• No results found

operationele doelstelling voedselveiligheid

5. geVolgeN gewaSbeSCherMINg Voor De VeIlIgheID VaN VoeDSel

5.2 operationele doelstelling voedselveiligheid

Meetprogramma’s voor plantaardige producten (vooral groenten en fruit) betreffen zowel in Nederland geteelde producten als geïmporteerde producten. De overheid en het agrarische bedrijfsleven werken hierbij samen. Ze plannen jaarlijks hoeveel mon- sters worden genomen. Dit doen ze op basis van informatie over groente- en fruitsoor- ten waarin relatief vaak residuen boven de MRL worden gevonden. Hierdoor ontstaat een vertekend beeld als vergelijkingen in de tijd worden gemaakt. Geïmporteerde groenten en fruit worden bijvoorbeeld vaker bemonsterd voor herkomstgebieden en periodes met relatief veel MRL-overschrijdingen. Uit het oogpunt van opsporing en kosteneffectiviteit is deze zogenoemde ‘risicogestuurde monitoring’ logisch. De keer- zijde is echter dat de resultaten hierdoor minder goed te vergelijken en te evalueren zijn.

De vraag hoeveel normoverschrijdingen voorkomen, is daarom in deze evaluatie op twee manieren benaderd. Ten eerste is het ongecorrigeerde percentage monsters met

normoverschrijdingen bepaald door deze op te tellen en te delen door het aantal ge- nomen monsters (paragraaf 5.2.1). Ten tweede is een correctie uitgevoerd voor over- bemonstering. Het percentage overschrijdingen per product is vervolgens gewogen naar de bijdrage van deze producten aan het Nederlandse voedselpakket (paragraaf 5.2.2). Dit leidt tot een evenwichtiger beeld van het percentage overschrijdingen in consumeerbare producten die te koop zijn in de winkels. Door deze correctie voor overbemonstering wordt bovendien een vergelijking in de tijd mogelijk.

De residugehalten zijn getoetst aan de residunormen die gelden op het moment waar- op de monsters worden genomen. Deze normen zijn gepubliceerd in de Regeling resi- duen van bestrijdingsmiddelen (Staatscourant, 1984).

5.2.1 Monsters met overschrijdingen van de residunormen

Verse groenten en fruit in de Nederlandse winkels zijn deels afkomstig uit het buiten- land. In Tabel 5.1 zijn de normoverschrijdingen gegeven voor het totaal aan monsters. Dit totaal is uitgesplitst naar producten geteeld in Nederland, geïmporteerd uit de EU en afkomstig uit overige landen.

Het percentage monsters met overschrijdingen van de residunorm was in 2005 iets groter dan in 2003. Vergelijkbare percentages als in Tabel 5.1 zijn door Nederland voor 2003 aan de EU gerapporteerd (EC, 2005b). Nederland rapporteerde vergeleken met andere landen het hoogste percentage overschrijdingen van de residunorm: ruim 14,6%. Dit wordt vooral verklaard doordat Nederland relatief veel producten bemon- stert met een hoge kans op residuoverschrijding. Verder valt op dat Nederland relatief veel meet en veel verschillende werkzame stoffen bepaalt per monster. Dit laatste geldt echter ook voor Duitsland, terwijl dit land toch een veel lager percentage overschrij- dingen rapporteerde voor 2003: 8,9%.

Tabel 5.1 Monsters van groenten en fruit met overschrijding van de residunorm zonder correctie voor overbemonstering van probleemproducten (%).

Totaal Afkomstig uit

Nederland

Afkomstig uit EU-25 (exclusief Nederland) Afkomstig uit overige landen 2003 12,6 5,1 22,6 17,4 2004 14,0 4,8 24,2 18,8 2005 13,1 5,1 18,4 20,2

5.2.2 overschrijding van residunormen in het Nederlandse

voedselpakket

Voor alle groenten en fruit (en granen en aardappelen) is het percentage overschrij- dingen van de residunormen in 2005 minder dan in 2003, tenminste voor producten die in Nederland en Europa geteeld zijn (Figuur 5.1). In groenten en fruit uit landen buiten Europa zijn juist vaker residuen aangetroffen in hoeveelheden die hoger zijn dan de residunorm. Overbemonstering van producten waarin een hoog residugehalte wordt verwacht, is gecorrigeerd door weging naar het aandeel van deze groente- en fruitsoorten in ons dagelijks menu. Het valt op dat buitenlandse producten veel vaker normoverschrijdingen laten zien dan Nederlandse producten (Tabel 5.2). Er is echter geen uitspraak mogelijk over het verschil tussen 2003 en 2005 voor het totaal aan producten in het Nederlandse voedselpakket, omdat de resultaten van Nederlandse producten en geïmporteerde producten niet kunnen worden opgeteld. Dit komt om- dat wel gecorrigeerd kan worden voor overbemonstering van risicoproducten, maar niet voor overbemonstering van risicolanden. Het aantal monsters per herkomstland is hiervoor namelijk te klein. Deze correctie voor risicolanden is wel nodig om in 2010 de operationele doelstelling te kunnen evalueren, want ongeveer 50% van de Neder- landse consumptie van verse groenten en fruit komt uit het buitenland (Van den Berg, 2005).

Het percentage normoverschrijdingen in Nederlandse producten in 2003 was 3,5% en in 2005 was dit 2,5%: een verschil van 1%. Hiermee lijkt Nederland op schema te liggen voor de doelstelling in 2010. Uit een analyse over de periode vanaf 1998 blijkt dat de trend over langere termijn echter niet daalt (Tabel 5.2).

Afkomstig uit

Nederland (exclusief Nederland)Afkomstig uit EU-25 niet-EU-landenAfkomstig uit 0 40 80 120 160 200 Index (2003=100) 2003 2004 2005

Overschrijding residunormen Nederlands voedselpakket

Figuur 5.1 Overschrijding van residunormen in het Nederlandse voedselpakket (gecorrigeerd op basis van consumptie).

5.2.3 Conclusies

Het percentage normoverschrijdingen in Nederlandse producten, gewogen naar con- sumptiehoeveelheden, bedroeg 2,5% in 2005. Dit is 30% minder dan in 2003. Als deze trend zich voortzet, wordt de operationele doelstelling voor in Nederland geteelde producten in 2010 gehaald. Het is echter nog te vroeg om te spreken van een trend. Het percentage overschrijdingen in geïmporteerde producten is duidelijk hoger en ligt tussen de tien en twintig procent. De residusituatie van Nederlandse producten is echter niet goed te vergelijken met die van geïmporteerde producten, omdat niet gecorrigeerd kan worden voor de risicogestuurde bemonstering van importproducten uit bepaalde landen en periodes.

Voor het geheel aan producten op de Nederlandse markt (inclusief import) kan dus ook geen conclusie worden getrokken over toe- of afname van normoverschrijdingen. Om de doelstelling voor voedselveiligheid in 2010 te kunnen evalueren voor het hele Nederlandse voedselpakket is het nodig om de dataverzameling uit te breiden en/of een methodiek te ontwikkelen om de metingen te corrigeren voor overbemonstering van risicolanden.