• No results found

"# " 494 34

Fiche I.a.14 Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten

Natura 2000 code: habitattype 9190

Beschrijving

Acidofiele oligotrofe eikenberkenbossen op zeer voedselarme, vaak gepodsoliseerde of hydromorfe kwartaire dekzandgronden met Zomereik, Ruwe en Zachte berk, vaak gemengd met Lijsterbes en Ratelpopulier.

In mindere mate komen ook Wintereik en Beuk voor. Sommige auteurs maken hierbij onderscheid tussen een Zomereiken- en een Wintereiken-berkenbos (Sougnez 1975), waarbij dit laatste type enkel voorkomt in de Hoge Kempen. Aangezien niet alle auteurs deze opsplitsing volgen worden beide types hier weerhouden.

Het Zomereikenberkenbos kent een vrij groot potentieel verspreidingsgebied, op de voedselarme zanden in de Kempen en plaatselijk op de armste plaatsen op de Vlaamse zandrug. Deze laatste zanden zijn echter vaak iets voedselrijker, zodat eerder een eiken-beukentype (9120) als climax wordt beschouwd. Ondanks het grote potentiële verspreidingsgebied, en het feit dat veel van deze gronden ook effectief bebost zijn, zijn oud-bos-locaties van dit type die bovendien bestaan uit loofhout uiterst zeldzaam.

Eiken-berkenbos op landduinen in Hechtel (Geert Sterckx)

De grote meerderheid van de bossen die volgens de Biologische Waarderingskaart tot dit type worden gerekend (Qb) zijn vrij recente heideverbossingen met loofhout en actieve heidebebossingen, meestal met naaldhout, waarbij voldoende natuurlijke loofhoutopslag aanwezig is. Bij strikte interpretatie van de EU-handleiding horen deze jonge bossen niet tot dit habitattype, maar enkel de oud-bos-sites die bovendien met loofhout zijn bezet.

Veel van de jonge bossen bevinden zich nog in een pionierstadium, waarbij de ontwikkeling van een bosbodem nog aan de gang is: de huidige vegetatie is daarom niet steeds een afspiegeling van het werkelijke bostype: het aanwezige eiken-berkentype is vaak een successiestadium naar eiken-beukenbos.

De struiklaag is zwak ontwikkeld en bevat Sporkehout en berk en verder ook sporadisch Wilde lijsterbes. De kruidlaag is arm en bestaat vooral uit Bochtige smele, Blauwe bosbes, Struikhei en andere grassen en kruiden van zure bodems. Pijpestrootje groeit op vochtige plekken. Verder komt vaak een dichte moslaag voor met vooral Klauwtjesmos.

Kensoorten

EU-handleiding Vlaamse natuurtypen

Betula alba Zachte berk Betula pendula Ruwe berk

Betula pendula Ruwe berk Castanea sativa Tamme kastanje

Populus tremula Ratelpopulier Deschampsia flexuosa Bochtige smele

Quercus robur Zomereik Frangula alnus Sporkehout

Sorbus aucuparia Wilde lijsterbes Hieracium laevigatum Stijf havikskruid

Hieracium umbellatum Schermhavikskruid

Holcus mollis Gladde witbol

Juniperus communis Jeneverbes

Molinia caerulea Pijpestrootje

Pinus sylvestris Grove den

Populus tremula Ratelpopulier

Quercus petraea Wintereik

Quercus robur Zomereik

Sorbus aucuparia Wilde lijsterbes Teucrium scorodonia Valse salie Vaccinium myrtillus Blauwe bosbes

Milieukarakteristieken

Dit type komt voor op zeer voedselarme, vaak gepodsoliseerde of hydromorfe kwartaire dekzandgronden.

Verspreiding

Goed ontwikkelde oud-bos-sites van dit type zijn uiterst zeldzaam en hebben actueel slechts een oppervlakte van enkele honderden ha:

• Zomereiken-berkenbos: Vlaamse zandrug: armste bodems (bijvoorbeeld Drongengoed en Houthulst);

Kempen: armste gronden in Grotenhout en Zoerselbos.

• Wintereiken-berkenbos: Hoewel enige tijd ontbost geweest: Lanklaarderbos en Mechelse bos met belangrijke restanten van het Wintereiken-berkenbos (o.a. autochtone Wintereik).

