• No results found

    2.1  Probleemstelling en onderzoeksvragen    Op basis van de in de hoofdstukken 1 en 2 geschetste problematiek hebben wij de volgende  probleemstelling(en) geformuleerd:  

1. Welke  maatregelen  zijn  sinds  2009  genomen  gericht  op  het  terugbrengen  van  de  doorlooptijden van beklagzaken en op het voorkómen van beklagzaken en wat is de  beoogde en de feitelijke werking van de genomen maatregelen? (deelonderzoek I)  2. Wat  zijn  de  verwachtingen  en  ervaringen  van  klagers  met  betrekking  tot  deze 

procedure? (deelonderzoek II) 

3. Hoe kunnen de verwachtingen en ervaringen met betrekking tot de procedure én de  effecten van de maatregelen worden verklaard? (deelonderzoek I en II, eindrapport)   

Deze probleemstelling wordt beantwoord aan de hand van de volgende onderzoeksvragen:   1. Wat  zijn  de  funderende  ideeën  en  wat  is  het  belang  van  de  artikel  12  Sv‐procedure 

blijkens wetsgeschiedenis en literatuur en welke opvattingen worden daarover in de  rechtspraktijk gehuldigd?  

2. Is  uitvoering  gegeven  aan  de  door  de  minister  bij  brief  van  22  oktober  2009  aan‐ gekondigde  maatregelen  om  de  instroom  van  klachten  te  voorkomen  en  de  door‐ looptijden terug te brengen? Zo nee, wat is daarvan de reden?   3. Zijn andere maatregelen van gelijke strekking of met hetzelfde doel genomen?  4. Wat was van de genomen maatregelen de beoogde werking?   5. Wat is van de genomen maatregelen de feitelijke werking sinds eind 2009?   6. Zijn er afwijkingen tussen de beoogde en feitelijke werking van genomen maatregelen  en zo ja, hoe kunnen deze worden verklaard?   7. Hoe kan worden verklaard dat het aantal beklagzaken verder is toegenomen?  8. Wat is de aard van de feiten waarover wordt geklaagd?  9. Wat is de ouderdom van de feiten waarover wordt geklaagd? 

10. Welke  verwachtingen  hebben  klagers  van  de  beklagprocedure  als  zij  haar  in  gang  zetten?  11. Wat zijn de ervaringen van klagers met de beklagprocedure?  12. Brengt de procedure wat zij ervan verwachten?     2.2  Opzet van het onderzoek     Het onderzoek valt uiteen in twee deelonderzoeken, waarvan de resultaten van het eerste  deelonderzoek,  de  evaluatie  van  de  getroffen  maatregelen,  in  deelrapport  I  beschreven  worden. De resultaten van het tweede deelonderzoek worden beschreven in deelrapport II.  Deelrapport I behelst een evaluatie van de maatregelen die zijn genomen om de doorloop‐

tijden  van  klachten  inzake  artikel  12  Sv  te  verkorten  en  de  instroom  van  klachten  te  beperken. In deelonderzoek II is onderzocht wat klagers verwachten van de beklagprocedure  en  hoe  klagers  deze  procedure  hebben  ervaren.  Voor  zover  de  resultaten  daarvoor  infor‐ matie verschaffen, wordt tevens besproken hoe de in deelrapport I besproken maatregelen  door klagers zijn ervaren en wat van deze maatregelen het effect is geweest op hun bereid‐ heid een klacht in te dienen en op hun tevredenheid over de procedure.     2.2.1  Deelonderzoek I (onderzoeksvraag 1‐7)    Uit het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden dat de minister in 2009 heeft aangekondigd  dat  maatregelen  zouden  worden  genomen  om het  aantal  beklagzaken terug  te  dringen  en  de doorlooptijden te bekorten. Door de betrokken instanties zijn maatregelen genomen om  de  procedure  inzake  artikel  12  Sv‐klachten  te  versnellen.  In  dit  deelonderzoek  zijn  deze  maatregelen geëvalueerd op basis van het klassieke evaluatiemodel, waarbij onderscheid is  gemaakt tussen een plan‐ en een procesevaluatie.32  

