• No results found

Februarinota Fondsontwikkeling AOW, Anw, AKW, AIO, OBR Raming 2021 en 2022 Begrotingen TAS en Remigratiewet 2022

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Februarinota Fondsontwikkeling AOW, Anw, AKW, AIO, OBR Raming 2021 en 2022 Begrotingen TAS en Remigratiewet 2022"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Februarinota 2021

Fondsontwikkeling AOW, Anw, AKW, AIO, OBR Raming 2021 en 2022

Begrotingen TAS en Remigratiewet 2022

FnCU21.015

De Februarinota 2021 is op 22 februari 2021 door de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank vastgesteld.

Amstelveen, februari 2021

(2)

Voorwoord

Voor u ligt de Februarinota 2021 van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Met deze rapportage verstrekt de Sociale Verzekeringsbank vóór 1 maart ramingen voor de fondsen:

Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene nabestaandenwet (Anw), Algemene Kinderbijslagwet (AKW), Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO), Overbruggingsregeling AOW (OBR), Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS) en Remigratiewet (REM).

In deze nota staan gegevens over het aantal gerechtigden, de baten en lasten en de vermogenspositie voor het huidige jaar en het eerstvolgende jaar. Deze nota gaat derhalve over de fondsontwikkelingen in 2021 en 2022. De ramingen voor AOW, Anw, AKW en AIO zijn in hoofdstuk 5 uitgewerkt t/m 2027, op basis van SVB-gegevens over gerechtigden en CBS-bevolkingsprognoses. De ontwikkelingen en ramingen worden vergeleken met de ontwikkelingen en ramingen uit de Juninota 2020.

Het CBS heeft in december 2020 een nieuwe bevolkingsprognose gepubliceerd. In deze prognoses is rekening gehouden met de gevolgen van de corona-pandemie. Dit heeft ook gevolgen voor de ramingen in deze nota.

Bij de AOW is de raming van de uitkeringslasten lager dan de raming in de Juninota 2020, doordat er in 2020 meer AOW’ers zijn overleden dan eerder dan geraamd. Dit lagere aantal AOW’ers werkt door in de komende jaren.

Ook het aantal kinderen waarvoor AKW wordt uitbetaald is lager dan geraamd in de Juninota 2020.

Het CBS verwacht dat er de komende jaren veel minder geboortes zijn dan eerder geraamd. Ook is er in 2020 vanwege corona veel minder immigratie geweest dan eerder verwacht. Dit zorgt er voor dat er ook de komende jaren naar verwachting nog minder kinderen (en dus minder uitkeringslasten) zijn.

Naast dat de uitkeringslasten lager zijn dan eerder geraamd bij de AOW en AKW zijn dit de belangrijkste conclusies uit deze nota:

• Bij de AOW is de raming van de premiebaten 2021 sterk verlaagd t.o.v. de Juninota 2020. In vergelijking met de Juninota zijn vooral de baten uit inkomstenheffing veel lager. Ook vallen de nabetalingen lager uit. De lagere premiebaten bij de AOW worden gecompenseerd door een hogere financiering door het Rijk.

• In de meerjarenraming van de uitkeringslasten in vaste prijzen 2020 (dus zonder indexering) zien we de volgende trends:

o De AOW-uitkeringslasten stijgen jaarlijks, omdat het aantal personen boven de AOW- leeftijd toeneemt. In 2022, 2023 en 2024 wordt de AOW-leeftijd verhoogd, wat de stijging van het aantal AOW’ers afremt. De stijging van de uitkeringslasten AOW wordt gefinancierd met een rijksbijdrage die het verschil tussen lasten en premiebaten financiert.

o De Anw-uitkeringslasten dalen t/m 2027 door, omdat de instroom van nieuwe nabestaanden in de Anw lager is dan de gezamenlijke uitstroom van gerechtigden van de Anw én voormalige gerechtigden van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW). Na de verlaging van het premietarief in 2017 neemt het vermogen af, omdat de premiebaten lager zijn dan de lasten.

o De AKW-uitkeringslasten dalen licht tot 2024, omdat verwacht wordt dat het aantal minderjarige kinderen afneemt. Daarna nemen de uitkeringslasten weer licht toe.

o De AIO-uitkeringslasten nemen naar verwachting fors toe, omdat het aantal gerechtigden sterk toeneemt. Deze toename komt doordat meer migranten van niet- westerse afkomst de komende jaren de AOW-leeftijd bereiken.

o De uitkeringslasten voor de OBR nemen jaarlijks af, omdat de instroom in de OBR jaarlijks afneemt. Dit komt doordat de groep van personen die reeds per 1-1-2013 of

(3)

door de effecten van het pensioenakkoord waardoor de overbruggingsperiode korter wordt.

o De uitkeringslasten voor de Remigratiewet nemen af tot 2027. Sinds 1 juli 2014 gelden er strengere voorwaarden om recht te krijgen op een Remigratie-uitkering. Hierdoor is de instroom in de Remigratiewet lager dan de uitstroom.

o Het aantal TAS-vergoedingen wordt constant verondersteld.

