• No results found

3. Methode & methodologische verantwoording

4.5 Organisatie van bewoners

De organisatie van bewoners in gemengde complexen is drieledig. Huurders kunnen een bewonerscommissie opzetten. Dit is niet verplicht. Kopers moeten lid worden van een Verenging van Eigenaren, dit is bij wet geregeld. Tot slot heeft de woningcorporatie als eigenaar van de huurwoningen die het verhuurt plaats in de vve, maar hier is een dubbelrol aan de orde omdat de corporatie ook aanspreekpunt voor de huurders is. Zie voor een uitgebreide en technische beschrijving Bosveld (2011). Reijndorp et al. (1998: 182) beschrijven dat beide vormen een rol tussen bewoners kunnen spelen als integratiekader. Vooral in de opleveringsfase van woningen bieden zij een structuur om tips uit te wisselen. De opleveringsfase voor de complexen van de gesproken respondenten ligt vaak al ver achter hen. In het kader van dit onderzoek zijn vragen gesteld of respondenten betrokken zijn in de organisatie van bewoners, of deze ‘driehoek’ bekend is, en hoe op deze manier het wonen in een gemengd complex ervaren wordt. In het complex van respondent 13 is de

bewonerscommissie ongeveer 2 jaar geleden in het leven geroepen. Het blok als geheel had te kampen met problemen met sommige medebewoners op het gebied van beheer.

‘‘(…) eindelijk na anderhalf jaar overleg komen er camera’s. Ik geloof dat dat voor het complex echt een verbetering is. Ik ben ervan overtuigd, ik bedoel het is niet heilig- en zaligmakend, maar juist die kleine criminaliteit van plassen beneden voor de lift, dat soort dingen (…) dat je dat soort dingen met een camera kan voorkomen daar geloof ik zeker in.’’

Binnen dit complex, waar de huurders in een commissie zitten en de kopers in een vereniging, is veel contact onderling. In deze situatie wordt aangegeven dat ze elkaar regelmatig spreken. Als voorbeeld wordt door deze respondent aangegeven dat:

‘‘Ja wat wij doen is dat wij onderling. Wat wij doen is soms vergaderen of

overleggen met iemand van de vve om op een lijn te zitten naar de woningcorporatie toe… En wij hebben gemerkt dat, op het moment dat wij overleggen met de vve

45

zonder de woningcorporatie er direct bij betrokken is, dat wij wat makkelijker optreden en ja ook wat sterkere positie hebben soms.’’

Ook respondent 6 geeft iets soortgelijks aan:

‘‘Ik heb hetzelfde belang als zij. En ook met de overleggen van wat er moet gebeuren enzo. Dan zitten we prima op een lijn.’’

Respondent 6 is van mening dat er zonder de bewonerscommissie ‘allemaal ellende gebeurt’. Die ellende is ‘met horten en stoten’ wel aan het oplossen. Een ander punt in de organisatie vindt hij de bovenbeschreven driehoek tussen commissie, corporatie en vve. Reparaties en beslissingen daarover duren lang omdat alles door zowel corporatie als vve goedgekeurd moet worden. Als voorbeeld geeft hij dat hij vier maanden heeft gewacht voordat lekkende regenkappen in zijn kozijnen werden gerepareerd.

‘‘Dat heeft te maken met offertes en dat is wel logisch. Maar daar moet dan overlegd worden met de vve. De vve met de corporatie beslist dat samen. En mijn buurvrouw had ook lekkage en zit in de vve. Want had die het niet gehad, dan betwijfel ik of’’.

Ondanks een goede samenwerking die respondenten 6 en 13 met de vve zeggen te hebben, verwoordt één van hen bij het afwachten van beslissingen over reparaties een soort

wantrouwen. Hij betwijfelt of de lekkage was opgelost als een huiseigenaar niet dezelfde klacht had gehad. In bovenstaande omschrijvingen is er goed contact tussen vve en bewonerscommissie, volgens representanten van de bewonerscommissie. In een ander complex is de vve na tien jaar ervoor ijveren volgens respondent 4 er in geslaagd om huurders in de vve plaats te laten nemen in plaats van de woningcorporatie.

‘‘En we zijn zover dat zelfs twee huurders de woningcorporatie gaan

vertegenwoordigen in de algemene ledenvergadering van de vve. Daar hebben we als eigenaren tien jaar lang op aangedrongen. Want door de bril van de corporatie is het heel raar dat een huurder meepraat.’’

In zijn bewoordingen vinden de eigenaren van woningen in het complex het ‘zot’ dat een huurder door een medewerker van de corporatie wordt vertegenwoordigd, alsof kopers door

46

de hypotheekverstrekker zouden worden vertegenwoordigd. Het gaat uit van de aanname dat huurders verkeerde beslissingen zouden nemen over geld. Maar zoals de respondent het stelt:

‘‘De essentie is, dat het gaat over wonen. En dat we geen domme dingen doen met geld, dat is het gemeenschappelijke belang.’’

In het complex en de beschrijvingen van respondent 10 is al eerder naar voren gekomen waarom zij in haar complex een bewonerscommissie nodig acht en deze ook heeft opgezet. Veiligheid en verantwoordelijkheid van medebewoners vormen daartoe het hoofdmotief. Samenwerking met de vve beschrijft zij als vanzelfsprekend. Er is ook contact met de aanwezige vve, ‘daar gaan wij goed mee om’, en waar ook in samenwerking een schouw1 mee zal worden gedaan. Daarnaast kende zij al twee kopers die in de vve zitten waardoor zij in haar woorden ‘al een ingang heeft en als vanzelf bij de rest terecht komt’.

