• No results found

4. OPVOEDINGSONDERSTEUNING: EEN STRATEGIE GERICHT OP DE OUDERS

4.2 Opvoedingsondersteuning in het buitenland

In dit deel worden een aantal organisaties in het buitenland besproken die ouders trachten te ondersteunen in hun rol als opvoeder.

4.2.1 Ouderparticipatie in programma’s betreffende vroegschoolse educatie

Een aantal programma’s betreffende vroegschoolse educatie die in het vorige hoofdstuk werden besproken, hebben naast de strategie die gericht is op het kind ook een oudercomponent. In het programma Head Start streeft men er bijvoorbeeld naar de ouders zoveel mogelijk te betrekken bij het programma. Dit kan allerlei vormen aannemen zoals huisbezoeken voor stimuleringsspelen binnen het gezin, de vrijwillige medewerking van ouders aan de activiteiten met kinderen in het plaatselijk centrum, de tewerkstelling van de ouders als volwaardig

personeelslid, inspraak in het oudercomité van het centrum tot en met medebeheer en deelname in de benoeming van directie- en personeelsleden. De ouderparticipatie vormt volgens Nicaise (1997: 18) één van de sleutels van het succes van het Head Start programma. De ouders leren er immers ‘efficiënter’ opvoeden. Hierdoor kunnen de positieve effecten die Head Start heeft op de ontwikkeling van de kinderen na de deelname aan het programma worden doorgetrokken met behulp van de ouders. Bovendien is het ook gunstig voor de kinderen in het gezin die niet deelnemen aan het programma. Ouderbetrokkenheid is ook een belangrijk onderdeel van het Nederlandse programma Piramide. Op dagelijks niveau wordt die betrokkenheid gestimuleerd tijdens de spelinloop, het moment waarop de ouders hun kinderen naar school brengen.

Daarnaast zijn er ouderactiviteiten gedurende ieder project en zijn er ouderavonden. Er is eveneens een ouderweek waarin de ouders samen met de kinderen in de klas vaardigheden uitvoeren, die ook thuis kunnen worden gedaan. Ouders die de Nederlandse taal nog niet spreken, krijgen informatie en ouderactiviteiten in hun eigen taal aangeboden (Ince, 2005).

4.2.2 Opvoedingsondersteuning in Nederland: Opstapje en Opstap

In Nederland zijn er ook een aantal programma’s die moeders aansporen hun kinderen thuis te ondersteunen in hun ontwikkeling. Twee van deze programma’s worden hier besproken, namelijk Opstapje en Opstap.

Opstapje is een tweejarig programma voor kinderen van twee tot vier jaar met laaggeschoolde (en voornamelijk allochtone) ouders. Men wil aan de hand van dit programma kinderen uit achterstandssituaties beter laten aansluiten op de basisschool. Dit gebeurt door de interactie tussen moeder en kind te bevorderen. De moeder wordt aangespoord om te luisteren naar haar kind, te praten met het kind, het kind aan te moedigen wanneer het iets onderneemt,…

Daarnaast geeft Opstapje moeders informatie over de ontwikkeling van hun kinderen. Er wordt besproken op welke manier de moeders die ontwikkeling bij hun kind kunnen stimuleren. Ze kunnen bijvoorbeeld samen met hun kind spelen en lezen. Speelgoed en leesboekjes maken deel uit van het programma (Meijnen, 1998: 151).

De moeder wordt thuis bezocht door een contactmedewerkster die dezelfde taal spreekt als het gezin. Zij zal de moeder informatie geven en speelgoed en leesboekjes meebrengen. Zij volgt ook de vorderingen die het gezin maakt op. Er werd geopteerd voor huisbezoeken, omdat de

bedenkers van het programma ervan uitgaan dat de moeder problemen die zij heeft ondervonden tijdens het spelen met haar kind of problemen in het gezin eerder zal bespreken tijdens een huisbezoek dan tijdens een groepsbijeenkomst. Opstapje wordt uitgevoerd in de moedertaal. Dit betekent dat de contactmedewerker niet in het Nederlands, maar in de moedertaal van de moeder zal communiceren. Ook de leesboekjes zijn in de moedertaal. Er werd beslist om te werken in de moedertaal, omdat het programma meestal moeders bereikt die nauwelijks Nederlands spreken.

