• No results found

Dit hoofdstuk beschrijft de ontwikkelingen die van invloed zijn op de vermogenspositie van de fondsen AOW, Anw, AKW, AIO en OBR. De ramingen van de SVB zijn gebaseerd op de ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) (o.b.v. de Novemberraming 2020).

Tabel 1.1 Uitgangspunten 2021/2022: Uitkeringsbedragen (jaarbedrag in euro’s) Regeling

Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) 313,08 312,48 317,16

Tegemoetkoming Anw’ers 212,40 212,04 215,28

Tabel 1.2 Uitgangspunten: Belastingschijven en heffingskortingen (in euro’s) Omschrijving

Lengte eerste belastingschijf 21.084 21.043 21.359

Lengte tweede belastingschijf 14.097 14.086 14.166

Premiegrens (=Lengte eerste + tweede schijf) 35.181 35.129 35.525

Algemene heffingskorting 2.820 2.837 2.880

Partnerfactor per 1 januari 1,6813 1,6813 1,6438

Partnerfactor per 1 juli 1,6625 1,6625 1,6250

Ouderenkorting 1.652 1.703 1.729

Aanvullende ouderenkorting 444 443 450

Tabel 1.3 Uitgangspunten 2021/2022: Premies en belastingtarieven

Omschrijving

Belastingtarief eerste schijf 9,45% 9,45% 9,43%

Belastingtarief tweede schijf 9,45% 9,45% 9,43%

Inkomensafhankelijke bijdrage ZVW werkgevers 6,95% 7,00% 7,00%

Inkomensafhankelijke bijdrage ZVW ouder dan AOW-leeftijd 5,70% 5,75% 5,85%

1.1 Ontwikkeling aantal gerechtigden

Voor de ramingen in deze nota is gebruikgemaakt van de SVB volumeprognoses van februari 2021.

• Door de vergrijzing van de bevolking neemt het aantal gerechtigden voor AOW en Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) toe. Na 2024 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting en blijft de jaarlijkse verhoging van de AOW-leeftijd beperkt tot nul of drie maanden.

• De ontwikkeling van het aantal Anw’ers daalt, omdat de instroom van nieuwe nabestaanden in de Anw kleiner is dan de gezamenlijke uitstroom van gerechtigden van de Anw én voormalige gerechtigden van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW).

• Het aantal kinderbijslagkinderen neemt licht af tot en met 2024, waarna het aantal kinderbijslagkinderen weer langzaam toeneemt.

• Het aantal huishoudens met AIO-uitkering neemt de komende jaren toe. Deze toename komt doordat meer migranten van niet-westerse afkomst de komende jaren de AOW-leeftijd bereiken. Dit komt allereerst omdat er meer generaties niet-westerse migranten zijn die eind jaren ’50 zijn geboren dan begin jaren ’50 .

1.2 Uitkeringsbedragen

Koppeling aan netto minimumloon

De netto AOW-uitkering, de netto Anw-uitkering en de netto AIO-uitkering zijn gekoppeld aan het netto minimumloon. Op deze manier wordt ook rekening gehouden met de belastingen en de sociale premies die worden ingehouden op het minimumloon, het AOW-pensioen, de Anw-uitkering en de AIO-uitkering. Sinds 1 januari 2012 wordt, met uitzondering van de AOW, de overdraagbaarheid van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon afgebouwd. De partnerfactor voor de algemene heffingskorting staat in Tabel 1.2.

Tegemoetkoming Anw’ers en Inkomensondersteuning AOW’ers

De uitkeringsbedragen Anw in deze nota zijn exclusief de Tegemoetkoming Anw’ers. De uitkeringsbedragen AOW in deze nota zijn exclusief de uitkeringen vanuit de IOAOW. Voor beide zijn wel aparte ramingen opgenomen. De tegemoetkoming Anw en de IOAOW worden voor 2021 en 2022 aangepast met de tabelcorrectiefactor uit de Inkomstenbelasting. De tegemoetkoming Anw wordt niet apart gefinancierd, maar betaald uit het Anw-fonds. De IOAOW wordt gefinancierd uit het AOW-fonds.

Kinderbijslagbedragen

De kinderbijslagbedragen worden als norm geïndexeerd met de afgeleide prijsindex van de gezinsconsumptie. Per 1 januari 2021 is de AKW geïndexeerd met 0,85%. Per 1 juli 2021 wordt de indexatie op 0,36% geraamd. In 2022 wordt de indexatie van de uitkeringsbedragen geraamd op 0,07% per 1 januari en 1,35% per 1 juli1.