  In  de  eerste  fase  (de  planevaluatie)  hebben  wij  geïnventariseerd  welke  maatregelen  destijds  zijn  genomen  en  wat  de  veronderstellingen  daarachter  waren.  Waarom  moest  het  aantal beklagzaken worden teruggedrongen en waarom dacht men dat met de aangekondigde  maatregelen  te  kunnen  bereiken?  Welke  onderbouwing  had  men  voor  een  maximale  doorlooptijd  van  zes  maanden?  Hoe  dacht  men  die  te  kunnen  bewerkstelligen?  Er  zijn  gesprekken gevoerd met sleutelpersonen die betrokken waren bij de besluitvorming en docu‐ menten verzameld en geanalyseerd, waarin die maatregelen zijn aangekondigd en uitgewerkt.    In  de  procesevaluatie  hebben  wij  onderzocht  of  de  door  de  minister  aangekondigde  maatregelen  zijn  uitgevoerd  zoals  ze  beoogd  zijn  en  waarom  dat  al  dan  niet  het  geval  is  geweest. Hoe is invulling gegeven aan de pogingen de doorlooptijden te verkorten, op basis  van  welke  opvattingen  over  de  artikel  12  Sv‐procedure,  en  welke  problemen  kwam  men  daarbij tegen? Ook is onderzocht wat er concreet is veranderd in de informatievoorziening  aan aangevers en slachtoffers en door welke argumenten wijzigingen zijn ingegeven. Hiertoe  zijn  gesprekken  gevoerd  met  betrokken  personen  binnen  het  OM,  de  gerechtshoven,  de  advocatuur,  het  ministerie  van  Veiligheid  en  Justitie  en  de  Raad  voor  de  Rechtspraak.  (In  deelrapport  II  is  onderzocht  hoe  die  (veranderde)  informatievoorziening  door  klagers  is  beleefd.  Daartoe  zijn  vragen  met  betrekking  tot  de  informatievoorziening  gesteld  in  de  enquête en interviews die zijn afgenomen in het kader van deelonderzoek II.) 

  De  opzet  van  het  onderzoek  liet  niet  toe  dat  ook  een  echte  effectevaluatie  werd  uit‐ gevoerd. Er kan wel worden vastgesteld of de doelstelling gehaald is of in welke mate, maar  niet  of  de  doelstelling  gehaald  is  door  de  beoogde  interventie  en  welke  neveneffecten  daarbij  optraden.33  In  deelonderzoek  I  wordt  een  overzicht  gegeven  van  de  instroom‐  en  doorstroomcijfers  van  artikel  12  Sv‐klachten  van  de  afgelopen  tien  jaar.  In  hoeverre  die         

32

   P.G.  Swanborn,  Evalueren.  Het  ontwerpen,  begeleiden  en  evalueren  van  interventies:  een  methodische  basis  voor 

evaluatie‐onderzoek, Amsterdam: Boom 1999. 

33

cijfers (mede) beïnvloed zijn door de elders in het rapport beschreven maatregelen kan maar  zeer  ten  dele  worden  vastgesteld.  De  vraag  naar  de  effecten  of  het  uitblijven  daarvan  is  uiteraard wel aan de orde gesteld in de gesprekken met bovengenoemde groepen betrok‐ kenen.  Met  name  is  aandacht  besteed  aan  de  vraag  waarom  maatregelen  al  dan  niet  het  beoogde  effect  hebben  gehad.  Hoe  de  maatregelen  of  de  uitvoering  ervan  door  klagers  is  beleefd  zal, zoals  hierboven  aangegeven,  in  deelonderzoek  II  worden  uitgewerkt. Voor  het  beantwoorden  van  de  effectvraag  zal  worden  aangesloten  bij  het  theoretisch  kader,  zoals  uitgewerkt in paragraaf 3 van dit hoofdstuk. 

 

2.2.1.1  Selectie respondenten 

De respondenten zijn geselecteerd op basis van hun functionele betrokkenheid bij de artikel  12 Sv‐procedure. In het totaal zijn 22 interviews gehouden met in het totaal 33 personen (zie  bijlage  II).  Om  zicht  te  krijgen  op  politieke  en  beleidsmatige  achtergronden  van  de  problematiek  van  de  doorlooptijden  en  instroom  in  de  artikel  12  Sv‐procedure,  is  de  interviewronde  gestart  met  twee  afzonderlijke  interviews  met  twee  medewerkers  van  beleidsafdelingen  van  het  ministerie  van  Veiligheid  en  Justitie  met  een  bijzondere  betrok‐ kenheid  bij  het  artikel  12  Sv‐dossier  (twee  interviews  met  in  totaal  twee  respondenten).  Tevens hebben wij in een vroeg stadium gesproken met medewerkers van de Raad voor de  Rechtspraak,  het  stafbureau  van  het  LOVS  en  het  College  van  Procureurs‐Generaal  die  beleidsverantwoordelijk  zijn  inzake  het  onderwerp  artikel  12  Sv  (twee  interviews  met  in  totaal drie respondenten).  