(4)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 5

1 Ontwikkeling en uitgangspunten voor de ramingen ... 6

2 Raming 2021 ... 10

3 Raming 2022 ... 14

4 Liquiditeitsprognoses 2021 en 2022 ... 18

5 Meerjarenraming ... 19

6 Begroting TAS 2022 ... 20

7 Begroting Remigratiewet 2022 ... 22

Bijlagen Bedragen ... 27

Bijlagen Volumina ... 30

(5)

Inleiding

Inhoud

Deze nota heeft betrekking op de fondsen AOW, Anw, AKW, AIO en OBR. In deze nota wordt vooruitgeblikt naar de fondsontwikkelingen in 2021 en 2022. De huidige cijfers voor 2021 worden vergeleken met de raming uit de Juninota 2020. De raming voor 2022 wordt vergeleken met de raming voor 2021.

Met de ramingen in deze Februarinota worden de ramingen voor 2021 uit de Juninota geactualiseerd.

De ramingen in deze nota verschillen van de Juninota 2020 doordat er gebruik gemaakt wordt van recentere CPB-cijfers (de Novemberraming 2020 in plaats van het Centraal Economisch Plan (CEP) 2020) en recentere indexatiepercentages. Verder zijn in deze februarinota een nieuwe prognoses voor aantallen en uitkeringslasten opgenomen. Deze prognoses zijn gebaseerd op de meest recente bevolkingsprognose van het CBS en de realisatiecijfers tot en met eind 2020 van de SVB.

Met deze nota wordt al in februari een raming voor het komende jaar opgesteld. In juni (Juninota) zal deze raming geactualiseerd worden. Dit gebeurt aan de hand van meer recente CPB-cijfers en indexatiepercentages. Daarnaast wordt de meest actuele bevolkingsprognose van het CBS gebruikt.

In deze Februarinota wordt uitgegaan van de huidige wetgeving. Hieronder staan de wetswijzigingen die we meenemen in de ramingen.

Andere regels voor AKW voor kinderen van 16 en 17 jaar

Vanaf 1 januari 2020 zijn de regels voor kinderbijslag voor kinderen vanaf 16 jaar veranderd. Als een kind van 16 of 17 jaar voorheen studiefinanciering of een te hoog inkomen had, dan had dit gevolgen voor de kinderbijslag. Door middel van een wetswijziging zijn deze aanvullende regels vanaf het eerste kwartaal 2020 komen te vervallen. Hierdoor behouden meer kinderen het recht op kinderbijslag.

Pensioenakkoord en verhoging AOW-leeftijd

Kabinet, werkgevers- en werknemersorganisaties hebben in juni 2019 een pensioenakkoord gesloten.

Voor de AOW betekent dit dat de AOW-leeftijd minder snel stijgt dan in eerdere wetgeving was vastgelegd. In 2021 wordt de AOW-leeftijd bevroren op de huidige 66 jaar en vier maanden en in 2022 wordt de AOW-leeftijd verhoogd naar 66 jaar en 7 maanden. Daarna stijgt de leeftijd door naar 67 jaar in 2024. De koppeling aan de levensverwachting is na 2024 niet meer 1-op-1, maar geleidelijker: voor elk jaar stijging van de macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd neemt de AOW-leeftijd toe met acht maanden.

Dit heeft uiteraard gevolgen voor de raming van het aantal AOW’ers en voor de uitkeringslasten van de AOW. En ook voor de aantallen en uitkeringslasten van de Anw en de AIO, omdat de AOW-leeftijd daarvoor van belang is.

Nabestaandenbegrip in de TAS

Het nabestaandenbegrip bij de TAS is per 1 januari 2020 uitgebreid. De categorie ‘erfgenamen als bedoeld in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek’ is toegevoegd, zodat de kring van rechthebbende nabestaanden beter aansluit op het civiele aansprakelijkheidsrecht.

(6)

1 Ontwikkeling en uitgangspunten voor de ramingen

Dit hoofdstuk beschrijft de ontwikkelingen die van invloed zijn op de vermogenspositie van de fondsen AOW, Anw, AKW, AIO en OBR. De ramingen van de SVB zijn gebaseerd op de ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) (o.b.v. de Novemberraming 2020).

Tabel 1.1 Uitgangspunten 2021/2022: Uitkeringsbedragen (jaarbedrag in euro’s) Regeling

Raming 2021, Versie Juninota 2020

Raming 2021, Versie Februarinota 2021

Raming 2022, Versie Februarinota 2021

Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) 313,08 312,48 317,16

Tegemoetkoming Anw’ers 212,40 212,04 215,28

Tabel 1.2 Uitgangspunten: Belastingschijven en heffingskortingen (in euro’s) Omschrijving