Het bedrag van de AKW-plus is per 1-1-2020 verhoogd van € 2.163,22 per jaar naar € 2.225,29 per jaar. De AKW-plus wordt jaarlijks achteraf betaald (in 2021 vindt de betaling over 2020 plaats). Voor de raming in 2022 gaan we uit van hetzelfde bedrag.

1 Gebaseerd op de novemberraming 2020 van het CPB

1.3 Toelichting op de verschillende posten in de Balans en Staat van Baten en Lasten

In de jaarrekening van de door de Sociale Verzekeringsbank beheerde fondsen worden de baten en lasten verantwoord op transactiebasis. Dit betekent dat de ontvangsten en uitgaven toegerekend worden aan de jaren waarop deze betrekking hebben. Het Rijk gaat bij de financiering van de AKW, AIO en OBR uit van transactiebasis, maar verantwoordt de ontvangsten en uitgaven op kasbasis. In deze nota staan voor de AKW en AIO zowel cijfers op transactiebasis als op kasbasis.

1.3.1 Uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten van 2021 en 2022 sluiten aan bij het SVB Jaarplan/Begroting 2022.

1.3.2 Premiebaten

De SVB rapporteert de premiebaten voor de AOW en Anw op basis van de definitie van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Dit houdt in dat de premieontvangsten via de inkomensheffing en de nabetalingen over de loonheffing en de inkomensheffing worden toegerekend aan de baten in het jaar waarin deze zijn ontvangen door de Belastingdienst. De premieontvangsten via de loonheffing tussen 1 februari van het verslagjaar en 31 januari van het jaar dat volgt op het verslagjaar worden toegerekend aan de baten in het verslagjaar.

Afdrachtvermindering

Op basis van de wet vermindering afdracht loonbelasting en premies volksverzekeringen hoeft de werkgever in bepaalde situaties minder loonheffing af te dragen aan de Belastingdienst. Als gevolg hiervan ontvangen de AOW en de Anw minder premiebaten.

Nabetalingen

De Belastingdienst int in één gecombineerde heffing zowel loon- en inkomstenbelasting, premies volksverzekeringen als premies werknemersverzekeringen. In de verdeling tussen loon- en inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen worden belastingen en premies eerst voorlopig verdeeld over het Rijk en de fondsen AOW, Anw en Wlz. Na twee jaar wordt de loonbelasting afgerekend via nabetalingen en weer twee jaar later volgt de afrekening van de inkomstenbelasting.

Vrijwillige premies

Naast de verplichte verzekering voor AOW, Anw, en Wlz voor Nederlandse ingezetenen, is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om een vrijwillige verzekering af te sluiten voor de volksverzekeringen. Hiervoor wordt premie geheven door de SVB.

1.3.3 Bijdrage in de Kosten van de Kortingen (BIKK)

Sinds de belastingherziening in 2001 komen er per saldo minder premies binnen bij de volksverzekeringen AOW, Anw en Wlz. Ter compensatie verstrekt het Rijk de Bijdrage in de Kosten van de Kortingen aan de fondsen. De hoogte van deze BIKK is afhankelijk van de heffingskorting en van de premietarieven. Ieder jaar wordt de BIKK geïndexeerd met de toename van de heffingskorting.

1.3.4 Normvermogen

Het normvermogen is eigen vermogen op balansdatum dat nodig is om de structurele afwijkingen tussen ontvangsten en uitgaven te kunnen opvangen. Het normvermogen is samengesteld uit:

• liquiditeitsnorm die aan het einde van het jaar op nul staat.

• Bij: debiteuren (met uitzondering van de premies van december).

• Af: crediteuren.

Als de debiteuren lager zijn dan de crediteuren, wordt de liquiditeitsnorm verhoogd, zodat het normvermogen niet negatief uitkomt.

