• No results found

4. Methodologie

4.3. Operationalisatie

In deze paragraaf worden de verschillende factoren uit het theoretisch kader meetbaar gemaakt met behulp van verschillende indicatoren. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de juiste informatie wordt verkregen bij de dataverzameling. Deze worden toegelicht met behulp van drie tabellen. Hiervoor is er een operationalisatietabel per dimensie opgesteld. Als eerst is het principe, ofwel de afhankelijke variabele geoperationaliseerd. Vervolgens zijn de

verschillende relevante factoren als onafhankelijke variabelen geoperationaliseerd. Hierbij zijn vervolgens de mogelijke waarden voor iedere variabele vastgesteld.

Voor de afhankelijke variabelen (discretionaire ruimte, relatie met burgers &

ketenpartners en werken met zelfsturende wijkteams) geldt dat ze alle drie worden gemeten met waarden van 1 tot 10. De precieze betekenis van dit cijfer wisselt hierbij, daarom wordt de betekenis van het cijfer voor ieder van de afhankelijke variabelen apart benoemd. Het toewijzen van een cijfer is gedaan om de antwoorden van respondenten op precieze wijze met elkaar te kunnen vergelijken voor de afhankelijke variabelen.

Als eerste wordt in tabel 1 de operationalisatie van de onafhankelijke variabelen voor ‘discretionaire ruimte’ weergegeven. Hierbij is de afhankelijke variabele ‘discretionaire ruimte’ als volgt geoperationaliseerd: ‘De handelingsruimte/beslissingsruimte die

politieagenten binnen het wijkteam ervaren bij het doen van hun werk’. Hierbij varieert de betekenis van het toegekende cijfer van zeer weinig handelingsruimte (1) tot zeer veel handelingsruimte (10).

38

Tabel 1: Operationalisatie ‘discretionaire ruimte’

Variabele Indicatoren Waarden

Bureaucratie/Systeemwereld Tijd kwijt aan administratieve lasten in verhouding tot buiten aan het werk zijn

 Grote hoeveelheid tijd kwijt aan administratieve lasten

 Matige hoeveelheid tijd kwijt aan administratieve lasten

 Kleine hoeveelheid tijd kwijt aan administratieve lasten

Ervaring van het geheel aan beleid, regels en procedures

(systeemwereld)

 Negatieve ervaring van beleid en procedures  Neutrale ervaring van

beleid en procedures  Positieve ervaring van

beleid en procedures

Beperkte middelen Het type middelen die beperkt ter beschikking zijn  Financiële middelen  Materiële middelen  Technologische middelen  Capaciteit

De kwaliteit van de beschikbare middelen

 De kwaliteit is onvoldoende.  De kwaliteit is niet

onvoldoende, maar ook niet voldoende.  De kwaliteit is

voldoende.

Informatiepositie Mate waarin operationele

politieagenten een kennisvoordeel hebben ten opzichte van de leiding

 Er is een klein informatievoordeel.  Er is een matig informatievoordeel.  Er is een groot informatievoordeel.

De manier waarop het

kennisvoordeel wordt gebruikt

 Wordt geen gebruik van gemaakt.  Wordt op individueel niveau gebruikt.  Wordt gebruikt om de collectieve kennis te vergroten.  Wordt strategisch gebruikt.

De frequentie waarin gebruik wordt gemaakt van het kennisvoordeel

 Kennisvoordeel wordt nooit of zelden gebruikt.  Kennisvoordeel wordt

soms gebruikt.  Kennisvoordeel wordt

vaak gebruikt.

Vertrouwen De mate waarin afspraken/beloftes worden nagekomen

 Worden nooit of zelden nagekomen.

 Worden soms nagekomen.

 Worden altijd of vaak nagekomen.

39 In hoeverre er een gevoel van

wederkerigheid is tussen politieagent en leidinggevende

 Er is geen of een zwak gevoel van

wederkerigheid

 Er is een beperkt gevoel van wederkerigheid.  Er is een sterk gevoel

van wederkerigheid.

Vervolgens wordt in tabel 2 de operationalisatie van de onafhankelijke variabelen voor ‘relatie met burgers & ketenpartners’ weergegeven. Hierbij is de afhankelijke variabele ‘relatie met burgers & ketenpartners’ als volgt geoperationaliseerd: ‘De onderlinge

verstandhouding tussen de wijkteams en de burgers/ketenpartners die betrokken zijn bij het politiewerk’. De waarde van het toegekende cijfer varieert hierbij van een zeer slechte relatie met burgers en ketenpartners (1) tot een zeer goede relatie met burgers en ketenpartners (10).

Tabel 2: Operationalisatie ‘relatie met burgers & ketenpartners’

Variabele Indicatoren Waarden

Contact met burgers & ketenpartners

De manier waarop contact met burgers en ketenpartners wordt opgenomen

 Persoonlijk contact  Telefonisch contact  E-mail contact

 Contact via social media

De frequentie waarin contact wordt opgenomen met burgers en

ketenpartners

 Er wordt weinig tot geen contact opgenomen.  Er wordt niet weinig,

maar ook niet veel contact opgenomen.  Er wordt regelmatig contact opgenomen.