Raming 2021, Versie Juninota 2020

Raming 2021, Versie Februarinota 2021

Raming 2022, Versie Februarinota 2021

Lengte eerste belastingschijf 21.084 21.043 21.359

Lengte tweede belastingschijf 14.097 14.086 14.166

Premiegrens (=Lengte eerste + tweede schijf) 35.181 35.129 35.525

Algemene heffingskorting 2.820 2.837 2.880

Partnerfactor per 1 januari 1,6813 1,6813 1,6438

Partnerfactor per 1 juli 1,6625 1,6625 1,6250

Ouderenkorting 1.652 1.703 1.729

Aanvullende ouderenkorting 444 443 450

Tabel 1.3 Uitgangspunten 2021/2022: Premies en belastingtarieven

Omschrijving

Raming 2021, Versie Juninota 2020

Raming 2021, Versie Februarinota 2021

Raming 2022, Versie Februarinota 2021

AOW-premie 17,90% 17,90% 17,90%

Anw-premie 0,10% 0,10% 0,10%

WLZ-premie 9,65% 9,65% 9,65%

Belastingtarief eerste schijf 9,45% 9,45% 9,43%

Belastingtarief tweede schijf 9,45% 9,45% 9,43%

Inkomensafhankelijke bijdrage ZVW werkgevers 6,95% 7,00% 7,00%

Inkomensafhankelijke bijdrage ZVW ouder dan AOW-leeftijd 5,70% 5,75% 5,85%

(7)

1.1 Ontwikkeling aantal gerechtigden

Voor de ramingen in deze nota is gebruikgemaakt van de SVB volumeprognoses van februari 2021.

• Door de vergrijzing van de bevolking neemt het aantal gerechtigden voor AOW en Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) toe. Na 2024 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting en blijft de jaarlijkse verhoging van de AOW-leeftijd beperkt tot nul of drie maanden.

• De ontwikkeling van het aantal Anw’ers daalt, omdat de instroom van nieuwe nabestaanden in de Anw kleiner is dan de gezamenlijke uitstroom van gerechtigden van de Anw én voormalige gerechtigden van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW).

• Het aantal kinderbijslagkinderen neemt licht af tot en met 2024, waarna het aantal kinderbijslagkinderen weer langzaam toeneemt.

• Het aantal huishoudens met AIO-uitkering neemt de komende jaren toe. Deze toename komt doordat meer migranten van niet-westerse afkomst de komende jaren de AOW-leeftijd bereiken. Dit komt allereerst omdat er meer generaties niet-westerse migranten zijn die eind jaren ’50 zijn geboren dan begin jaren ’50 .

1.2 Uitkeringsbedragen

Koppeling aan netto minimumloon

De netto AOW-uitkering, de netto Anw-uitkering en de netto AIO-uitkering zijn gekoppeld aan het netto minimumloon. Op deze manier wordt ook rekening gehouden met de belastingen en de sociale premies die worden ingehouden op het minimumloon, het AOW-pensioen, de Anw-uitkering en de AIO-uitkering. Sinds 1 januari 2012 wordt, met uitzondering van de AOW, de overdraagbaarheid van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon afgebouwd. De partnerfactor voor de algemene heffingskorting staat in Tabel 1.2.

Tegemoetkoming Anw’ers en Inkomensondersteuning AOW’ers

De uitkeringsbedragen Anw in deze nota zijn exclusief de Tegemoetkoming Anw’ers. De uitkeringsbedragen AOW in deze nota zijn exclusief de uitkeringen vanuit de IOAOW. Voor beide zijn wel aparte ramingen opgenomen. De tegemoetkoming Anw en de IOAOW worden voor 2021 en 2022 aangepast met de tabelcorrectiefactor uit de Inkomstenbelasting. De tegemoetkoming Anw wordt niet apart gefinancierd, maar betaald uit het Anw-fonds. De IOAOW wordt gefinancierd uit het AOW- fonds.

Kinderbijslagbedragen

De kinderbijslagbedragen worden als norm geïndexeerd met de afgeleide prijsindex van de gezinsconsumptie. Per 1 januari 2021 is de AKW geïndexeerd met 0,85%. Per 1 juli 2021 wordt de indexatie op 0,36% geraamd. In 2022 wordt de indexatie van de uitkeringsbedragen geraamd op 0,07% per 1 januari en 1,35% per 1 juli1.

Het bedrag van de AKW-plus is per 1-1-2020 verhoogd van € 2.163,22 per jaar naar € 2.225,29 per jaar. De AKW-plus wordt jaarlijks achteraf betaald (in 2021 vindt de betaling over 2020 plaats). Voor de raming in 2022 gaan we uit van hetzelfde bedrag.

1 Gebaseerd op de novemberraming 2020 van het CPB

(8)

1.3 Toelichting op de verschillende posten in de Balans en Staat van Baten en Lasten

In de jaarrekening van de door de Sociale Verzekeringsbank beheerde fondsen worden de baten en lasten verantwoord op transactiebasis. Dit betekent dat de ontvangsten en uitgaven toegerekend worden aan de jaren waarop deze betrekking hebben. Het Rijk gaat bij de financiering van de AKW, AIO en OBR uit van transactiebasis, maar verantwoordt de ontvangsten en uitgaven op kasbasis. In deze nota staan voor de AKW en AIO zowel cijfers op transactiebasis als op kasbasis.

1.3.1 Uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten van 2021 en 2022 sluiten aan bij het SVB Jaarplan/Begroting 2022.