Tabel 1.4 Componenten van het normvermogen per 31 december (in miljoenen euro’s)

Omschrijving 2021 2022

AOW, Liquiditeitsnorm 0 0

AOW, Debiteuren 2.709 2.615

AOW, Crediteuren -1.842 -1.904

Subtotaal AOW Normvermogen 867 711

Anw, Liquiditeitsnorm 0 0

Anw, Debiteuren 42 43

Anw, Crediteuren -31 -30

Subtotaal Anw Normvermogen 11 13

Totaal, Liquiditeitsnorm 0 0

Totaal, Debiteuren 2.751 2.658

Totaal, Crediteuren -1.873 -1.934

Totaal Normvermogen 878 724

De bedragen die genoemd worden in de bovenstaande Tabel 1.4 gelden als ijkpunt voor de bepaling van de vermogenspositie. De vermogenspositie is het verschil tussen fondsvermogen en normvermogen. Bij de AOW zijn de premies en BIKK onvoldoende om de lasten te dekken. De financiering door het Rijk wordt vastgesteld, zodat de geraamde vermogenspositie aan het einde van het jaar nihil is.

1.3.5 Financiering

In Tabel 1.5 staat een overzicht van de verschillende financieringsbronnen per regeling. De AOW en Anw zijn premiegefinancierd. Naast de premies wordt de AOW gefinancierd uit BIKK en financiering door het Rijk als aanvulling om te voorkomen dat de vermogenspositie negatief wordt. De premiebaten zijn lager dan eerder geraamd. We ramen nu dat het AOW-fonds in 2021 een aanvullende rijksbijdrage van € 19.722 miljoen en in 2022 een bijdrage van € 20.715 miljoen nodig heeft om in beide jaren op een vermogenspositie van nul te komen. Bij de Anw wordt geraamd dat de vermogenspositie daalt van ruim € 2.916 miljoen eind 2021 naar bijna € 2.742 miljoen eind 2022. De AKW, AIO en OBR zijn begrotingsgefinancierd en worden volledig gefinancierd door het Rijk.

Tabel 1.5 Financieringsoverzicht 2021/2022 (in miljoenen euro’s)

Omschrijving Raming 2021,

AOW Premiebaten 24.018 22.498 21.288

AOW BIKK 2.315 2.332 2.543

AOW Aanvullende Financiering Rijk 17.584 19.722 20.715

AOW Vermogenspositie ultimo2 0 0 0

Anw Premiebaten 175 150 161

Anw Vermogenspositie ultimo2 2.948 2.916 2.742

AKW Financiering door het Rijk 3.765 3.729 3.734

AIO Financiering door het Rijk 404 388 415

OBR Financiering door het Rijk 1,4 1,8 1,5

TAS Financiering uitkeringen door het Rijk 6,5 6,6 6,7

REM Financiering uitkeringen door het Rijk 43 42 41

2 De vermogenspositie is het overschot of tekort t.o.v. het normvermogen. De vermogenspositie staat op de balans eind 2021 (zie Tabel 2.5) en eind 2022 (zie Tabel 3.5).

2 Raming 2021

In dit hoofdstuk wordt de huidige raming van de vermogenspositie eind 2021 vergeleken met de raming uit de Juninota 2020. De raming voor de vermogenspositie AOW wordt net als in de Juninota geraamd op nihil, omdat deze wordt gefinancierd door het Rijk. De financiering door het Rijk is € 2.138 miljoen hoger dan in de Juninota 2020. De raming voor de vermogenspositie Anw is € 32 miljoen lager dan in de Juninota 2020 en komt uit op € 2.916 miljoen. Tabel 2.1 bevat een overzicht van de mutaties.

In de rest van dit hoofdstuk worden deze mutaties toegelicht.

Tabel 2.1 Mutatie raming vermogenspositie eind 2021 (in miljoenen euro’s)

Omschrijving AOW Anw AKW AIO Totaal

Vermogenspositie 2021 Februarinota 2021 0 2.916 0 0 2.916

Vermogenspositie 2021 Juninota 2020 0 2.948 0 0 2.948

afdrachtvermindering 410 -13 397

Lagere premies inkomstenheffing kas -1.886 -12 -1.898

Lagere premies via nabetalingen -44 0 -44

Hogere BIKK 17 0 17 Vermogenspositie 2020 Februarinota 2021 -950 3.110 0 0 2.160

Vermogenspositie 2020 Juninota 2020 183 3.132 0 0 3.315

Verschil vermogenspositie eind 2019 -1.133 -22 0 0 -1.155

Verschil raming vermogenspositie 0 -32 0 0 -32

2.1 Uitkeringen

De uitkeringen in lopende prijzen over 2021 worden geraamd op € 42.045 miljoen voor de AOW,

€ 312 miljoen (excl. € 21 miljoen werkgeverslasten) voor de Anw, € 3.629 miljoen voor de AKW excl.