De ervaringen met contact met burgers en ketenpartners  Overwegend negatieve ervaringen  Neutrale ervaringen  Overwegend positieve ervaringen

Verantwoording Aan wie de verantwoording wordt afgelegd

 Aan de regionale leiding  Aan de Nationale leiding  Aan de burgers en

ketenpartners

 Zowel aan de leiding als aan de burgers en ketenpartners

De mate waarin verantwoording wordt afgelegd

 Er wordt nooit of zelden verantwoording

afgelegd.  Er wordt soms

verantwoording afgelegd.

 Er wordt altijd of vaak verantwoording afgelegd.

40 Rolvastheid Afspraken over taakverdeling

tussen politie, burgers & ketenpartners

 Er zijn geen afspraken gemaakt.

 Er zijn afspraken gemaakt met burgers.  Er zijn afspraken

gemaakt met ketenpartners .  Er zijn afspraken met

zowel burgers als ketenpartners gemaakt.

Vasthoudendheid aan taakverdeling  Er wordt nooit of zelden

vastgehouden aan de taakverdeling.  Er wordt soms

vastgehouden aan de taakverdeling.  Er wordt altijd of vaak

vastgehouden aan de taakverdeling.

Vertrouwen Het nakomen van

afspraken/beloftes met burgers & ketenpartners

 Worden nooit of zelden nagekomen.

 Worden soms nagekomen.

 Worden altijd of vaak nagekomen.

In hoeverre er een gevoel van wederkerigheid is tussen politie en burgers/ketenpartners

 Er is geen of een zwak gevoel van

wederkerigheid

 Er is een beperkt gevoel van wederkerigheid.  Er is een sterk gevoel

van wederkerigheid.

In tabel 3 wordt de operationalisatie van de onafhankelijke variabelen voor ‘werken met zelfsturende wijkteams’ weergegeven. Hierbij is de afhankelijke variabele ‘werken met zelfsturende wijkteams’ als volgt geoperationaliseerd: ‘Het werken in kleine,

gebiedsgebonden wijkteams die zelf hun dagelijks werk kunnen bepalen, verdelen, uitvoeren en controleren’. Hierbij varieert de waarde van het toegekende cijfer van zeer negatief over werken in zelfsturende wijkteams (1) tot zeer positief (10).

41

Tabel 3: Operationalisatie ‘werken met zelfsturende wijkteams’

Variabele Indicatoren Waarden

Een duidelijk teamdoel De aanwezigheid van een teamdoel  Er is geen teamdoel

geformuleerd.  Er is een teamdoel geformuleerd, maar onduidelijk.  Er is een teamdoel geformuleerd, welke duidelijk is.

De mate van overeenstemming over het teamdoel  Er is weinig overeenstemming.  Er is enigszins overeenstemming.  Er is veel overeenstemming.

Een echte teamtaak De noodzakelijkheid om de taak in een team uit te voeren

 Kan individueel worden uitgevoerd.

 Kan zowel in een team als individueel worden uitgevoerd.

 Kan alleen in een team worden uitgevoerd.

Eigenaarschap over de teamtaak  Er is weinig tot geen

gevoel van eigenaarschap.  Er is een beperkt gevoel

van eigenaarschap.  Er is een groot gevoel van

eigenaarschap.

Autoriteit om werk te managen & leiderschap

De plaats waar eigenaarschap en verantwoordelijkheid wordt gelegd

 Bij de leiding

 Bij de operationeel experts  Bij het team

De mate waarin er ruimte is om het werk zelf te bepalen

 Er is weinig

beslissingsruimte voor het team.

 Er is beperkte

beslissingsruimte voor het team.

 Er is veel beslissingsruimte voor het team.

Het type leiderschap binnen het wijkteam:

 ‘Designer’  ‘Midwife’  ‘Coach’

 Regisseren, bepalen van teamdoel en teamtaak, sterk sturen.

 Stimuleren, motiveren om zelf verantwoordelijkheid en eigenaarschap te nemen  Faciliteren en loslaten waar

mogelijk, enkel ter ondersteuning

Feedback & intervisie De manier waarop feedback en intervisie plaatsvindt

 Organisatie van feedbacksessies  Één-op-één feedback:

teamleden onder elkaar  Één-op-één feedback:

teamleden richting leiding  Één-op-één feedback:  Leiding richting teamleden

42 De frequentie waarin feedback en

intervisie plaatsvindt

 Dit vindt nooit of zelden plaats.

 Dit vindt af en toe plaats.  Dit vindt regelmatig plaats.

Ervaringen met feedback & intervisie

 Het wordt negatief ervaren.  Het wordt neutraal ervaren.  Het wordt positief ervaren.