• No results found

Watersysteem en lokalisering blauwe knooppunt

In de oostelijke punt van het Rivierengebied, waar de Waal zich van de Rijn af splitst, tussen de stuwwal van Nijme-gen en de Waal, ligt de Over-Betuwe. De tuinbouw is een belangrijke bedrijfstak in dit gebied. In het plan worden de mogelijkheden voor verplaat-sing van glastuinbouwgebie-den naar lokaties in Huissen, Valburg en Eist-Noord beschre-ven. Verplaatsing naar nieuwe gebieden biedt mogelijkheden om de interne waterhuishou-ding in de nieuwe

glastuin-bouwlocatie zo schoon mogelijk te maken.

Het blauwe knooppunt in dit voorbeeld bevindt zich daar waar de tuin-bouwgebieden afwateren op de Linge en daar waar water uit de Linge naar de tuinbouwgebieden wordt ingelaten.

Afwenteling

Ondanks het belang van de glastuinbouw en de fruitteelt als inkomsten-bron voor de werkgelegenheid hebben beide sectoren een slecht imago.

Dit imago wordt verslechterd door de milieubelasting die de bedrijfstakken met zich mee brengen. Beide teelten maken immers veel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, energie en (proces)water. In het gebied vindt door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen diffuse afwenteling van stoffen plaats. Tevens ontstaan door het grote areaal verhard oppervlak afvoergolven.

Een voorstel voor uitbreiding van de glastuinbouw heeft alleen kans van slagen als wordt gekozen voor een schone bedrijfstak. Daarom wordt in het plan getracht te komen met ideeën voor het sluiten van kringlopen door middel van gesloten bedrijfssystemen op basis van de nieuwste technieken om de effecten naar de omgeving te minimaliseren.

Maatregelen

De voorgestelde verplaatsing van bestaande glastuinbouw dan wel vesti-ging van nieuwe glastuinbouw is een vlakgerichte maatregel. De maatrege-len die vervolgens voorgesteld worden met als doel de afwenteling van stoffen vanuit het glastuinbouwgebied naar de omgeving te voorkomen zijn duidelijk puntgericht: vermindering van de uitspoeling, gebruik van kas- en condensgoten, afloop van regenleidingen en verwerking van

restanten spoelwater. Daarnaast staan er veel sectorgerichte maatregelen in het plan gericht op een optimale bedrijfsvoering.

Zelfregulering

Medio 1990 is door de Gewestelijk raad voor Gelderland van het Land-bouwschap in samenwerking met een adviesbureau het initiatief genomen tot een 'Voorbeeldplan' in het kader van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening. Doel van het plan was het tonen van het gezicht van de land-bouw van de toekomst in de Over-Betuwe wanneer planmatig en gericht gestuurd wordt in de richting van zowel milieuhygiënische als ruimtelijke kwaliteit. De inzet van de discussie heeft niet alleen een regionale compo-nent, maar ook een landelijke: het op een hoger plan tillen van het (be-stuurlijke) debat over de glastuinbouw door te laten zien hoe de maat-schappelijke vereisten die aan de bedrijfstak worden gesteld kunnen worden vertaald in kwalitatief hoogwaardige nieuwe produktiegebieden.

Het gaat in dit voorbeeld-knooppunt om duurzame tuinbouw in de Over-Betuwe en daarbij wordt onder andere (door gesloten bedrijfssystemen) rekening gehouden met het effect van de (uitbreiding van de) tuinbouw op het water. De betrokken actoren in dit voorbeeld zijn dus de gemeenten, (Huissen, Bemmel, Eist en Valburg), het KAN-gebied (knooppunt Arnhem-Nijmegen), de regionale waterbeheerders (polderdistrict Betuwe en het Waterschap van de Linge), zuiveringschap Rivierenland en de provincie Gelderland.

Bij dit voorbeeld zijn de verschillende actoren afhankelijk van elkaar om hun doelen te bereiken. De relaties tussen de verschillende actoren zijn te typeren als netwerk- en ruilrelaties.

Analyse succes- en faalfactoren

Het voorbeeldplan Over-Betuwe is opgesteld op initiatief van het Land-bouwschap. Belangrijk is dat het plan dient te worden gezien als een visie op de wijze waarop in de toekomst met glastuinbouw en fruitteelt zal moeten worden omgegaan, zodat gekomen kan worden tot duurzame tuinbouw. Het plan dient dan ook meer als discussiestuk. Dit blijkt mede uit het feit dat het plan opgesteld is vanuit de landbouw en niet een geza-menlijk resultaat is van alle actoren die direct betrokken zouden zijn bij de werkelijke realisatie van een eventuele uitbreiding van de tuinbouw.

Wel betrokken bij het voorstel was de waterleidingmaatschappij, die technische know-how heeft geleverd o.a. met betrekking tot de

mogelijk-heden van collectieve watervoorziening met regenwater. Deze actor kan een belangrijke rol spelen in het realisatieproces.

In het plan heeft het Landbouwschap wel een voorzet gegeven voor een eventuele organisatie-structuur en instrumentarium voor het realiseren van het plan. Hierin zijn wel de meeste direct betrokken actoren opgenomen.

Gesteld kan worden dat het plan in een voorbereidende fase verkeert.

Conclusie

In deze case wordt een visie gegeven op duurzame tuinbouw in de Over-Betuwe met het oog op een het creëren van een kansrijk ontwikkelingsper-spectief voor de tuinbouw in samenhang met de overige functies. Belang-rijk is dat hierbij om afwenteling te voorkomen gekozen wordt voor gesloten landbouwsystemen. Belangrijke succesfactor is de technische steun die het drinkwaterleidingbedrijf verleent.

