• No results found

Opzet van het onderzoek

Om de bovenstaande vragen te beantwoorden zijn 5 verschillende onderzoeksfases doorlo-pen, deels na elkaar, deels overlappend.

1. deskresearch 2. diepte-interviews

3. enquête onder alle geledingen (deels schriftelijk/webenquête, deels telefonisch) 4. screening medezeggenschapsstatuten

5. casestudies

Deskresearch en diepte-interviews

Het Ministerie van OCW heeft Research voor Beleid eind juni 2011 opdracht gegeven het onderzoek uit te voeren. Het onderzoeksteam begon het onderzoek met een korte fase van deskresearch, waarbij relevante documenten en beleidsstukken en beschikbare onder-zoeksliteratuur over het functioneren van de medezeggenschap in het funderend onderwijs is bestudeerd. Het doel van deze documentstudie was ten eerste het reconstrueren van de wet en de formele doelstellingen, ten tweede optimaal gebruik maken van reeds uitgevoerd onderzoek.

Gelijktijdig met de deskresearch hebben we een ronde persoonlijke diepte-interviews ge-houden met vertegenwoordigers van besturen-, ouder-, personeels- en leerlingenorganisa-ties. Ook is gesproken met beleidsambtenaren van OCW, de voormalig projectleider van de projectgroep WMS, met de voorzitter en directeur van de landelijke commissie voor geschil-len WMS. Het doel van deze gesprekken was om een indruk te krijgen van meer recente oordelen over de effecten van de WMS op het functioneren van de medezeggenschap en mogelijke knelpunten en succesfactoren. Een overzicht van gesprekpartners vindt u in bij-lage 2.

Enquête onder alle geledingen

De kern van het onderzoek bestaat uit het vaststellen van feiten en visies van alle betrok-ken partijen: bestuur en management, personeel, ouders en leerlingen. We hebben in het najaar van 2011 een enquête uitgevoerd onder alle geledingen die met medezeggenschap te maken hebben. Daarbij is een ‘gemengde methode’ ingezet van webenquête en telefoni-sche enquête. Op deze manier is het mogelijk vast te stellen hoe de wet in de praktijk pakt in termen van doeltreffendheid en effectiviteit. Tegelijk is een vergelijking met de uit-komsten uit eerdere onderzoeken mogelijk. De respons op de enquête is als volgt verdeeld over de geledingen en sectoren.

Tabel 1.1 Respons enquête

bestuurder schoolleider personeel ouder leerling Totaal Primair

on-derwijs

169 775 979 1067 0 2990

Voortgezet onderwijs

106 151 277 176 126 836

Speciaal onderwijs

38 112 175 177 2 504

Totaal 313 1038 1431 1420 128 4330

De ongeveer drieduizend respondenten uit de medezeggenschap zijn overwegend lid van een MR, een op de vijf is (ook) lid van een GMR. Leden die lid zijn van zowel MR als de GMR hebben de vragenlijst ingevuld over de GMR. De meeste bestuurders (60%) geven aan vooral met een GMR te maken te hebben. Schoolleiders daarentegen hebben bijna exclusief zicht op het functioneren van de MR (96%).

Screenen statuten

Aanvullend op de enquête hebben we een screening uitgevoerd op medezeggenschapssta-tuten. De enquête brengt in kwantitatieve termen het functioneren van de medezeggen-schap en de meningen daarover van verschillende geledingen in beeld. De screening van statuten vult de resultaten van de enquête op een aantal centrale punten aan. Door de in-zet van meer methoden wordt een betrouwbaarder landelijk beeld geschetst van de uitvoe-ring van de WMS in de praktijk op scholen. Een overzicht van de screening staat in de bij-lage.

Casestudies

Tenslotte zijn tussen november 2011 en januari 2012 twaalf casestudies uitgevoerd. Het doel van de casestudies was inzicht krijgen in hoe de implementatie van de wet tot stand is gekomen, welke keuzes op scholen zijn gemaakt op basis van welke achterliggende motie-ven. In de cases zijn bij 11 scholen interviews gehouden met betrokkenen bij de medezeg-genschap en is een MR-vergadering bijgewoond. De twaalfde case bestond uit een aantal gesprekken met vertegenwoordigers van BVE-instellingen met VO-scholen. De casestudies geven een verdieping op de resultaten van de enquête, de bevindingen worden thematisch door het rapport heen weergegeven.

1.5 Leeswijzer

De structurering van de inhoud van het rapport wordt bepaald door de onderzoeksvragen,, de verschillende onderzoekstrategieën zijn daaraan ondergeschikt. In hoofdstuk 2 wordt de basisstructuur van de medezeggenschap op scholen behandeld. In dit hoofdstuk gaan we nader in op de samenstelling van de medezeggenschap en de achterliggende motieven van de leden. We kijken ook naar het functioneren van de medezeggenschap in de praktijk: de onderwerpen, de onderlinge relaties van de leden, de informatievoorzieningen en de rech-ten dienaangaande. Een bijzonder aandachtspunt in dit structuurhoofdstuk vormt de positie van de GMR. In de slotparagraaf beantwoorden we de onderzoeksvragen 1 tot en met 6.

De hoofdstukken 3 tot en met 5 bevatten informatie over specifieke onderwerpen die de WMS anders maken dan voorgaande wetgeving. Hoofdstuk 3 gaat in op het functioneren van het statuten en reglementen en de bevoegdheidsverdelingen die daarin geregeld wor-den. Met de beantwoording van onderzoeksvragen 7 tot en met 14 ronden we dit hoofdstuk af. Hoofdstuk 4 bevat informatie over de faciliteitenregeling, in de slotparagraaf beant-woorden we onderzoeksvraag 15 tot en met 19. Hoofdstuk 5 gaat over de geschillenbe-slechting en de geschillencommissie. Antwoorden op vraag 20 tot en met 23 vormen de af-ronding van het hoofdstuk.

De hoofdstukken 2 tot en met 5 bevatten vooral feitelijke informatie over het functioneren van de wet en de waardering daarvan door de betrokken partijen. In hoofdstuk 6 evalueren de betrokkenen zelf de medezeggenschap. De antwoorden op onderzoeksvragen 24 tot en 27 komen zo aan bod. In het slothoofdstuk wordt expliciet teruggegrepen op de eigenlijke basisvraag van dit onderzoek naar de effectiviteit van de wet (onderzoeksvragen 28 en 29).