Bedreigingen

• In het verleden zijn deze bossen gedegradeerd tot heide door de overbegrazing waardoor oud en goed ontwikkeld bos zeer zeldzaam is;

• atmosferische depositie met aanrijking en verzuring tot gevolg, verdroging door drainage of ontwatering van de natte variant, degradatie door intensieve recreatie vormt soms een probleem;

• versnippering leidt tot verlies aan soortenrijkdom;

• kolonisatie en overwoekering van de struiklaag met Amerikaanse vogelkers, oud bossites zijn vaak ingeplant met Grove den en exoten als Corsicaanse den, Amerikaanse eik, Lork en Douglasspar;

• grootschalig en/of intensief kapbeheer met grondbewerking, bemesten, heraanplanten en overexploitatie waardoor weinig oude bomen, dood hout en een arme structuur aanwezig zijn;

• te hoge wildstand die verjonging belet.

Regulier beheer

• Verminderen van atmosferische depositie en luchtvervuiling;

• bestrijden Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik en andere exoten;

• behoud: nulbeheer, middelhout- en hakhoutbeheer; kleinschalig, duurzaam en multifunctioneel bosbeheer (cfr. beheervisie Bos & Groen). Belangrijke en waardevolle zones van exploitatie onttrekken;

• seizoensbegrazing is mogelijk bij lage dichtheden en indien voldoende rijke graasgronden mee ingerasterd worden in combinatie met het inlassen van dichtheidsfluctuaties en/of verjongingsperiodes. Begrazing is niet combineerbaar met omvorming van naaldhout naar loofhout;

• specifiek beheer: zoom- en mantelbeheer, open-plekken-beheer en/of recreatieplanning met zonering;

• natuurlijke wildregulatie en/of jacht.

Herstel- en ontwikkelingskansen

• Herstel watertafel bij de natte variant, aanleggen van bufferzones;

• zelfherstel is mogelijk door natuurlijke successie, natuurlijke successie uit voedselarme open terreinen (heide, kapvlakte of stuifzanden) of actieve omvorming van exotenaanplantingen naar bossen met een natuurlijke boomsamenstelling;

• bestrijding van Amerikaanse vogelkers (en in sommige gevallen ook Amerikaanse eik) is een basisvereiste

!

"# " 49: 34

om een succesvolle omvorming te realiseren of spontane successie kans op succes te geven. Verrijken van de structuur en de hoeveelheid dood hout. Herstel van grote eenheden door areaaluitbreiding en verbinding van bestaande bossen.

Overeenkomstige eenheden in andere ecologische indelingen

Corine:41.51 en 41.54 Old acidophilous oak woods with Quercus robur on sandy plains

BWK:qb (eiken-berkenbos) binnen grenzen van oud bos op Z- en X-gronden. Qb-bossen op rijkere gronden vallen onder habitat 9120. Qb-bossen buiten de grenzen van oud bos kunnen ten hoogste als potentieel habitat gezien worden.

Vlaamse natuurtypen: Zomereiken-Berkenbos

Andere studies: Betulo-Quercetum roboris (Sougnez 1975, Rogister 1978), Querco petraeae – Betuletum (Sougnez, 1975) (Deschampsio-Quercetum petraeae (Hermy 1985, 1992))

Wettelijke bescherming

Bosdecreet van 13 juni 1990 (B.S., 28 september 1990), laatst gewijzigd bij decreet van 17 juli 2000: verbod op ontbossing uitgezonderd voor

• (art. 90bis) ontbossing in functie van werken van algemeen belang of in zones met bestemming woongebied en industriegebied in ruimte zin, in met voormelde gebieden gelijk te stellen bestemming volgens de geldende plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen, of voor uitvoerbare delen in niet vervallen verkaveling. Vor andere ontbossingen kan de Vlaamse Regering een ontheffing geven.

• (art . 47) ontbossing in natuurreservaten in het kader van een goedgekeurd beheersplan.

• (art . 87) rooiingen van aanplanten in agrarische gebieden.

Het Bosdecreet geeft nadere regels inzake de te volgen procedure en compensaties voor ontbossing.

Vegetatiebesluit (BVR van 23 juli 1998 , B.S. 10 september 1998):

• vergunningsplicht voor het geheel of gedeeltelijk rooien van bosjes binnen groen-, park-, buffer-, bos-, vallei-, bron-, natuurontwikkelingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of met bijzondere waarde, landschappelijk waardevolle agrarische gebieden, beschermde duingebieden;

• meldingsplicht in alle andere gebieden, met uitzondering van woon- en industriegebieden

Decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen (B.S. 28 februari 1991): de opbrenging van dierlijke mest op andere grond dan cultuurgrond is verboden behalve het opbrengen van stalmest in het kader van de bemesting van de plantput bij aanplantingen langsheen wegen of bij bosaanplanting. Het is eveneens verboden dierlijke mest, andere meststoffen en chemische meststoffen te lozen of te storten in openbare rioleringen, in oppervlaktewateren alsmede op openbare wegen, bermen en alle plaatsen andere dan cultuurgronden ( cfr.

art.16).

Fiche I.a.15 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus