• No results found

"# " 472 34

Fiche II.4 Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhina pectoralis)

Beschrijving

Fors gebouwde witsnuitlibel met een gele voorrandader en een zwart pterostigma. Mannetjes hebben een onmiskenbare gele vlek op segment 7 van het achterlijf. Wijfjes hebben grote, brede oranjegele vlekken op het achterlijf, die veel groter zijn dan bij de wijfjes van de andere witsnuitlibellen.

Verspreiding

Momenteel beperkt tot een vijftal locaties in de Antwerpse en Limburgse Kempen

Ecologie

Oude waarnemingen uit laagveenmoerasgebieden met mesotrofe en eutrofe plassen in de Scheldevallei Oost-Vlaanderen; recente waarnemingen (na 2000) zijn afkomstig van verzuurde vennen, een humuszuur ven, een voedselarm laagveengebied en een mesotrofe plas.

Wettelijke bescherming - Conventie van Bern Annex II - Habitatrichtlijn Annex II+IV

- Strikt beschermde soort in Vlaanderen

Rode-Lijstcategorie

Uitgestorven, recent herzien tot “met uitsterven bedreigd” (De Knijf 2001

Beschermingsmaatregelen

- Rotatiebeheer: ruimen van verlande plassen - Vermijden van inspijpeling van voedselrijk water

Fiche II.5

Heikikker (Rana arvalis)

Kenmerken

Dit is een relatief kleine kikker (lichaamslengte tot 6 cm) die sterk gelijkt op de Bruine kikker. De heikikker is slanker gebouwd, heeft een spitsere snuit en de meeste dieren hebben een brede lichtgekleurde band op het midden van de rug. De larven bereiken een totale lengte van 4-5 cm en zijn erg moeilijk te onderscheiden van larven van de Bruine kikker.

Verspreiding

De heikikker bewoont een erg groot gebied dat zich uitstrekt over het noorden en oosten van Europa en Azië. De vindplaatsen in Vlaanderen liggen op de zuid-westgrens van het areaal en zijn beperkt tot de provincies Antwerpen en Limburg.

Ecologie

In Vlaanderen is de heikikker strikt gebonden aan voedselarme milieus zoals vochtige heidevelden,

laagveengebieden en voedselarme moerassen. Als voortplantingsplaatsen gebruikt ze vennen, grachten en kleine vijvers die voedselarm of matig voedselrijk water bevatten. De eiklompjes worden veelal afgezet op ondiepe plaatsen met weinig schaduw. Landactieve heikikkers houden zich op in vochtige heiden, heischrale graslanden en bossen.

Wettelijke bescherming - Conventie van Bern

- Bijlage IV van de Habitatrichtlijn - Beschermde soort in Vlaanderen

Rode lijst-categorie: zeldzaam

Bedreigingen

De oppervlakte van de voorkeursbiotopen (heiden en voedselarme laagveenmoerassen) is tijdens de laatste eeuw enorm afgenomen. Momenteel liggen genieten deze biotopen vaak een zekere graad van bescherming, maar ze blijven evenwel erg gevoelig voor allerlei verstoringen van buitenaf. Hiertoe behoren een toenemende verzuring van het oppervlaktewater door zure neerslag.

Beschermingsmaatregelen

Een verzuring van de paaiplaatsen dient te worden vermeden, aangezien het bijzonder negatieve en moeilijk te verhelpen effecten zou kunnen hebben op het voortplantingssucces en dus op de overleving van de resterende populaties.

!

"# " 47! 34

Fiche II.6 Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus)

Beschrijving

De Nachtzwaluw is een eigenaardige, bruingrijze vogel, met een cryptisch getekend verenkleed waardoor hij perfect gecamoufleerd is in zijn biotoop. Hij heeft een groot oog, een kleine snavel met weliswaar een grote mondopening, geschikt voor het vangen van insecten. Nachtzwaluwen vallen vooral op door hun typische snorrende zang, vooral te horen in de avondschemering.

Verspreiding

Broedvogel van geheel Europa behalve het uiterste Noorden. In Vlaanderen komen nog gezonde populaties voor in Limburg. Vooral de overgang van grote heidegebieden naar dennenbossen levert geschikt broedterrein op.

Recent werden geschikte biotopen in de Antwerpse Kempen weer bezet na jarenlange afwezigheid.

Oorspronkelijk kwam de soort ook voor op de zandgronden van de provincies Oost- en West-Vlaanderen. Als gevolg van beheersmaatregelen keerde de soort hier recent na lange afwezigheid terug (Heidebos te Wachtebeke). In het kader van de Vlaamse broedvogelatlas werd de populatie in de periode 2000-2002 op 500-550 broedparen geschat.

Ecologie

De Nachtzwaluw is een zomervogel die pas in mei aankomt in het broedgebied. Het is een vogel van zandige, halfopen habitats. Bij ons zijn dat vooral heidegebieden en halfopen dennenbossen op zandgrond. Hij nestelt altijd op de grond, perfect gecamoufleerd door zijn verenkleed. In de schemering en ’s nachts jaagt hij op insecten die hij met wijd opengesperde bek vangt. Door zijn levenswijze en aangepaste camouflage is de Nachtzwaluw overdag uiterst moeilijk waar te nemen. Nachtzwaluwen zijn trekvogels met winterkwartieren in Afrika.

Wettelijke bescherming

- KB betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest (9 september 1981).

- Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa, opgemaakt te Bern op 19 september 1979 (Bern-Conventie).

- De Richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn).

Rode-lijst categorie: Bedreigd

Fiche II.7 Boomleeuwerik (Lullula arborea)

Beschrijving

Een kleine leeuwerik met opvallend korte staart, brede vleugels en een duidelijke, brede wenkbrauwstreep.

Boomleeuweriken vallen vaak vooral op door hun roep en opvallende melodieuze zang.

Verspreiding

Broedvogel van bijna heel Europa, noordelijk tot in Zuid-Scandinavië. In Vlaanderen hoofdzakelijk beperkt tot de zandbodems van de Kempen in de provincies Antwerpen en Limburg. In heiderelicten elders in Vlaanderen en in de duinen nagenoeg verdwenen. In het kader van de Vlaamse broedvogelatlas werd de populatie in de periode 2000-2002 op 500-800 broedparen geschat. De totale Vlaamse populatie van de Boomleeuwerik is de jongste decennia flink toegenomen.

Ecologie

De Boomleeuwerik is een vogel van zandige gebieden met verspreide bomen. Bij ons zijn dit heide, kapvlaktes, aanplantingen en open naald- of gemengd parkachtig bos op zandige bodem. De soort is zeer gevoelig voor intensivering van land- of bosbouw. Hij leeft op de grond waar hij op vrij kale bodem naar voedsel zoekt. Het is een partiële trekvogel, waarvan het grootste deel van de populatie wegtrekt.

Wettelijke bescherming

- KB betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest (9 september 1981).

- Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa, opgemaakt te Bern op 19 september 1979 (Bern-Conventie).

- De Richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn).

!

"# " 477 34

Fiche II.8 IJsvogel (Alcedo atthis)

Beschrijving

Een klein schitterend blauw en oranje vogeltje. In vlucht valt de fluorescerend blauwe stuit op. De forse, dolkvormige snavel is volledig zwart bij het mannetje, bij het wijfje zie je voor meer dan de helft oranje op de ondersnavel. De korte, oranje pootjes zijn nauwelijks te zien. Geeft veelvuldig een één- à tweeledige hoge roep, vooral in het langsvliegen.

Verspreiding

Broedvogel van geheel Europa behalve het noordelijke deel. De aantallen bij ons zijn sterk weersgebonden:

tijdens harde winters wordt de populatie soms gedecimeerd (laatste maal in 1996-97). Inmiddels heeft de Vlaamse populatie zich volledig hersteld en is de soort overal aanwezig in geschikte biotopen. In het kader van de Vlaamse broedvogelatlas werd de populatie in de periode 2000-2002 op 650-850 broedparen geschat.

Ecologie

De IJsvogel is strikt aan open en voldoende zuiver water gebonden. Dit zijn zowel grote plassen, rivieren, vijvers als beken. Hier nestelt hij in een zelf uitgegraven hol in een zandwand of in het wortelgestel van een omgevallen boom. In sommige jaren kunnen tot drie legsels kunnen grootgebracht worden. IJsvogels vissen vanaf een uitkijkpunt boven het water, waarbij ze door middel van stootduiken vissen en waterinsecten vangen.

Voornamelijk standvogel, met enkel trekbewegingen tijdens vorstperiodes.

Wettelijke bescherming

- KB betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest (9 september 1981).

- Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa, opgemaakt te Bern op 19 september 1979 (Bern-Conventie).

- De Richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn).

Fiche II.9 Geelgors (Emberiza citrinella)

Beschrijving

Geelgorzen zijn vrij stevige zangvogels, met een vrij lange staart. De manentjes vertonen een opvallende gele tekening op kop en borst; vrouwtjes en jonge exemplaren zijn meer onopvallend gekleurd. De soort heeft een opvallende zang, vaak vergeleken met de zevende symfonie van Beethoven.

Verspreiding

De soort komt voor in heel Europa.

Tot diep in de 20e eeuw was de Geelgors nog een talrijke verschijning, met een vrijwel gebiedsdekkend voorkomen in Vlaanderen. Door het verdwijnen van kleinschalige landschapselementen als heggen, houtwallen en extensief beweide graslandjes, in combinatie met een sterk afgenomen voedselaanbod als gevolg van de geweldige intensivering van de landbouwpraktijken, is de soort sterk in aantal achteruitgegaan. Momenteel is de Geelgors hoofdzakelijk beperkt tot de oostelijke en zuidelijke delen van Vlaanderen. In het kader van de broedvogelatlas werd de populatie in de periode 2000-2002 op 3400-4000 broedparen geschat. De soort laat in een aantal gebieden nog steeds een afname zien; in andere streken is echter stabiliteit en zelfs enige toename genoteerd, vooral als gevolg van gerichte maatregelen.

Ecologie

De geelgors is een stand- en zwerfvogel van diverse halfopen landschappen, zoals licht beboste heide, bosranden en agrarisch gebied met heggen, houtwallen en grazige wegbermen. Het nest wordt op de grond gebouwd, vaak tussen hoge kruiden en struweel. Vooral heggen en houtwallen met een dichte laag struiken, een goed ontwikkelde kruidlaag onder de struiken en kruidenrijke zomen vormen een geliefde broedplaats. In de broedtijd worden zaden en kleine ongewervelden gegeten; buiten de broedtijd vormen zaden de hoofdmoot van het menu.

Wettelijke bescherming

- KB betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest (9 september 1981).