AKW-plus (€ 3.627 miljoen op kasbasis) en € 356 miljoen voor de AIO (€ 356 miljoen op kasbasis).

Het regres verkeersdoden waar de verzekeraars in totaal naar verwachting € 1 miljoen voor betalen aan het Anw-fonds is in mindering gebracht op de uitkeringslasten Anw. Dit bedrag is gelijk aan de Juninota.

De uitkeringslasten zijn bij de AOW € 548 miljoen, bij de Anw € 8 miljoen, bij de AKW € 36 miljoen en bij de AIO € 20 miljoen lager dan de Juninota 2020. In Tabel 2.2 worden de verschillen toegelicht:

Tabel 2.2 Ontwikkeling uitkeringen AOW, Anw, AKW en AIO (in miljoenen euro’s)

Omschrijving AOW Anw AKW AIO Totaal

Uitkeringen 2021 excl. werkg.lasten Juninota 2020 42.593 320 3.664 376 46.953

Werkgeverslasten ZVW 21 21

Uitkeringen 2021 incl. werkg.lasten Juninota 2020 42.593 341 3.664 376 46.974

Volume-effect aantal gerechtigden -209 -4 -28 -13 -254

Volume-effect Anw regres verkeersdoden 0 0

Subtotaal volume-effect -209 -4 -28 -13 -254

Prijseffect indexering/inhoudingen -340 -4 -8 -7 -359

Prijseffect nominaal 0 0

Prijseffect besparing AOW inkomensafh. toeslag 1 -1

Subtotaal prijseffect -339 -4 -8 -7 -358

Totale mutatie -548 -8 -36 -20 -612

Uitkeringen 2021 incl. werkg.lasten Febr.nota 2021 42.045 333 3.629 356 46.363

-Werkgeverslasten ZVW -21 -21

Uitkeringen 2021 excl werkg.lasten Febr.nota 2021 42.045 312 3.629 356 46.342 Het volume-effect van het aantal gerechtigden bij de AOW kent twee oorzaken:

• Bijstelling ramingsmethodiek voor de verwerking van de CBS-bevolkingsprognoses. In december 2019 had het CBS de bevolkingsprognose sterk verhoogd i.v.m. aangepaste inschattingen over de migratie. In de Februarinota 2020 en Juninota 2020 hebben we de toename in de Nederlandse bevolking boven de AOW-leeftijd in de AOW-raming verwerkt met de gemiddelde opbouw van AOW’ers in Nederland. Dat bleek tot een overschatting van de uitkeringslasten te leiden. Daarom hebben we deze CBS-bijstelling nu verwerkt als gekorte AOW’ers met een verondersteld gemiddeld opbouwpercentage van 10% (5 jaar). Dit heeft een effect van - € 11 miljoen op de uitkeringslasten.

• Oversterfte. De oversterfte in 2020 leidde tot minder AOW’ers eind 2020 en ook het CBS heeft de eerste golf van de coronapandemie verwerkt in de bevolkingsprognose uit december 2020.

Deze hebben we verwerkt in onze raming. Dit heeft een effect van - € 198 miljoen op de uitkeringslasten.

Naast het volume-effect is er ook een groot prijseffect. De indexering van uitkeringsbedragen in 2021, is lager dan waar in de Juninota 2020 rekening mee was gehouden.

2.1.1 Inkomensondersteuning AOW’ers en Tegemoetkoming Anw’ers

De uitkeringslasten IOAOW worden geraamd op € 1.017 miljoen, € 6 miljoen lager dan de Juninota 2020. De tegemoetkoming voor Anw’ers wordt geraamd op € 5 miljoen. Dit is gelijk aan de Juninota.

2.1.2 AKW-plus

Op basis van zorg voor thuiswonende kinderen met een intensieve zorgvraag in 2020 is bepaald of ouders recht hebben op AKW-plus in 2021. De uitkeringslasten voor 2021 worden gelijk geraamd aan in de Juninota 2020 en komen uit op € 21 miljoen.

2.1.3 Werkgeverslasten ZVW

De AOW en de Anw zijn beide premiegefinancierd. Voor premiegefinancierde regelingen is afgesproken dat de uitkeringslasten exclusief de werknemerspremies ZVW worden verantwoord. De werkgeverslasten ZVW worden apart verantwoord als overdrachten naar het ZVW-fonds.