Als deze moeders Nederlands praten met hun kind is dat meestal weinig correct en ‘arm’

taalgebruik. Maar ook in de moedertaal is vaak sprake van weinig stimulerende taalinteractie.

Kinderen leren de Nederlandse taal beter vanuit een goede, rijke moedertaalontwikkeling. Door het programma in de moedertaal uit te voeren, zal de moedertaalbeheersing van zowel de moeder als het kind worden verrijkt en dit kan een positief effect hebben gedurende de gehele schoolloopbaan van het kind. Ook analfabete moeders kunnen deelnemen aan Opstapje. Zij kunnen de voorleesboekjes vertellen aan hun kinderen. De contactmedewerkster dient dit, met behulp van illustraties, goed te oefenen met de moeder. Aanvullend op het vertellen door de moeder kunnen eventueel de vader of broers en zussen voorlezen (NIZW Jeugd, s.d.).

Naast huisbezoeken maken ook ouderbijeenkomsten en peuterspeelzaalbezoeken deel uit van Opstapje. Terwijl de moeders groepsbijeenkomsten bijwonen, gaan de kinderen naar de peuterspeelzaal. Daar komen de kinderen in contact met leeftijdsgenootjes. Dit zal het Nederlands van de kleuters bevorderen (NIZW Jeugd, s.d.).

Uit onderzoek blijkt dat de intelligentiescore van allochtone kinderen die het programma gevolgd hebben beduidend hoger ligt dan de score van een vergelijkbare groep allochtone kinderen. De score van de kinderen die het programma gevolgd hebben, is zelfs hoger dan de gemiddelde score van autochtone kinderen. Het is belangrijk hier even stil te staan bij het feit dat de "klassieke intelligentietesten" sociaal en cultureel vertekend zijn. Zo primeren bijvoorbeeld in veel IQ-testen (talige testen) de verbale vaardigheden van de dominante taalgebruikers waardoor er rechtstreeks wordt gediscrimineerd ten opzichte van etnische minderheden (Nicaise, 1997: 12-14). Tegenwoordig gebruiken veel CLB's andere, aangepaste testen (niet-talige testen). Het is niet duidelijk op welke manier intelligentie gemeten werd in dit onderzoek.

Uit een ander onderzoek blijkt dat Opstapje resulteert in:

• een betere moedertaalontwikkeling van de kinderen;

• een grotere sociale redzaamheid van de kinderen in een schoolse situatie;

• meer vertrouwen van moeders dat zij hun kind iets kunnen leren;

• meer bewuste aandacht van moeders voor hun kind;

• de moeders gaan vaker en bewuster speelgoed en boekjes kopen en lenen (NIZW Jeugd, s.d.).

Het tweede programma dat hier aan bod komt, Opstap, is bedoeld voor kinderen van vier tot zes jaar met laaggeschoolde (en voornamelijk allochtone) ouders. Het tweejarig programma wil kinderen spelenderwijs voorbereiden op het lezen, schrijven en rekenen in groep 3 van het basisonderwijs (vergelijkbaar met het eerste leerjaar lager onderwijs in België). De aanpak is vergelijkbaar met het programma Opstapje. Hier tracht men eveneens de moeder-kindinteractie te bevorderen en de ontwikkeling van de kinderen te stimuleren. Het speelgoed en de voorleesboekjes zijn uiteraard aangepast aan de leeftijd van de kinderen. Daarnaast wil men in dit programma een actieve leerhouding bij het kind bevorderen. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat het kind geïnteresseerd is in nieuwe dingen en doorzettingsvermogen heeft (NIZW Jeugd, s.d.).

