• No results found

Instellingen of organisaties hebben verschillende keuzes die ze moeten maken bij het opzetten van een achter de voordeur- project. Hoewel de verschillende projecten van verschillende instellingen in verschillende steden erg van elkaar verschillen, vallen er toch een aantal algemene kenmerken in de opzet van een achter de voordeur project te benoemen. In deze paragraaf zal ik kort de algemene stappen toelichten.

Signalering en voorbereiding

Voordat een achter de voordeur project van start kan gaan zijn er een aantal belangrijke beslissingen die gemaakt moeten worden. Op welke doelgroepen richt het project zich? Wordt er gewerkt vanuit zorg of vanuit handhaving? Wordt er individueel (gezin) of systeem (buurt) gericht gewerkt? En welke problemen komen aan de orde; enkelvoudige of integraal?

Zodra deze aspecten afgebakend zijn kan er gekeken worden naar wie er voor het project benaderd gaan worden. Er zijn verschillende manieren om probleemgezinnen te signaleren. Van Doorn (2004:63- 76) maakt onderscheid tussen drie signaleringsstrategieën (al dan niet in combinatie met elkaar).

De huis-aan-huismethode. Deze methode houdt in dat professionals alle bewoners in een bepaalde

wijk of buurt systematisch huis aan huis benaderen. Een tijdrovende methode, maar wel effectief als je de mensen wilt bereiken waarvan de problemen echt achter de voordeur blijven.

Ten tweede kunnen huishoudens gesignaleerd worden door naar verzamelingsplaatsen (jongerencentra, buurthuizen, scholen, wijkservicecentra) toe te gaan. Nadeel van deze strategie is dat er altijd mensen zullen zijn die zich niet op deze plekken bevinden, waardoor ze niet benaderd worden.

Tenslotte geeft Van Doorn het voorbeeld van de signaleringsnetwerken. Deze manier van signaleren is misschien wel de meest gebruikte, en volgens Van Doorn ook de meest beproefde methode om mensen op te sporen. De professional komt pas in actie na signalen afkomstig uit een netwerk van signaleringspartners. Hierbij is een knelpunt dat er wel gezorgd moet worden dat belangrijke partijen deel uitmaken van het signaleringsnetwerk.

Bereiken en uitvoeren

Dan komt er de fase van (ongevraagd) contact leggen. Als een huishouden gericht bezocht wordt (dus niet de huis-aan-huismethode) dan gaat er vaak een voorbereiding aan vooraf, waarbij de situatie van het te bezoeken huishouden geanalyseerd wordt. Soms geven hulpverleners er de voorkeur aan om alvast bij andere instanties te informeren over de situatie van het betreffende huishouden. Buiten dat andere instanties de informatie vaak niet willen geven vanwege privacyregelingen, kiezen sommige hulpverleners er juist voor om zonder informatie, en zo onbevooroordeeld mogelijk bij een huishouden binnen te komen.

Dan komt de stap van aanbellen en contact maken. Er wordt geprobeerd het vertrouwen van de bewoner(s) te winnen en een dialoog over hulp en ondersteuning te voeren. De hulpverlener komt ongevraagd op huisbezoek, dus tijdens het eerste contact moet gepeild worden of de cliënt bereid is om de hulp te aanvaarden. Wanneer de cliënt niet bereid is om vervolgcontacten aan te gaan (zelfs niet na lang aandringen) dan vervalt daarmee de legitimatie van de bemoeienis van de hulpverlener en wordt het contact niet voortgezet. De hulpverlener blijft dan wel alert of er zich op een later tijdstip een nieuwe gelegenheid aandient om wederom een poging tot contactlegging te doen.

Indien de bewoner(s) wel open staan voor gesprek worden er afspraken gemaakt over de te geven hulp en ondersteuning en het vaststellen van acties. Er wordt een vervolg afspraak gemaakt om de problemen aan te pakken. De strategie zal worden bepaald en de hulpverlener zal de hulpverlening of voorzieningen in gang zetten en de gemaakte afspraken borgen en waar maken. Door gezamenlijk handelen en de cliënt betrekken wordt geprobeerd een persoonlijke band op te bouwen. Belangrijk hiervoor is tijd en aandacht besteden aan het levensverhaal van de cliënt en emoties (dit ontbreekt vaak in

andere vormen van hulpverlening). Verder zijn er, volgens van Doorn, een aantal dingen waar de hulpverlener op moet letten (2004:106): de hulpverlener moet proberen achterliggende problemen bespreekbaar maken; betrouwbaarheid en transparantie (mensen zijn vaak argwanend, dus zeggen wat je doet en doen wat je zegt); het nemen van kleine stappen (tempo niet te hoog leggen want dan raken cliënten het gevoel van controle kwijt) en tastbare resultaten; het opbouwen van zelfrespect (aandacht voor de sterke kanten en complimenten geven); en tenslotte het motiveren en overtuigen van de cliënt.

Er zijn een aantal dingen belangrijk bij deze manier van hulpverlenen. Zo moet er een vertrouwensrelatie ontstaan tussen de professional en het huishouden. Er moet frequent contact zijn tussen cliënt en hulpverlener. Er moet sprake zijn van langdurige betrokkenheid bij cliënten (hoeft niet altijd even intensief). En cliënten moeten de hulpverlener kunnen bereiken bij noodgevallen.

Maar eveneens en misschien wel vooral van belang is de houding en kwaliteiten van de hulpverlener(s). Het vereist een goed gevoel voor de cultuur, leefstijl en identiteit van het huishouden. Die cultuur zal veelal botsen met de eigen cultuur van de hulpverlener, en deze dient zich daarvan bewust te zijn en er goed mee om te kunnen gaan.

Beëindiging van het hulpverleningscontact

Er zit geen vastgestelde duur aan het opgezette hulpverleningscontact, deze is flexibel. Er zijn echter een aantal gezinnen die altijd in het hulpverleningssysteem zullen blijven. Hulpverleners proberen die contacten te continueren voor lange tijd, maar wel op een wat lager pitje te zetten.

Beëindiging van het (intensieve) contact kan als de hulpverlener het idee heeft dat de leden van het huishouden hun leven weer op de rails hebben gekregen. Na de beëindiging van een hulpverleningscontact is het voor de initiatiefnemer van het project belangrijk om te weten of de beloofde hulp werkelijk is geboden en of er verbeteringen voor het huishouden zijn opgetreden. Het evalueren van het proces en het kennis nemen van de bereikte resultaten is belangrijk bij volgende projecten.

Maar beëindiging van het hulpverleningscontact kan ook doordat cliënten voortijdig afhaken (bijvoorbeeld omdat ze denken dat ze geen hulp meer nodig hebben als iets is opgelost, terwijl er ook nog een aantal structurele problemen zijn). Als hun kind bijvoorbeeld dreigt te blijven zitten zijn de ouders wel bereid hulp te aanvaarden, maar als blijkt dat het kind toch overgaat zakt de motivatie bij sommige ouders weg en beëindigen ze het contact met de hulpverlener (dit terwijl er in het gezin nog veel meer dingen aan de hand zijn). Ook kunnen cliënten afhaken omdat de oplossingen die hen worden aangedragen, hen niet aanstaan, bijvoorbeeld bij een afbetalingsregeling of het accepteren van bepaalde medicatie.