Over AOW-uitkeringen geldt het verlaagde ZVW-tarief. De netto uitkering verandert niet dus dit leidt tot lagere bruto uitkeringen. Het voordeel dat dit voor het AOW-fonds oplevert wordt via een bijdrage overgeboekt naar het ZVW-fonds. De hoogte van deze bijdrage in 2021 wordt geraamd op € 538 miljoen. Bij de Anw worden de werkgeverslasten ZVW over 2021 geraamd op € 21 miljoen. Voor de AOW is dit € 7 miljoen lager en voor de Anw is dit gelijk aan de Juninota 2020.

2.1.4 Overbruggingsregeling AOW

De uitkeringslasten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op € 1,3 miljoen. De uitvoeringskosten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op € 0,5 miljoen. De rijksbijdrage Overbruggingsregeling AOW wordt geraamd op € 1,8 miljoen. Dit is € 0,4 miljoen hoger dan de Juninota 2020.

2.2 Premiebaten

De premiebaten voor de AOW vallen € 1.520 miljoen lager uit dan in de Juninota 2020. In vergelijking met de Juninota zijn er minder premiebaten uit loonheffing en zijn vooral de baten uit inkomstenheffing veel negatiever. Ook vallen de nabetalingen negatiever uit. Er zijn meer premiebaten uit loonheffing. De loonheffing en inkomensheffing worden verdeeld over belastingen en premies volksverzekeringen. Deze verdeling vindt eerst voorlopig plaats en na 2 jaar (loonheffing) of 4 jaar (inkomensheffing) definitief. De voorlopige verdeling kan tussentijds bijgesteld worden.

Eind 2021 worden de loonheffing 2019 en inkomensheffing 2017 afgerekend met de premies AOW en Anw. In onderstaande tabel staan de verwachte nabetalingen van het Rijk aan de fondsen in 2021.

Tabel 2.3 Nabetalingen van het Rijk aan de fondsen AOW en Anw in 2021 (in miljoenen euro’s)

Soort nabetaling Versie

Per saldo is er een verwachte nabetaling van het AOW-fonds aan het Rijk van € 924 miljoen en een verwachte nabetaling van het Anw-fonds aan het Rijk van € 4 miljoen. Voor de AOW is dit € 44 miljoen lager en voor de Anw is dit gelijk aan de Juninota 2020.

2.3 Bijdrage in de Kosten van de Kortingen (BIKK)

De BIKK wordt geraamd op € 2.332 miljoen voor de AOW en nihil voor de Anw. Hierdoor is de BIKK voor de AOW € 17 miljoen hoger en voor de Anw gelijk aan de raming in de Februarinota 2020.

2.4 Financiering door het Rijk

Er wordt geraamd dat er een rijksbijdrage voor de AOW van € 19.722 miljoen nodig is in 2020 om het vermogenstekort in het fonds te dekken. Dat is € 2.138 miljoen hoger dan in de Juninota 2020. De rijksbijdrage voor de AKW wordt op transactiebasis geraamd op € 3.729 miljoen (kasbasis: € 3.735 miljoen), dit is € 36 miljoen lager dan de Juninota 2020. De rijksbijdrage voor de AIO wordt op transactiebasis geraamd op € 388 miljoen (kasbasis: € 388 miljoen), € 16 miljoen lager dan de Juninota 2020.

2.5 Overige baten

De overige baten en lasten bestaan uit interest over de liquide middelen en over de financiering vaste activa bij de AOW en verdere baten uit boeten en maatregelen en overige baten. Uit voorzichtigheid ramen we de boeten en maatregelen op nihil. De interestbaten 2021 worden bij de AOW geraamd op

in de Juninota 2020. De interestbaten 2021 bij de Anw, AKW, als AIO worden geraamd op nihil. Dit is voor allen gelijk aan de raming in de Juninota 2020.

2.6 Normvermogen

De raming van het normvermogen is in 2021 voor de AOW € 151 miljoen lager en voor de Anw € 3 miljoen lager dan in 2020. Daarmee komt de mutatie van het normvermogen bij de AOW € 49 miljoen positiever en bij de Anw € 7 miljoen negatiever uit dan de Juninota 2020. Bij de AOW komt het normvermogen eind 2021 uit op € 867 miljoen en bij de Anw op € 11 miljoen.