  Aangezien  de  procedure  wordt  ingesteld  en  gevoerd  bij  de  gerechtshoven,  is  veronder‐ steld  dat  de  raadsheren  die  artikel  12  Sv‐procedures  voor  hun  rekening  nemen  zeer  belangrijke  ervaring,  kennis  en  overzicht  van  de  hier  onderzochte  problematiek  hebben.  Daarom hebben wij vervolgens gesproken met de voorzitters van de beklagkamers van alle  gerechtshoven,  soms  tezamen  met  gerechtssecretarissen  van  die  beklagkamers  (vier  interviews met in totaal acht respondenten: vijf raadsheren en drie gerechtssecretarissen).     Aangezien de wet verder de advocaat‐generaal een taak toekent in de procedure en deze  in  de  praktijk  van  de  artikel  12  Sv‐procedure  een  schakelpositie  bekleedt  als  intermediair  tussen  arrondissementsparket  en  gerechtshof,  hebben  we  vervolgens  gesproken  met  advocaten‐generaal bij alle gerechtshoven die de artikel 12 Sv‐procedure als specifiek aan‐ dachtspunt  in  hun  takenpakket  hebben  of  hadden  of  die  anderszins  veel  ervaring  hebben  met deze procedure (in totaal vijf interviews met in totaal zeven respondenten).  

  Vervolgens is gesproken met verschillende betrokkenen (officieren van justitie en parket‐ secretarissen)  op  het  niveau  van  het  arrondissementsparket.  Wij  hebben  deze  interviews  gehouden in vier arrondissementen. Om te voorkomen dat de resultaten te sterk zouden zijn  gebaseerd op de situatie in de Randstad, hebben wij betrokkenen op twee parketten in de  Randstad  en  twee  buiten  de  Randstad  geïnterviewd  (vijf  interviews,  in  totaal  zeven  respondenten: vijf officieren van justitie van wie vier belast met coördinatie inzake de artikel  12 Sv‐werkzaamheden en twee parketsecretarissen belast met coördinatie inzake artikel 12  Sv‐werkzaamheden).  

  Aangezien  blijkt  dat  klagers  zich  in  toenemende  mate  voorzien  van  rechtsbijstand  in  de  artikel  12  Sv‐procedure  en  verondersteld  werd  dat  raadslieden  een  belangrijke  bron  van  informatie  zouden  kunnen  zijn  door  een  ander  perspectief  op  en  ervaringen  met  de  procedure, hebben wij tot slot gesproken met een viertal advocaten die geregeld artikel 12  Sv‐procedures voeren voor/met cliënten (drie interviews met vier respondenten). 

 

2.2.1.2  Verloop van de gesprekken 

Er  zijn  half‐gestructureerde  interviews  gehouden  op  basis  van  een  topiclijst  die  was  gebaseerd  op  de  opzet  van  de  evaluatie.  Voor  zover  van  toepassing  zijn  respondenten  bevraagd op de achtergrond van de problematisering van de procedure inzake artikel 12 Sv,  de aard van de maatregelen die zijn genomen om de doorlooptijden te versnellen, de mate  waarin  en  wijze  waarop  deze  zijn  geïmplementeerd,  en  de  mate  waarin  deze  in  hun  ogen  succesvol zijn gebleken (zie voor een voorbeeld van een topiclijst bijlage III). Alle door  ons  geselecteerde  respondenten  hebben  (tevoren)  ingestemd  met  een  gesprek.  Gezien  de  drukbezette agenda van het merendeel van de respondenten was het feitelijk inplannen van  gesprekken  een  tijdrovende  aangelegenheid.  De  gesprekken  duurden  gemiddeld  een  tot  twee  uur.  Het  is  ons  daarbij  duidelijk  geworden  dat  de  procedure  inzake  artikel  12  Sv  een  onderwerp  is  dat  bij  alle  respondenten  sterk  leeft,  maar  waarover  men  zich  tegelijkertijd  zonder al teveel voorbehouden en belemmeringen kon uitlaten.     2.2.2  Kwantitatief deelonderzoek II (onderzoeksvraag 7‐11)    2.2.2.1  Enquête   In overleg met de Raad voor de Rechtspraak, is door de vier gerechtshoven na ontvangst van  artikel 12 Sv‐zaken bij de ontvangstbevestiging een nulmetingvragenlijst meegestuurd naar  de  klagers.  Dit  betrof  een  schriftelijke  vragenlijst  met  antwoordenveloppe.  De  nulmeting‐ vragenlijst  mat  de  percepties  van  procedurele  rechtvaardigheid  op  7‐puntsschalen.  In  de  nulmeting (T0‐meting) werd gevraagd naar de percepties van procedurele rechtvaardigheid  in  de  ervaringen  van  rechtzoekenden  die  voor  hun  aanleiding  waren  tot  het  instellen  van  artikel  12  Sv‐procedures.  Tevens  bevatte  de  nulmetingvragenlijst  vragen  omtrent  achter‐ grondsvariabelen en (belangrijk) ruimte voor open vragen waarmee rechtzoekenden belang‐ rijke  informatie  over  hun  kijk  op  de  zaak  en  hun  ervaringen  kwijt  konden.  Ook  werd  respondenten gevraagd naar hun waarneming van legitimiteit van het Nederlandse rechts‐ systeem  en  hun  vertrouwen  in  Nederlandse  rechters  (wederom  op  7‐puntsschalen).34  Ten  slotte  werd  respondenten  gevraagd  of  zij  hun  contactgegevens  wilden  vermelden  als  zij  bereid  waren  een  vervolgvragenlijst  in  te  vullen  en/of  in  een  persoonlijk  gesprek  met  de  onderzoekers dieper op hun ervaringen met artikel 12 Sv in te gaan.  