Onderzoek door de Universiteit Utrecht toont aan dat kinderen die het programma Opstap gevolgd hebben minder schoolse achterstand oplopen dan kinderen die het programma niet hebben gevolgd. Uit een ander onderzoek blijkt dat Opstap een positief effect heeft op de kwaliteit en de inhoud van de moeder-kindinteractie. Ruim een half jaar nadat de moeders meededen aan Opstap, namen ze een meer stimulerende en ondersteunende houding aan in de interactie met hun kind dan de moeders uit de controlegroep. Tevens blijkt dat de kinderen hierdoor beter scoren op tests (NIZW Jeugd, s.d.).

4.2.3 Opvoedingsondersteuning in Ierland: het Home-School-Community Liaison Scheme

Het Ierse Departement voor Onderwijs introduceerde in 1990 het ‘Home-School-Community Liaison Scheme’ in 55 basisscholen die veel kansarme leerlingen hadden. Sinds september 1999 kunnen alle basisscholen die veel kansarme leerlingen hebben, deelnemen aan het project. De bedoeling van het project is de samenwerking tussen de school, de ouders en de buurt om op die manier de onderwijskansen van de kinderen te verbeteren (Nicaise, 2000: 210).

De oudercomponent is sterk uitgebouwd. Men tracht via huisbezoeken een vertrouwensband met de ouders te creëren, opdat de communicatie tussen de school en de ouders vlotter kan verlopen. In de scholen die deelnemen aan het project zijn eveneens lokalen voorzien waar ouders elkaar kunnen ontmoeten. Verder worden er cursussen georganiseerd die de ouders informeren over wat hun kinderen leren op school en hoe ze hun kinderen thuis kunnen stimuleren. Er worden ook lees- en schrijflessen georganiseerd voor de analfabete ouders (Nicaise, 2000: 211).

Leerkrachten die deelnamen aan het project, merkten na verloop van tijd een grotere betrokkenheid bij de school vanwege de ouders. Er was sprake van meer contact tussen de ouders en de leerkrachten. De ouders vonden het dankzij de deelname aan het project makkelijker om de leerkrachten te benaderen (Nicaise, 2000: 211).

4.3 Conclusie

Allochtone ouders zijn vaak laaggeschoold. Hierdoor beschikken ze niet altijd over de vaardigheden die nodig zijn om hun kinderen thuis te ondersteunen in hun ontwikkeling en scholing. Bovendien verloopt het contact met de school niet altijd even vlot. Dit kan tot gevolg hebben dat de ouders geen duidelijk beeld hebben van wat de kinderen op school leren en soms ook niet weten of hun kinderen al dan niet een achterstand hebben op het vlak van educatie. Er zijn een aantal organisaties en initiatieven die deze situatie trachten te verbeteren door de ouders zowel thuis als in hun contact met de school te ondersteunen. In Antwerpen is dit, naast de scholen zelf, De Schoolbrug. Dit project tracht moeders onder andere de vaardigheden en informatie mee te geven die nodig zijn om hun kinderen thuis te ondersteunen. Op die manier tracht men de onderwijspositie van de kinderen te verbeteren. Er is op dit moment nog geen evaluatie voorhanden die aangeeft in welke mate moeders, na het volgen van de moederbijeenkomsten, beter in staat zijn hun kinderen thuis te ondersteunen. De onderwijsopbouwwerkers merken echter dat er toch sprake is van een betere ondersteuning door de ouders. Opvoedingsondersteuning kan wel degelijk een positief effect hebben. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de evaluaties van de Nederlandse programma’s Opstapje en Opstap. Een onderzoek betreffende het programma Opstap heeft bijvoorbeeld aangetoond dat kinderen die het programma gevolgd hebben minder schoolse achterstand oplopen dan kinderen die het programma niet gevolgd hebben.

5. ALLOCHTONE MOEDERS OVER VROEGSCHOOLSE EDUCATIE