2.7 Rekening van baten en lasten en Balans 2021

Tabel 2.4 Rekening van baten en lasten 2021 (in miljoenen euro’s)

Baten en lasten AOW Anw AKW AIO Totaal

Premies loonheffing vóór afdrachtvermindering 25.298 166 25.464

Afdrachtvermindering loonheffing -518 -3 -521

Premies loonheffing na afdrachtvermindering 24.780 163 24.943

Premies inkomensheffing -1.368 -9 -1.377

Nabetalingen -924 -4 -928

Vrijwillige premies 10 0 10

Subtotaal Premies 22.498 150 22.648

BIKK 2.332 0 2.332

Financiering door het Rijk 19.722 0 3.729 388 23.839

Overige baten -14 0 0 0 -14

Totaal Baten 44.538 150 3.729 388 48.805

Uitkeringen 42.045 312 3.629 356 46.342

IOAOW/Tegemoetkoming Anw 1.017 5 1.022

AKW-plus 21 21

Werkgeverslasten ZVW 538 21 559

Uitvoeringskosten 139 9 79 32 259

Totaal Lasten 43.739 347 3.729 388 48.203

Saldo van baten en lasten 799 -197 0 0 602

- Mutatie normvermogen -151 -3 -154

Mutatie vermogenspositie 950 -194 0 0 756

Tabel 2.5 Balans per 31 december 2021 (in miljoenen euro’s)

Balanspost AOW Anw AKW AIO Totaal

Vermogen, vermogenspositie 0 2.916 2.916

Subtotaal vermogen 867 2.927 0 0 3.794

Te betalen uitkeringen 1.564 25 911 13 2.513

Te betalen loonheffing en sociale lasten 278 6 0 0 284

Totaal passiva 2.709 2.958 911 13 6.591

3 Raming 2022

In hoofdstuk 2 staat een analyse van de vermogenspositie eind 2021. In dit hoofdstuk wordt de raming van de vermogenspositie eind 2022 vergeleken met de raming van de vermogenspositie eind 2021 uit het vorige hoofdstuk. De raming voor de vermogenspositie AOW net als voor 2021 op nihil geraamd.

De raming voor de vermogenspositie Anw is € 174 miljoen lager dan in 2021 en komt uit op € 2.742 miljoen. Tabel 3.1 aan het begin van dit hoofdstuk bevat een overzicht van de mutaties.

Tabel 3.1 Mutatie raming vermogenspositie in 2022 (in miljoenen euro’s)

Omschrijving AOW Anw AKW AIO Totaal

Vermogenspositie 2022 Februarinota 2021 0 2.742 0 0 2.742 Vermogenspositie 2021 Februarinota 2021 0 2.916 0 0 2.916

Totaal Verschil raming vermogenspositie 0 -174 0 0 -174

Hogere uitkeringen -970 13 -5 -27 -989

Hogere tegemoetkomingen -24 0 0 0 -24

Lagere werkgeverslasten ZVW 31 1 32

Lagere premies via loonheffing na

afdrachtvermindering -912 10 -902

Hogere premies inkomstenheffing kas 184 2 186

Lagere premies via nabetalingen -481 -1 -482

Lagere vrijwillige premies -1 0 -1

Hogere BIKK 211 0 211

Hogere financiering door het Rijk 993 0 5 27 1.025

Hogere overige baten 14 0 0 0 14

Hogere mutatie normvermogen 5 -5 0 0 0

Subtotaal Mutatie 2022 – 2021 -950 20 0 0 -930

Mutatie vermogenspositie 2021 Febr.nota 2021 950 -194 0 0 756

Totaal Verschil raming vermogenspositie 0 -174 0 0 -174

3.1 Uitkeringen

De uitkeringen in lopende prijzen over 2022 worden geraamd op € 43.015 miljoen voor de AOW, € 299 miljoen (excl. € 20 miljoen werkgeverslasten) voor de Anw, € 3.634 miljoen voor de AKW excl. AKW-plus (€ 3.626 miljoen op kasbasis) en € 383 miljoen voor de AIO (€ 383 miljoen op kasbasis).

Het regres verkeersdoden waar de verzekeraars in totaal naar verwachting € 1 miljoen voor betalen aan het Anw-fonds is in mindering gebracht op de uitkeringslasten Anw. Dit bedrag is gelijk aan de raming 2021.