1.3.2 Premiebaten

De SVB rapporteert de premiebaten voor de AOW en Anw op basis van de definitie van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Dit houdt in dat de premieontvangsten via de inkomensheffing en de nabetalingen over de loonheffing en de inkomensheffing worden toegerekend aan de baten in het jaar waarin deze zijn ontvangen door de Belastingdienst. De premieontvangsten via de loonheffing tussen 1 februari van het verslagjaar en 31 januari van het jaar dat volgt op het verslagjaar worden toegerekend aan de baten in het verslagjaar.

Afdrachtvermindering

Op basis van de wet vermindering afdracht loonbelasting en premies volksverzekeringen hoeft de werkgever in bepaalde situaties minder loonheffing af te dragen aan de Belastingdienst. Als gevolg hiervan ontvangen de AOW en de Anw minder premiebaten.

Nabetalingen

De Belastingdienst int in één gecombineerde heffing zowel loon- en inkomstenbelasting, premies volksverzekeringen als premies werknemersverzekeringen. In de verdeling tussen loon- en inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen worden belastingen en premies eerst voorlopig verdeeld over het Rijk en de fondsen AOW, Anw en Wlz. Na twee jaar wordt de loonbelasting afgerekend via nabetalingen en weer twee jaar later volgt de afrekening van de inkomstenbelasting.

Vrijwillige premies

Naast de verplichte verzekering voor AOW, Anw, en Wlz voor Nederlandse ingezetenen, is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om een vrijwillige verzekering af te sluiten voor de volksverzekeringen. Hiervoor wordt premie geheven door de SVB.

1.3.3 Bijdrage in de Kosten van de Kortingen (BIKK)

Sinds de belastingherziening in 2001 komen er per saldo minder premies binnen bij de volksverzekeringen AOW, Anw en Wlz. Ter compensatie verstrekt het Rijk de Bijdrage in de Kosten van de Kortingen aan de fondsen. De hoogte van deze BIKK is afhankelijk van de heffingskorting en van de premietarieven. Ieder jaar wordt de BIKK geïndexeerd met de toename van de heffingskorting.

1.3.4 Normvermogen

Het normvermogen is eigen vermogen op balansdatum dat nodig is om de structurele afwijkingen tussen ontvangsten en uitgaven te kunnen opvangen. Het normvermogen is samengesteld uit:

• liquiditeitsnorm die aan het einde van het jaar op nul staat.

• Bij: debiteuren (met uitzondering van de premies van december).

• Af: crediteuren.

Als de debiteuren lager zijn dan de crediteuren, wordt de liquiditeitsnorm verhoogd, zodat het normvermogen niet negatief uitkomt.

(9)

Tabel 1.4 Componenten van het normvermogen per 31 december (in miljoenen euro’s)

Omschrijving 2021 2022

AOW, Liquiditeitsnorm 0 0

AOW, Debiteuren 2.709 2.615

AOW, Crediteuren -1.842 -1.904

Subtotaal AOW Normvermogen 867 711

Anw, Liquiditeitsnorm 0 0

Anw, Debiteuren 42 43

Anw, Crediteuren -31 -30

Subtotaal Anw Normvermogen 11 13

Totaal, Liquiditeitsnorm 0 0

Totaal, Debiteuren 2.751 2.658

Totaal, Crediteuren -1.873 -1.934

Totaal Normvermogen 878 724

De bedragen die genoemd worden in de bovenstaande Tabel 1.4 gelden als ijkpunt voor de bepaling van de vermogenspositie. De vermogenspositie is het verschil tussen fondsvermogen en normvermogen. Bij de AOW zijn de premies en BIKK onvoldoende om de lasten te dekken. De financiering door het Rijk wordt vastgesteld, zodat de geraamde vermogenspositie aan het einde van het jaar nihil is.

1.3.5 Financiering

In Tabel 1.5 staat een overzicht van de verschillende financieringsbronnen per regeling. De AOW en Anw zijn premiegefinancierd. Naast de premies wordt de AOW gefinancierd uit BIKK en financiering door het Rijk als aanvulling om te voorkomen dat de vermogenspositie negatief wordt. De premiebaten zijn lager dan eerder geraamd. We ramen nu dat het AOW-fonds in 2021 een aanvullende rijksbijdrage van € 19.722 miljoen en in 2022 een bijdrage van € 20.715 miljoen nodig heeft om in beide jaren op een vermogenspositie van nul te komen. Bij de Anw wordt geraamd dat de vermogenspositie daalt van ruim € 2.916 miljoen eind 2021 naar bijna € 2.742 miljoen eind 2022. De AKW, AIO en OBR zijn begrotingsgefinancierd en worden volledig gefinancierd door het Rijk.