Echter direct contact tussen commissie en vve is niet vanzelfsprekend. In het complex van respondent 8 is geen sprake van contact tussen deze bewonersorganisaties onderling. Zij geeft aan dat dit contact allemaal via de consulent van de woningcorporatie gaat. Deze

consulent zit 2-3 keer per jaar bij de vergadering van de bewonerscommissie en neemt punten van daaruit mee naar de vergadering bij de vve. Daarna wordt teruggekoppeld aan de

bewonerscommissie via de consulent. Gevraagd of zij kopers überhaupt kent is het antwoord ontkennend.

‘‘Ik ken de kopers daar niet zo zeer. Dat is omdat je elkaar niet zoveel tegenkomt.’’ En niet altijd is er een bewonerscommissie aanwezig, omdat deze niet verplicht is. In het complex van respondent 11 en 12 die respectievelijk huurder en eigenaar zijn in hetzelfde complex is dit het geval. Respondent 11 omschrijft dat als volgt.

‘‘Er is natuurlijk een vve, aan de overkant. En daar vallen wij onder. Dus alles wat de vve beslist, dat krijgen wij ook. En dat is leuk. Best geregeld, want we krijgen keurig afrekeningen van onderhoud van de trap enzo. En andere dingen worden we ook in gekend.’’

1

Inspectie van het gebouw en directe omgeving in samenwerking met politie, woningcorporatie, vereniging van eigenaren en bewonerscommissie.

47

Verder doorgaand op de organisatie van bewoners in dit complex en of zij een

bewonerscommissie om belangen van huurders te behartigen noodzakelijk vind, antwoordt zij negatief.

‘‘En als er een vergadering is van de vve. Maar ja daar gaan wij niet naartoe. Daar hebben we niks te zeggen. En van de huurders, want van de corporatie is er een vrouw geloof ik. Die zit dan aan bij de vve voor vergaderingen. En dan worden we ervan op de hoogte gehouden. Dat is ook mooi.’’

Respondent 12, die in hetzelfde complex een koopwoning heeft in het zelfde complex, en wiens man voorzitter is van de vve is minder te spreken over de ‘driehoek’ en vraagt zich ook af of huurders wel informatie vanuit de vergaderingen krijgen doorgestuurd. Iets wat

hierboven wel door respondent 11 bevestigd wordt, maar wat kopers en huurders klaarblijkelijk niet van elkaar weten. Respondent 12 zegt hierover het volgende:

‘‘Kopers hier, die hebben een vve. (…) Maar weten niet wat huurders weten. En dan zegt de corporatie, dat is de verhuurder. En zij zeggen ze sturen de regelementen naar de huurders. Ik zeg tegen mijn man, ‘Ik weet niet of ze dat wel allemaal krijgen’. Ik vind eigenlijk zou je een soort, als je het gemengd doet, een soort huurcommissie moeten hebben.’’

In de ogen van deze respondent heeft de verhuurder een grote stem in wat er allemaal kan en niet kan (veranderen) in een complex omdat de corporatie al haar huurders hierin

vertegenwoordigt, maar er wordt veel weggestemd in de vve-vergaderingen omdat de stem van een corporatie soms zwaarder telt. Een van de gebiedsbeheerders legt dat als volgt uit.

‘‘Als ze meerdere huizen in een complex hebben weegt hun stem wat meer.

Bijvoorbeeld een particulier huiseigenaar heeft één-tiende stem en de corporatie heeft dan bijvoorbeeld viertiende stem. Dan zouden ze iets meer stempel kunnen drukken als ze dat zouden willen.’’

Het idee van respondent 12 is om vanaf het begin dan ook een huurdercommissie op te richten die huurders vertegenwoordigt. ‘Zo kan je ook huurders betrekken en goed informeren over de vve die het beheer doet’.

48

In twee complexen is er wederzijds contact tussen organisatie van huiseigenaren en huurders. In het complex van respondent 4 is men inmiddels overgegaan tot het opnemen van twee huurders als vertegenwoordigers in de vve. In het complex van respondent 10 is de bewonerscommissie redelijk recent opgericht, maar waren er vóór oprichting, aldus de respondent, al contacten met de vve over onderhoud in en rond het complex. In resterende complexen zijn er wel een bewonerscommissie en de verplichte vve, maar hebben deze vertegenwoordigingen geen contact met elkaar. Of weer anders is er geen huurdercommissie en wordt die door respondent 11 ook niet nodig geacht. Reijndorp et al. (1998: 182) vinden in hun studie dat organisatievormen als bewonerscommissies en vve’s nieuwe integratiekaders kunnen zijn voor bewoners van buitenwijken. In het licht van dit onderzoek, naar sociale contacten en bewonerservaringen in gemengde complexen, kunnen dit soort

organisatievormen beter benaderd worden als identificatiekader (Blokland, 2005, in Metaal, 2011: 111-112). Zo weet men binnen deze blokken ook elkaar te identificeren, hoe men ten aanzien van het gebouw met elkaar kan omgaan en hoe dit kan worden onderhouden.