Doordat er nog geen sprake is van een gezamenlijk initiatief is de kans dat zelfregulering tot stand komt op basis van het voorbeeldplan Over-Betuwe in de huidige vorm gering.

De inzichten die hierbij verworven zijn worden evenwel thans wel meegenomen bij het inrichten van een tuinbouwlocatie (Bergerden) die niet in het voorbeeldplan was beschreven.

3.7 Rijnland

Watersysteem en lokalisering blauwe knooppunt

De boezem van Rijnland staat in contact met omliggende boezemwateren, poldersyste-men, rivieren en de Noordzee.

Er is dus sprake van een aantal knooppunten bestaande uit inlaat- en uitlaatvoorzieningen.

Afwenteling

Door het hoogheemraadschap wordt gezocht naar een opti-mum tussen de doorspoeling van het waterhuishoudkundig-systeem om de

chloride-concentratie te verminderen en de minimalisering van de

inlaat van gebiedsvreemd water. Onderzocht wordt of met omliggende waterbeheerders afspraken gemaakt kunnen worden over het meten van de kwaliteit van inlaatwater.

Maatregelen

De maatregelen die in waterakkoorden opgenomen zijn beperken zich tot puntgerichte/technische maatregelen, zoals het innemen of afvoeren van water op vaste punten. Op welke wijze de verschillende actoren ervoor zorgen dat aan de gemaakte afspraken voldaan wordt, is niet opgenomen in het waterakkoord. Om echter de afgesproken hoeveelheid water af te kunnen voeren, kan het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn meer bergings-capaciteit te creëren in het beheersgebied. In hoeverre dergelijke gebieds-gerichte maatregelen genomen zijn of worden is niet af te leiden uit de bestudeerde waterakkoorden.

J heidemij

Zelfregulering

Door middel van waterakkoorden worden afspraken met omliggende waterbeheerders geregeld.

Bestaande waterakkoorden zijn opgesteld met:

- Waterakkoord voor het Noordzeekanaal en Amsterdam-Rijnkanaal;

- Beheersovereenkomst kleinschalige wateraanvoervoorzieningen Midden-Holland;

- Waterakkoord: Rijnland - Delfland.

In voorbereiding zijn:

- Waterakkoord tussen het hoogheemraadschap van Rijnland en de vol-gende inligvol-gende waterschappen:

* Waterschap De Gouwelanden;

* Waterschap Groot Haarlemmermeer;

* Waterschap De Oude Rijnstromen;

* Waterschap Meer en Woude;

- Waterakkoord voor de Hollandsche IJssel en Lek.

In dit voorbeeld is sprake van een netwerkrelatie. De verschillende actoren zijn afhankelijk van elkaar, om hun doelen te bereiken zullen ze tot

consensus moeten komen.

Analyse succes- en faalfactoren

Het opstellen van waterakkoorden is in feite geïnitieerd in de Wet op de Waterhuishouding, waarin dit instrument en de toepassing ervan is be-schreven. Hierdoor is er zowel bestuurlijk commitment (waterbeheerders zijn in diverse gevallen verplicht tot het sluiten van een waterakkoord) als een duidelijke organisatie in de voorbereidende fase. De problemen waar-voor waterakkoorden afgesloten zijn of gaan worden zijn helder waar-voor alle partijen. Op basis van consensus is overeenstemming bereikt of wordt hier nog aan gewerkt met het netwerk van betrokken actoren. Zodra overeen-stemming bereikt is, kunnen met behulp van het beschikbare instrumenta-rium voor het waterakkoord de gemaakte afspraken vastgelegd worden.

Hierin wordt ook het commitment van de actoren en tussentijdse toetsing/-bijsturing vastgelegd.

Een vernieuwend element in de waterakkoorden waar Rijnland deel van uit maakt is de aandacht voor waterkwaliteitsaspecten hierin. Het gaat hierbij echter alleen om chloride. Voor deze stof geldt dat alle actoren hetzelfde doel hebben, namelijk zo min mogelijk chloride in het water.

De echte problemen in Rijnland zijn de bestrijdingsmiddelen, de emissies van verkeer en vermesting. Voor deze stoffen zijn de belangen van de actoren veelal strijdig, waardoor men er tot op heden niet in geslaagd is tot consensus te komen over hoe deze problemen opgelost moeten worden.

J heidemij

Conclusie

Het waterakkoord is een interessant instrument om zelfregulering bij blauwe knooppunten tot stand te brengen. Door de verplichting (in dit geval op grond van de provinciale verordening waterhuishouding) worden actoren min of meer gedwongen in overleg met elkaar te gaan om afspra-ken te maafspra-ken. Geconstateerd wordt dat de mogelijkheden van het water-akkoord in beginsel onbeperkt zijn, zodat de actoren binnen het kader van het waterakkoord veel vrijheid hebben, wat de kans van slagen van zelf-regulering aanzienlijk vergroot.

Hoewel het waterakkoord mogelijkheden biedt om zaken tussen waterbe-heerders te regelen met name op het punt van de registratie van milieu-vreemde stoffen en nutriënten, biedt het waterakkoord geen mogelijkhe-den om deze problemen ook daadwerkelijk aan te pakken. De aanpak hiervan vergt overleg met diverse doelgroepen. De kans van slagen neemt af wanneer er meer partijen met strijdige belangen betrokken worden.

GERELATEERDE DOCUMENTEN