Tabel 1.5 Financieringsoverzicht 2021/2022 (in miljoenen euro’s)

Omschrijving Raming 2021,

Versie Juninota 2020

Raming 2021, Versie Februarinota 2021

Raming 2022, Versie Februarinota 2021

AOW Premiebaten 24.018 22.498 21.288

AOW BIKK 2.315 2.332 2.543

AOW Aanvullende Financiering Rijk 17.584 19.722 20.715

AOW Vermogenspositie ultimo2 0 0 0

Anw Premiebaten 175 150 161

Anw Vermogenspositie ultimo2 2.948 2.916 2.742

AKW Financiering door het Rijk 3.765 3.729 3.734

AIO Financiering door het Rijk 404 388 415

OBR Financiering door het Rijk 1,4 1,8 1,5

TAS Financiering uitkeringen door het Rijk 6,5 6,6 6,7

REM Financiering uitkeringen door het Rijk 43 42 41

2 De vermogenspositie is het overschot of tekort t.o.v. het normvermogen. De vermogenspositie staat op de balans eind 2021 (zie Tabel 2.5) en eind 2022 (zie Tabel 3.5).

(10)

2 Raming 2021

In dit hoofdstuk wordt de huidige raming van de vermogenspositie eind 2021 vergeleken met de raming uit de Juninota 2020. De raming voor de vermogenspositie AOW wordt net als in de Juninota geraamd op nihil, omdat deze wordt gefinancierd door het Rijk. De financiering door het Rijk is € 2.138 miljoen hoger dan in de Juninota 2020. De raming voor de vermogenspositie Anw is € 32 miljoen lager dan in de Juninota 2020 en komt uit op € 2.916 miljoen. Tabel 2.1 bevat een overzicht van de mutaties.

In de rest van dit hoofdstuk worden deze mutaties toegelicht.

Tabel 2.1 Mutatie raming vermogenspositie eind 2021 (in miljoenen euro’s)

Omschrijving AOW Anw AKW AIO Totaal

Vermogenspositie 2021 Februarinota 2021 0 2.916 0 0 2.916

Vermogenspositie 2021 Juninota 2020 0 2.948 0 0 2.948

Totaal Verschil raming vermogenspositie 0 -32 0 0 -32

Lagere uitkeringen 548 8 36 20 612

Lagere tegemoetkomingen 6 0 0 0 6

Hogere AKW+ 0 0

Lagere werkgeverslasten ZVW 7 0 7

Hogere uitvoeringskosten 0 0 1 -4 -3

Hogere premies via loonheffing na

afdrachtvermindering 410 -13 397

Lagere premies inkomstenheffing kas -1.886 -12 -1.898

Lagere premies via nabetalingen -44 0 -44

Hogere BIKK 17 0 17

Hogere financiering door het Rijk 2.138 0 -36 -16 2.086

Lagere overige baten -14 0 0 0 -14

Lagere mutatie bestemmingsreserve 0 0 0 0 0

Hogere mutatie normvermogen -49 7 0 0 -42

Mutatie Februarinota 2021 - Juninota 2020 1.133 -10 0 0 1.123 Vermogenspositie 2020 Februarinota 2021 -950 3.110 0 0 2.160

Vermogenspositie 2020 Juninota 2020 183 3.132 0 0 3.315

Verschil vermogenspositie eind 2019 -1.133 -22 0 0 -1.155

Verschil raming vermogenspositie 0 -32 0 0 -32

2.1 Uitkeringen

De uitkeringen in lopende prijzen over 2021 worden geraamd op € 42.045 miljoen voor de AOW,

€ 312 miljoen (excl. € 21 miljoen werkgeverslasten) voor de Anw, € 3.629 miljoen voor de AKW excl.

AKW-plus (€ 3.627 miljoen op kasbasis) en € 356 miljoen voor de AIO (€ 356 miljoen op kasbasis).

Het regres verkeersdoden waar de verzekeraars in totaal naar verwachting € 1 miljoen voor betalen aan het Anw-fonds is in mindering gebracht op de uitkeringslasten Anw. Dit bedrag is gelijk aan de Juninota.

De uitkeringslasten zijn bij de AOW € 548 miljoen, bij de Anw € 8 miljoen, bij de AKW € 36 miljoen en bij de AIO € 20 miljoen lager dan de Juninota 2020. In Tabel 2.2 worden de verschillen toegelicht:

(11)

Tabel 2.2 Ontwikkeling uitkeringen AOW, Anw, AKW en AIO (in miljoenen euro’s)

Omschrijving AOW Anw AKW AIO Totaal

Uitkeringen 2021 excl. werkg.lasten Juninota 2020 42.593 320 3.664 376 46.953

Werkgeverslasten ZVW 21 21

Uitkeringen 2021 incl. werkg.lasten Juninota 2020 42.593 341 3.664 376 46.974

Volume-effect aantal gerechtigden -209 -4 -28 -13 -254

Volume-effect Anw regres verkeersdoden 0 0

Subtotaal volume-effect -209 -4 -28 -13 -254

Prijseffect indexering/inhoudingen -340 -4 -8 -7 -359

Prijseffect nominaal 0 0

Prijseffect besparing AOW inkomensafh. toeslag 1 -1

Subtotaal prijseffect -339 -4 -8 -7 -358

Totale mutatie -548 -8 -36 -20 -612

Uitkeringen 2021 incl. werkg.lasten Febr.nota 2021 42.045 333 3.629 356 46.363

-Werkgeverslasten ZVW -21 -21

Uitkeringen 2021 excl werkg.lasten Febr.nota 2021 42.045 312 3.629 356 46.342 Het volume-effect van het aantal gerechtigden bij de AOW kent twee oorzaken:

