• No results found

Een onzeker bestaan

In document Rubino De aanslag op Leopold II (pagina 27-32)

Tijdens zijn soldatenleven was Gennaro Rubino dus ge-evolueerd van heftige ongehoorzaamheid naar bewuste rebellie.

Toen hem eind 1887 gratie werd verleend was hij 28 jaar, maar hij had geen sociale positie en geen midde-len van bestaan. Na een poging om het land te verlaten keerde hij terug naar Bitonto en volgde er lessen aan de handelshogeschool, om betere kansen op werk te krijgen.

Hij gaf ook een tijdje les aan de technische school die hij zelf bezocht had. Volgens de journalist van de Corriere delle Puglie die na de aanslag op Leopold II in Bitonto onderzoek deed naar Rubino’s verleden,32 was hij tijdens de drie jaar dat hij weer in zijn geboortestreek woonde

‘irrequieto, nervoso, strano, un po’ matto’ (‘onrustig, zenuw-achtig, vreemd, een beetje gek’), en speelde hij daarom zijn baan als leraar kwijt.

Volgens het verhoor van zijn zus Maria tijdens het pro-ces in Brussel gaf hij in die periode niet openlijk blijk van een extremistische politieke overtuiging33 – maar laten we niet vergeten dat Maria zijn rebelse karakter altijd tracht te minimaliseren.

Kort na zijn terugkeer naar Bitonto trouwde hij met een meisje uit het dorp Ruvo di Puglia, Maria Teresa Fatelli, geboren op 6 september 1862, voor wie hij al in zijn ado-lescentie – zo zegt zijn memorie – een ‘platonische liefde’

koesterde.34 Het is niet geweten of zij zijn socialistische ideeën deelde. Ze gaf les in Molfetta en had hem in de cel de ‘subversieve’ boeken bezorgd die hij wilde lezen.

Vreemd genoeg heette de vriend en gezant van Bakoenin in Spanje – toeval of verwantschap? – Giuseppe Fanelli (dit schijnt de oorspronkelijke vorm te zijn van de naam van Rubino’s eerste vrouw) en kwam ook hij uit het oude koninkrijk Napels.35

Het diocesane archief van Bitonto bewaart het celi-baatsattest dat Gennaro Rubino kreeg op 3 augustus 1889 met het oog op zijn – kerkelijke – huwelijk, dat vol-trokken werd op 7 mei 1890.

In een verhoor op het proces door rechter Van Nerom36 beweerde Rubino dat hij met Maria Teresa Fatelli getrouwd was op aanraden van een dokter die hoopte dat daardoor de psychologische problemen van de jonge vrouw zouden verminderen. De journalist van de Corriere delle Puglie die in Bitonto onderzoek deed beschrijft haar inderdaad als een onstabiel iemand, en Gennaro’s zus Maria bevestigt dat de jonge vrouw sinds haar jeugd gek was, dat ze altijd op haar knieën wilde zitten en voortdurend kruisen sloeg.

De familie Rubino was tegen het huwelijk, maar een heer-oom van het meisje had Gennaro ervan overtuigd dat de aanvallen van hysterie zouden overgaan na het huwelijk.37

Het jonge paar vertrok naar Milaan, waar Rubino zich volgens het stadsarchief vestigde als wijnhandelaar

ter-wijl zijn vrouw ingeschreven stond als onderwijzeres.38 Ze kregen geen kinderen, en op 4 december 1892 werd Maria Teresa opgesloten in een psychiatrische inrichting in Mombello bij Milaan,39 waar ze in 1902 nog altijd zat, volgens wat Rubino’s zus vertelde aan de journalist van de Corriere delle Puglie.