  Acht maanden na het indienen van het beklag is opnieuw een vragenlijst uitgegaan. Deze  T1‐meting  omvatte  percepties  van  procedurele  rechtvaardigheid  tijdens  de  artikel  12  Sv‐        

34

   L. Hulst, K. van den Bos, A. Akkermans & E.A. Lind. Making sense of bankruptcy court hearings: Reminders of behavioral 

procedures.  Ook  werd  respondenten  wederom  gevraagd  naar  hun  waarneming  van  de  legitimiteit van het Nederlandse rechtssysteem en hun vertrouwen in Nederlandse rechters.    Op deze wijze konden respondenten met elkaar worden vergeleken die op T1 een hogere  mate van procedurele rechtvaardigheid ervaren met respondenten die een lagere mate van  procedurele  rechtvaardigheid  ervaren,  en  of  dit  verschil  in  percepties  samenhangt  met  de  legitimiteits‐  en  vertrouwensoordelen  op  T1.  Dit  betreft  dus  een  zogenoemde  between‐ subjects vergelijking.  

  Daarnaast  is  nagegaan  of  de  procedurele  rechtvaardigheidsoordelen  en  legitimiteits‐  en  vertrouwensoordelen  op  T0  samenhangen  met  de  percepties  zoals  gemeten  op  T1.  Dit  betreft  dus  een  zogenoemde  within‐subjects  vergelijking.  Door  zowel  within‐  als  between‐ subjects vergelijkingen in het onderzoek te betrekken kunnen de effecten van waargenomen  procedurele rechtvaardigheid goed worden nagegaan. 

 

2.2.2.2  Interviews met klagers 

In aanvulling op de resultaten van de enquête en mede ter beantwoording van deelvragen  10‐12  zijn  ook  vijftien  semigestructureerde  interviews  afgenomen  met  personen  die  een  artikel 12 Sv‐procedure zijn gestart. De klagers zijn geselecteerd uit de respondenten die in  de T0‐enquête hadden aangegeven bereid te zijn een nader gesprek met ons te voeren over  hun  zaak.  Bij  de  selectie  is  vooral  gelet  op  de  spreiding  van  respondenten  over  de  verschillende  gerechtshoven.  Verder  hebben  we  ervoor  gezorgd  zowel  respondenten  te  spreken wier zaak inmiddels definitief was afgedaan, als respondenten voor wie dat nog niet  het  geval  was.  Met  klagers  werd  gesproken  over  het  verloop  van  hun  zaak,  wat  voor  hen  belangrijke  redenen  waren  een  klacht  in  te  stellen  en  door  te  zetten,  hoe  zij  waren  geïnformeerd over zowel het niet vervolgen van de strafzaak waarin zij betrokken waren als  het  verloop  van  de  artikel  12  Sv‐procedure  en  hoe  zij  de  verschillende  onderdelen  van  de  procedure hadden beleefd. De gesprekken hadden enerzijds als doel meer inzicht te krijgen  in  de  wijze  waarop  klagers  het  niet  vervolgen  van  hun  strafzaak  en  de  artikel  12  Sv‐ procedure  beleven  en  dienden  anderzijds  ook  ter  illustratie  van  het  soort  zaken  dat  in  de  artikel 12 Sv‐procedure aan de orde komt. Een samenvatting van de gesprekken is als bijlage  IV in het rapport opgenomen.