• Bijstelling ramingsmethodiek voor de verwerking van de CBS-bevolkingsprognoses. In december 2019 had het CBS de bevolkingsprognose sterk verhoogd i.v.m. aangepaste inschattingen over de migratie. In de Februarinota 2020 en Juninota 2020 hebben we de toename in de Nederlandse bevolking boven de AOW-leeftijd in de AOW-raming verwerkt met de gemiddelde opbouw van AOW’ers in Nederland. Dat bleek tot een overschatting van de uitkeringslasten te leiden. Daarom hebben we deze CBS-bijstelling nu verwerkt als gekorte AOW’ers met een verondersteld gemiddeld opbouwpercentage van 10% (5 jaar). Dit heeft een effect van - € 11 miljoen op de uitkeringslasten.

• Oversterfte. De oversterfte in 2020 leidde tot minder AOW’ers eind 2020 en ook het CBS heeft de eerste golf van de coronapandemie verwerkt in de bevolkingsprognose uit december 2020.

Deze hebben we verwerkt in onze raming. Dit heeft een effect van - € 198 miljoen op de uitkeringslasten.

Naast het volume-effect is er ook een groot prijseffect. De indexering van uitkeringsbedragen in 2021, is lager dan waar in de Juninota 2020 rekening mee was gehouden.

2.1.1 Inkomensondersteuning AOW’ers en Tegemoetkoming Anw’ers

De uitkeringslasten IOAOW worden geraamd op € 1.017 miljoen, € 6 miljoen lager dan de Juninota 2020. De tegemoetkoming voor Anw’ers wordt geraamd op € 5 miljoen. Dit is gelijk aan de Juninota.

2.1.2 AKW-plus

Op basis van zorg voor thuiswonende kinderen met een intensieve zorgvraag in 2020 is bepaald of ouders recht hebben op AKW-plus in 2021. De uitkeringslasten voor 2021 worden gelijk geraamd aan in de Juninota 2020 en komen uit op € 21 miljoen.

2.1.3 Werkgeverslasten ZVW

De AOW en de Anw zijn beide premiegefinancierd. Voor premiegefinancierde regelingen is afgesproken dat de uitkeringslasten exclusief de werknemerspremies ZVW worden verantwoord. De werkgeverslasten ZVW worden apart verantwoord als overdrachten naar het ZVW-fonds.

(12)

Over AOW-uitkeringen geldt het verlaagde ZVW-tarief. De netto uitkering verandert niet dus dit leidt tot lagere bruto uitkeringen. Het voordeel dat dit voor het AOW-fonds oplevert wordt via een bijdrage overgeboekt naar het ZVW-fonds. De hoogte van deze bijdrage in 2021 wordt geraamd op € 538 miljoen. Bij de Anw worden de werkgeverslasten ZVW over 2021 geraamd op € 21 miljoen. Voor de AOW is dit € 7 miljoen lager en voor de Anw is dit gelijk aan de Juninota 2020.

2.1.4 Overbruggingsregeling AOW

De uitkeringslasten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op € 1,3 miljoen. De uitvoeringskosten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op € 0,5 miljoen. De rijksbijdrage Overbruggingsregeling AOW wordt geraamd op € 1,8 miljoen. Dit is € 0,4 miljoen hoger dan de Juninota 2020.

2.2 Premiebaten

De premiebaten voor de AOW vallen € 1.520 miljoen lager uit dan in de Juninota 2020. In vergelijking met de Juninota zijn er minder premiebaten uit loonheffing en zijn vooral de baten uit inkomstenheffing veel negatiever. Ook vallen de nabetalingen negatiever uit. Er zijn meer premiebaten uit loonheffing. De loonheffing en inkomensheffing worden verdeeld over belastingen en premies volksverzekeringen. Deze verdeling vindt eerst voorlopig plaats en na 2 jaar (loonheffing) of 4 jaar (inkomensheffing) definitief. De voorlopige verdeling kan tussentijds bijgesteld worden.

Eind 2021 worden de loonheffing 2019 en inkomensheffing 2017 afgerekend met de premies AOW en Anw. In onderstaande tabel staan de verwachte nabetalingen van het Rijk aan de fondsen in 2021.

Tabel 2.3 Nabetalingen van het Rijk aan de fondsen AOW en Anw in 2021 (in miljoenen euro’s)

Soort nabetaling Versie

Februarinota 2021, AOW

Versie Februarinota 2021, Anw

Versie Juninota 2020, AOW

Versie Juninota 2020, Anw

Verschil,

AOW Verschil, Anw

Loonheffing 2019 -154 0 -108 0 -46 0

Inkomensheffing 2017 -770 -4 -772 -4 2 0

Totaal -924 -4 -880 -4 -44 0

Per saldo is er een verwachte nabetaling van het AOW-fonds aan het Rijk van € 924 miljoen en een verwachte nabetaling van het Anw-fonds aan het Rijk van € 4 miljoen. Voor de AOW is dit € 44 miljoen lager en voor de Anw is dit gelijk aan de Juninota 2020.

