuwe bestuurders is de ruimte voor bemiddeling afhankelijk van of zij al dan niet voorstanders zijn van de SER-Fusiegedragsregel 2015. Er is minder ruimte voor bemiddeling als partijen geen vertrouwen hebben in elkaar, als partijen eerder onenigheid hebben gehad over de SER-Fusiegedragsregels 2015 of voorgaande besluiten en als partijen een advocaat of gemachtigde in de arm nemen voor de bemiddelingsprocedure. Tevens is er minder ruimte als partijen een geschil hebben over een tekst of het antwoord op een geschil van partijen een gesloten antwoord is. Hiervan is sprake als het geschil betrekking heeft op het begrip wezenlijk invloed, de geheimhoudingsregeling, een sociaal plan of een cao- bepaling.

Hoofdstuk 6: Conclusie

In dit hoofdstuk zal antwoord gegeven worden op de centrale vraag; Wanneer kan een verzoek tot bemiddeling op grond van art. 19 SER-Fusiegedragsregels 2015, dat is ingediend bij het secretariaat van de Sociaal-Economische Raad, in geval van een geschil met

betrekking op het niet- of niet behoorlijk naleven van de SER-Fusiegedragsregels 2015 bemiddeld worden, middels het onderzoeken van uitspraken van de Geschillencommissie in de periode 2002-2015, het afnemen van een interview van de secretaris en

plaatsvervangend secretaris van de Bedrijfscommissie en het afnemen van interviews van twee leden van de Geschillencommissie?

Voor een verzoek tot bemiddeling op grond van artikel 19 SER-Fusiegedragsregels 2015 is in beginsel altijd ruimte. Dat partijen het verzoek indienen, in plaats van dat de

Geschillencommissie het starten in overleg met de partijen, geeft aan dat partijen bereid zijn mee te werken aan de bemiddelingsprocedure. Voor de ruimte voor bemiddeling is vereist dat partijen bereid zijn om mee te werken aan de bemiddelingsprocedure. De ruimte voor bemiddeling kan vergroot en verkleind worden door verschillende factoren. De meeste bemiddelingsverzoeken zullen betrekking hebben op artikel 3 en 4 van de SER-

Fusiegedragsregels 2015. Desondanks zal de kern van de bemiddelingsverzoeken erg van elkaar verschillen.

Als partijen een geschil hebben op de geheimhoudingsregeling, zal het betrekking hebben op het verstrekken van informatie aan een derde partij. De Geschillencommissie zou

oordelen of de geheimhoudingsregeling al dan niet van toepassing was, gegrond was, onder gewaardeerd was en nageleefd was. Tevens zou de Geschillencommissie opmerken of een partij een onjuiste opvatting heeft van de geheimhoudingsregeling en/of onzorgvuldig was. De Geschillencommissie zou ook aangeven, indien het toepasselijk is op het geschil, dat het noodzakelijk is dat alle betrokken partijen open met elkaar kunnen communiceren.

Er is minder ruimte als partijen een geschil hebben over het begrip wezenlijk invloed.

Geschillen met betrekking tot het begrip wezenlijk invloed zullen gaan over of partijen al dan niet in de gelegenheid zijn gesteld om wezenlijk invloed uit te oefenen op de totstandkoming van de fusie en de voorwaarden ervan. Als partijen een geschil hebben op meerdere

onderdelen van artikel 4 SER-Fusiegedragsregels 2015, zal de Geschillencommissie het geschil beoordelen in het kader van de kern van artikel 4 SER-Fusiegedragsregels 2015. De kern van artikel 4 SER-besluit Fusiegedragsregels is dat de procedure van artikel 4 SER- besluit Fusiegedragsregels 2000 helemaal moes worden nageleefd, voordat

overeenstemming word bereikt, op voorwaarde dat het oordeel van de

werknemersverenigingen van wezenlijk invloed is op het al dan niet tot stand komen van de fusie en de voorwaarden ervan. Als het geschil voornamelijk betrekking zal hebben op artikel 4, lid 6 SER-besluit Fusiegedragsregels, zou de Geschillencommissie het geschil beoordelen in het kader daarvan. Lid 1 tot en met 5 van artikel 4 SER-besluit Fusiegedragsregels 2015 moeten op zo een manier opgevolgd worden dat het oordeel van de

werknemersverenigingen van wezenlijk invloed kan zijn op het wel of niet tot stand komen van de fusie en de voorwaarden ervan.

Als een bemiddelingsverzoek betrekking zal hebben op de toepasselijkheid van de SER- Fusiegedragsregels 2015, zal het mogelijk gaan over de begrippen, fusie,

werknemersvereniging en samenstel van ondernemingen, het getalscriterium van 50

werknemers die werkzaam zijn bij en Nederlandse organisatie in Nederland, de criterium van 10 werknemers die betrokken zijn bij de fusie en het al dan niet zijn van een cao-partij. De partijen zullen stellen dat het artikel waar het onderwerp betrekking op heeft al dan niet van toepassing is. De Geschillencommissie zou dan beoordeling of grond van de feiten,

omstandigheden en de door partijen aangevoerde argumenten het betreffende onderwerp al dan niet van toepassing is. Als het geschil de toepasselijkheid van de SER-

Fusiegedragsregels 2015 betreft, is er meer ruimte, indien de bemiddelaar bevoegd is om de bemiddeling breder te trekken dan alleen het geschil over de SER-Fusiegedragsregels 2015. Hierdoor kunnen de belangen van partijen boven tafel worden gehaald en kan er bemiddelt worden over andere punten waar partijen een geschil over hebben.