De uitkeringslasten zijn bij de AOW € 970 miljoen hoger, bij de Anw € 13 miljoen lager dan in de raming 2021. Bij de AKW zijn de uitkeringslasten € 5 miljoen hoger en bij de AIO € 27 miljoen hoger dan in 2021. In Tabel 3.2 worden de verschillen toegelicht:

Tabel 3.2 Ontwikkeling uitkeringen AOW, Anw, AKW en AIO (in miljoenen euro’s)

Omschrijving AOW Anw AKW AIO Totaal

Uitkeringen 2021 excl. werkg.lasten 42.045 312 3.629 356 46.342

Werkgeverslasten 21 21

Uitkeringen 2021 incl. werkg.lasten 42.045 333 3.629 356 46.363

Volume-effect aantal gerechtigden 428 -15 -34 20 399

Volume-effect Anw regres verkeersdoden 0 0

Subtotaal volume-effect 428 -15 -34 20 399

Prijseffect indexering/inhoudingen 609 1 39 7 656

Prijseffect besparing AOW inkomensafh. toeslag -67 -67

Subtotaal prijseffect 542 1 39 7 589

Totaal mutatie 970 -14 5 27 988

Uitkeringen 2022 incl. werkgeverslasten 43.015 319 3.634 383 47.351

-werkgeverslasten -20 -20

Uitkeringen 2022 incl. werkgeverslasten 43.015 299 3.634 383 47.331 3.1.1 Inkomensondersteuning AOW’ers en Tegemoetkoming Anw’ers

De uitkeringslasten IOAOW worden geraamd op € 1.041 miljoen (€ 24 miljoen hoger dan in de raming 2021) en de tegemoetkoming voor Anw’ers wordt geraamd op € 5 miljoen gelijk aan de raming 2021).

3.1.2 AKW-plus

Op basis van zorg voor thuiswonende kinderen met een intensieve zorgvraag in 2021 wordt bepaald of ouders recht hebben op AKW-plus in 2022. De uitkeringslasten worden geraamd op € 21 miljoen, gelijk aan de raming 2021.

3.1.3 Werkgeverslasten ZVW

De AOW en de Anw zijn beide premiegefinancierd. Voor premiegefinancierde regelingen is afgesproken dat de uitkeringslasten exclusief de werknemerspremies ZVW worden verantwoord. De werkgeverslasten ZVW worden apart verantwoord als overdrachten naar het ZVW-fonds.

Over AOW-uitkeringen geldt het verlaagde ZVW-tarief. De netto uitkering verandert niet dus dit leidt tot lagere bruto uitkeringen. Het voordeel dat dit voor het AOW-fonds oplevert wordt via een bijdrage overgeboekt naar het ZVW-fonds. De hoogte van deze bijdrage in 2022 wordt geraamd op € 507 miljoen. Dit is € 31 miljoen hoger dan in 2021.

Bij de Anw worden de werkgeverslasten ZVW over 2022 geraamd op € 20 miljoen. Dit is € 1 miljoen lager dan in 2021.

3.1.4 Overbruggingsregeling AOW

De overbruggingsregeling AOW is een regeling voor 65-plussers die al met vroegpensioen waren voordat de AOW-leeftijd werd verhoogd. De uitkeringslasten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op € 1,0 miljoen. De uitvoeringskosten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op

€ 0,5 miljoen. De rijksbijdrage Overbruggingsregeling AOW wordt geraamd op € 1,5 miljoen. Dit is

€ 0,3 miljoen lager dan in 2021.

3.2 Premiebaten

De premiebaten voor de AOW vallen ruim € 1.210 miljoen lager uit dan in 2021. Voor de Anw vallen de premiebaten € 11 miljoen hoger uit dan in 2021. De verschillen bij de AOW worden vooral veroorzaakt door hogere nabetalingen in 2022 vanuit het AOW-fonds naar het Rijk en door lagere premies uit loonheffing. Eind 2022 worden de loonheffing 2020 en de inkomensheffing 2018

afgerekend met de premies AOW en Anw. De nabetalingen zijn in vergelijking met de nabetalingen van de raming 2020 voor de AOW € 481 miljoen negatiever en voor de Anw € 1 miljoen negatiever.

Tabel 3.3 Nabetalingen van het Rijk aan de fondsen AOW en Anw in 2022 (in miljoenen euro’s) Soort nabetaling Raming 2022,

3.3 Bijdrage in de Kosten van de Kortingen (BIKK)

3.3 Bijdrage in de Kosten van de Kortingen (BIKK)