2.3 Bijdrage in de Kosten van de Kortingen (BIKK)

De BIKK wordt geraamd op € 2.332 miljoen voor de AOW en nihil voor de Anw. Hierdoor is de BIKK voor de AOW € 17 miljoen hoger en voor de Anw gelijk aan de raming in de Februarinota 2020.

2.4 Financiering door het Rijk

Er wordt geraamd dat er een rijksbijdrage voor de AOW van € 19.722 miljoen nodig is in 2020 om het vermogenstekort in het fonds te dekken. Dat is € 2.138 miljoen hoger dan in de Juninota 2020. De rijksbijdrage voor de AKW wordt op transactiebasis geraamd op € 3.729 miljoen (kasbasis: € 3.735 miljoen), dit is € 36 miljoen lager dan de Juninota 2020. De rijksbijdrage voor de AIO wordt op transactiebasis geraamd op € 388 miljoen (kasbasis: € 388 miljoen), € 16 miljoen lager dan de Juninota 2020.

2.5 Overige baten

De overige baten en lasten bestaan uit interest over de liquide middelen en over de financiering vaste activa bij de AOW en verdere baten uit boeten en maatregelen en overige baten. Uit voorzichtigheid ramen we de boeten en maatregelen op nihil. De interestbaten 2021 worden bij de AOW geraamd op

(13)

in de Juninota 2020. De interestbaten 2021 bij de Anw, AKW, als AIO worden geraamd op nihil. Dit is voor allen gelijk aan de raming in de Juninota 2020.

2.6 Normvermogen

De raming van het normvermogen is in 2021 voor de AOW € 151 miljoen lager en voor de Anw € 3 miljoen lager dan in 2020. Daarmee komt de mutatie van het normvermogen bij de AOW € 49 miljoen positiever en bij de Anw € 7 miljoen negatiever uit dan de Juninota 2020. Bij de AOW komt het normvermogen eind 2021 uit op € 867 miljoen en bij de Anw op € 11 miljoen.

2.7 Rekening van baten en lasten en Balans 2021

Tabel 2.4 Rekening van baten en lasten 2021 (in miljoenen euro’s)

Baten en lasten AOW Anw AKW AIO Totaal

Premies loonheffing vóór afdrachtvermindering 25.298 166 25.464

Afdrachtvermindering loonheffing -518 -3 -521

Premies loonheffing na afdrachtvermindering 24.780 163 24.943

Premies inkomensheffing -1.368 -9 -1.377

Nabetalingen -924 -4 -928

Vrijwillige premies 10 0 10

Subtotaal Premies 22.498 150 22.648

BIKK 2.332 0 2.332

Financiering door het Rijk 19.722 0 3.729 388 23.839

Overige baten -14 0 0 0 -14

Totaal Baten 44.538 150 3.729 388 48.805

Uitkeringen 42.045 312 3.629 356 46.342

IOAOW/Tegemoetkoming Anw 1.017 5 1.022

AKW-plus 21 21

Werkgeverslasten ZVW 538 21 559

Uitvoeringskosten 139 9 79 32 259

Totaal Lasten 43.739 347 3.729 388 48.203

Saldo van baten en lasten 799 -197 0 0 602

- Mutatie normvermogen -151 -3 -154

Mutatie vermogenspositie 950 -194 0 0 756

Tabel 2.5 Balans per 31 december 2021 (in miljoenen euro’s)

Balanspost AOW Anw AKW AIO Totaal

Financiering vaste activa 107 0 844 2 953

Te vorderen premies 3.511 24 3.535

Te vorderen op het Rijk 0 0 -2 -4 -6

Te vorderen uitkeringen 31 25 12 25 93

Liquide middelen -940 2.909 57 -10 2.016

Totaal activa 2.709 2.958 911 13 6.591

Vermogen, normvermogen 867 11 878

Vermogen, vermogenspositie 0 2.916 2.916

Subtotaal vermogen 867 2.927 0 0 3.794

Te betalen uitkeringen 1.564 25 911 13 2.513

Te betalen loonheffing en sociale lasten 278 6 0 0 284

Totaal passiva 2.709 2.958 911 13 6.591

(14)

3 Raming 2022

In hoofdstuk 2 staat een analyse van de vermogenspositie eind 2021. In dit hoofdstuk wordt de raming van de vermogenspositie eind 2022 vergeleken met de raming van de vermogenspositie eind 2021 uit het vorige hoofdstuk. De raming voor de vermogenspositie AOW net als voor 2021 op nihil geraamd.

De raming voor de vermogenspositie Anw is € 174 miljoen lager dan in 2021 en komt uit op € 2.742 miljoen. Tabel 3.1 aan het begin van dit hoofdstuk bevat een overzicht van de mutaties.