De ruimte voor bemiddeling als buitenlandse partijen of nieuwe bestuurders betrokken zijn bij de bemiddelingsprocedure is afhankelijk van of deze partijen voorstanders zijn van de SER-Fusiegedragsregels 2015. Indien partijen van een bemiddelingsprocedure eerder onenigheid hebben gehad over de SER-Fusiegedragsregels 2015 of voorgaande besluiten, kan de ruimte voor bemiddeling zowel vergroot als verkleind worden. Als partijen hebben geleerd van een eerdere onenigheid over de SER-Fusiegedragsregels 2015 of voorgaande besluiten en gewerkt hebben aan punten zoals samenwerking, is er meer ruimte voor bemiddeling. Er is echter minder ruimte als, na de vorige keer dat partijen een geschil hadden over de SER-Fusiegedragsregels 2015 of voorgaande besluiten, geen vertrouwen meer hebben in elkaar.

Er is minder ruimte als de onderwerp van het geschil geen ruimte biedt tussen de

standpunten van partijen en de antwoord op het geschil gesloten is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij geschillen met betrekking tot het begrip wezenlijk invloed, de

geheimhoudingsregeling, een sociaal plan, een cao-bepaling. Er is tevens minder ruimte voor bemiddeling als het geschil betrekking heeft op een handelingsactie dat niet meer terug te draaien is, zoals het niet in de gelegenheid stellen van de werknemers verenigingen om wezenlijk invloed uit te oefenen, informatie waarop de geheimhoudingsregeling van toepassing is verstrekken aan een derde partij. Dit is ook het geval als het geschil is ontstaan nadat de fusie is gerealiseerd.

Verder zijn er nog verscheidene factoren die de ruimte voor bemiddeling kunnen vergroten of verkleinen, die benoemd zijn door de Bedrijfscommissie en de leden van de

Geschillencommissie. Er is ruimte als iemand met zeggenschap aanwezig is namens de partijen. De ruimte kan ook vergroot worden als partijen inzien dat door middel van

bemiddeling er een compromis gesloten zal worden. Dit zelfde geldt als de standpunten van partijen afwegingen zijn of partijen erkennen dat de SER-Fusiegedragsregels 2015 zijn overtreden en beterschap beloven voor de volgende keer dat er zich een fusie voordoet. Er is minder ruimte voor bemiddeling als het geschil betrekking heeft op een vastgestelde tekst of partijen advocaten of gemachtigden meenemen naar de bemiddelingsprocedure.

Tot slot dient gesteld te worden dat voor dit onderzoek punten waren opgesteld, waarvan de inschatting was gemaakt dat de punten een rol zouden kunnen spelen bij de beoordeling van de ruimte voor bemiddeling. Om tevens onderdelen mee te nemen die niet vooraf waren geselecteerd waren de Bedrijfscommissie en de leden van de Geschillencommissie gevraagd naar overige factoren te kijken die de ruimte zouden kunnen vergroten, dan wel verkleinen. Het is uiteraard mogelijk dat niet alle punten behandeld zijn die een rol zouden kunnen spelen bij de beoordeling van de ruimte voor bemiddeling. De genoemde punten die de ruimte voor bemiddeling kunnen vergroten en verkleinen zijn dan ook niet limitatief. Hier komt bij dat er een interview is afgenomen met twee personen, de Bedrijfscommissie, die al ervaring hadden met een bemiddelingsprocedure en twee van de tien leden van de

Geschillencommissie. Binnen de periode dat dit onderzoek is verricht is het niet mogelijk geweest om meerdere ervaringsdeskundigen te interviewen.

Hoofdstuk 7: Aanbeveling

Dit hoofdstuk bevat een aanbeveling aan het secretariaat, omtrent hoe gehandeld kan worden in de voorbereidingsfase van een bemiddelingsprocedure, die gestart wordt op grond van artikel 19 SER-Fusiegedragsregels 2015.

Op grond van de toelichting bij artikel 19 SER-Fusiegedragsregels kunnen

werknemersverenigingen en fusiepartijen de voorzitter van de Geschillencommissie verzoeken om bemiddeling. De voorzitter van de Geschillencommissie is bevoegd om in overleg met partijen een bemiddelingsprocedure te starten. Als partijen op eigen initiatief de voorzitter van de Geschillencommissie verzoeken om te bemiddelen, wordt het aangeraden om het bemiddelingsverzoek onder geen omstandigheden af te wijzen. Dat partijen dit op eigen initiatief doen, wilt zeggen dat zei bereid zijn om mee te werken aan de

bemiddelingsprocedure.

Als de voorzitter van de Geschillencommissie Fusiegedragsregels de voornemen heeft om in overleg met partijen een bemiddelingsprocedure te starten, kan hier aan vooraf een

afweging gemaakt worden, om al dan niet in overleg met partijen de bemiddelingsprocedure te beginnen. Deze afweging kan gemaakt worden aan de hand van de afwegingstabel die in bijlage 7 is opgenomen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de tabellen niet limitatief is.