Toen de handelszaak die hij had opgestart met het geld van de man van zijn zus Maria op de fl es ging, vond Ru-bino werk als boekhouder bij de Milanese uitgeverij Tre-ves. Na een paar maanden van relatieve stabiliteit werd hij op 16 maart 1893 opgepakt voor valsheid in geschrifte en oplichterij.40 Hij ontkende de feiten maar werd ver-oordeeld tot vier jaar en twee maanden cel. Die zat hij uit in Milaan tot 1 december 1893 en daarna in Castelfranco d’Emilia, waar hij, zoals eerder gezegd, op een doorslag-gevende manier in aanraking kwam met het anarchisti-sche gedachtengoed, via een gedetineerde die twintig jaar had opgelopen na een aanslag.

In verband met deze beschuldiging van een misdrijf van gemeen recht kunnen we even ingaan op de overredings-technieken die Gennaro Rubino aanwendt in zijn memo-rie, een tekst die argumenten aandraagt voor zowel zijn toekomstige advocaat Emile Royer als voor zijn anarchis-tische kameraden.

Rubino geeft er de voorkeur aan het misdrijf niet op te eisen (het heeft voor ons trouwens geen belang of hij het al dan niet pleegde) maar zijn onschuld uit te schreeuwen.

Hij zou in Milaan een maîtresse hebben gehad en zou het ‘slachtoffer’ geworden zijn van haar broer, die zich

op hem wilde wreken. Die voorstelling van zaken is na-tuurlijk een keuze: zelfs als hij onschuldig was, had Gen-naro Rubino de diefstal kunnen opeisen, zoals vele anar-chisten deden. Inderdaad, aangezien hij erover schrijft in 1902, op een moment dat hij zich anarchist noemt, zou hij met Proudhon kunnen zeggen: ‘Eigendom is diefstal.’

Is het geen contradictie dat hij voor een modelbediende wil doorgaan? Was het niet consequenter geweest om te stellen dat zijn baas bestelen louter een kwestie van ‘te-rugnemen’ was?

In diezelfde periode gingen vele anarchisten zo ver in het bestrijden van de eigendom dat ze beroepsdieven of brandkastkrakers werden. In Londen leefden talrij-ke anarchisten met kleine diefstallen en zwendel op de grens van de gewone criminaliteit. Vittorio Pini had een theorie over de diefstal als legitiem strijd- en onteige-ningsmiddel, en fi nancierde de anarchistische pers met zijn sensationele diefstallen in de omgeving van Parijs.41 Alexandre Jacob, die heel waarschijnlijk model stond voor de fi guur van Arsène Lupin en die in Spa bij koningin Marie-Henriette, de vrouw van Leopold II, een Corot en een Sisley ontvreemdde,42 vond dat hij recht deed gelden door de rijken en de machtigen te bestelen.

Gennaro Rubino beweert niets van die aard. Hij wil zichzelf afschilderen als een onkreukbare en eerlijke be-diende – toch een erg ‘burgerlijk’ beeld, even ‘burgerlijk’

als zijn visie op het paar en het gezin: hij zegt dat hij zijn vader ‘verplichtte’ te trouwen met de dienstbode bij wie hij kinderen had, ‘ter wille van de moraal en als voor-beeld voor de familie’! Alleen al die verklaring had vele

anarchisten van toen uit hun vel doen springen, omdat zij het huwelijk veroordeelden als een burgerlijke instelling die moest worden vernietigd en vervangen door de vrije liefde.

Wat er ook van zij, onschuldig of niet, Gennaro Rubino werd veroordeeld en zat zijn straf uit. Bij zijn vrijlating was hij gewonnen voor de socialistische zaak maar kwam niet openlijk uit voor zijn ideeën,43 en na een kort verblijf in Milaan bij zijn halfbroer Pietro scheepte hij in voor Engeland.

Hij was nu bijna veertig en zijn materiële situatie was erg precair. Londen was op dat moment de welvarende hoofdstad van het Britse imperium en trok daardoor tal van vreemdelingen aan, in het bijzonder Italianen.

Gennaro Rubino zou er de wereld van die emigranten ontdekken.

5. De Italiaanse immigratie in

In document Rubino De aanslag op Leopold II (pagina 27-32)