Tabel 3.1 Mutatie raming vermogenspositie in 2022 (in miljoenen euro’s)

Omschrijving AOW Anw AKW AIO Totaal

Vermogenspositie 2022 Februarinota 2021 0 2.742 0 0 2.742 Vermogenspositie 2021 Februarinota 2021 0 2.916 0 0 2.916

Totaal Verschil raming vermogenspositie 0 -174 0 0 -174

Hogere uitkeringen -970 13 -5 -27 -989

Hogere tegemoetkomingen -24 0 0 0 -24

Lagere werkgeverslasten ZVW 31 1 32

Lagere premies via loonheffing na

afdrachtvermindering -912 10 -902

Hogere premies inkomstenheffing kas 184 2 186

Lagere premies via nabetalingen -481 -1 -482

Lagere vrijwillige premies -1 0 -1

Hogere BIKK 211 0 211

Hogere financiering door het Rijk 993 0 5 27 1.025

Hogere overige baten 14 0 0 0 14

Hogere mutatie normvermogen 5 -5 0 0 0

Subtotaal Mutatie 2022 – 2021 -950 20 0 0 -930

Mutatie vermogenspositie 2021 Febr.nota 2021 950 -194 0 0 756

Totaal Verschil raming vermogenspositie 0 -174 0 0 -174

3.1 Uitkeringen

De uitkeringen in lopende prijzen over 2022 worden geraamd op € 43.015 miljoen voor de AOW, € 299 miljoen (excl. € 20 miljoen werkgeverslasten) voor de Anw, € 3.634 miljoen voor de AKW excl. AKW- plus (€ 3.626 miljoen op kasbasis) en € 383 miljoen voor de AIO (€ 383 miljoen op kasbasis).

Het regres verkeersdoden waar de verzekeraars in totaal naar verwachting € 1 miljoen voor betalen aan het Anw-fonds is in mindering gebracht op de uitkeringslasten Anw. Dit bedrag is gelijk aan de raming 2021.

De uitkeringslasten zijn bij de AOW € 970 miljoen hoger, bij de Anw € 13 miljoen lager dan in de raming 2021. Bij de AKW zijn de uitkeringslasten € 5 miljoen hoger en bij de AIO € 27 miljoen hoger dan in 2021. In Tabel 3.2 worden de verschillen toegelicht:

(15)

Tabel 3.2 Ontwikkeling uitkeringen AOW, Anw, AKW en AIO (in miljoenen euro’s)

Omschrijving AOW Anw AKW AIO Totaal

Uitkeringen 2021 excl. werkg.lasten 42.045 312 3.629 356 46.342

Werkgeverslasten 21 21

Uitkeringen 2021 incl. werkg.lasten 42.045 333 3.629 356 46.363

Volume-effect aantal gerechtigden 428 -15 -34 20 399

Volume-effect Anw regres verkeersdoden 0 0

Subtotaal volume-effect 428 -15 -34 20 399

Prijseffect indexering/inhoudingen 609 1 39 7 656

Prijseffect besparing AOW inkomensafh. toeslag -67 -67

Subtotaal prijseffect 542 1 39 7 589

Totaal mutatie 970 -14 5 27 988

Uitkeringen 2022 incl. werkgeverslasten 43.015 319 3.634 383 47.351

-werkgeverslasten -20 -20

Uitkeringen 2022 incl. werkgeverslasten 43.015 299 3.634 383 47.331 3.1.1 Inkomensondersteuning AOW’ers en Tegemoetkoming Anw’ers

De uitkeringslasten IOAOW worden geraamd op € 1.041 miljoen (€ 24 miljoen hoger dan in de raming 2021) en de tegemoetkoming voor Anw’ers wordt geraamd op € 5 miljoen gelijk aan de raming 2021).

3.1.2 AKW-plus

Op basis van zorg voor thuiswonende kinderen met een intensieve zorgvraag in 2021 wordt bepaald of ouders recht hebben op AKW-plus in 2022. De uitkeringslasten worden geraamd op € 21 miljoen, gelijk aan de raming 2021.

3.1.3 Werkgeverslasten ZVW

De AOW en de Anw zijn beide premiegefinancierd. Voor premiegefinancierde regelingen is afgesproken dat de uitkeringslasten exclusief de werknemerspremies ZVW worden verantwoord. De werkgeverslasten ZVW worden apart verantwoord als overdrachten naar het ZVW-fonds.

Over AOW-uitkeringen geldt het verlaagde ZVW-tarief. De netto uitkering verandert niet dus dit leidt tot lagere bruto uitkeringen. Het voordeel dat dit voor het AOW-fonds oplevert wordt via een bijdrage overgeboekt naar het ZVW-fonds. De hoogte van deze bijdrage in 2022 wordt geraamd op € 507 miljoen. Dit is € 31 miljoen hoger dan in 2021.

Bij de Anw worden de werkgeverslasten ZVW over 2022 geraamd op € 20 miljoen. Dit is € 1 miljoen lager dan in 2021.

3.1.4 Overbruggingsregeling AOW

De overbruggingsregeling AOW is een regeling voor 65-plussers die al met vroegpensioen waren voordat de AOW-leeftijd werd verhoogd. De uitkeringslasten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op € 1,0 miljoen. De uitvoeringskosten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op

€ 0,5 miljoen. De rijksbijdrage Overbruggingsregeling AOW wordt geraamd op € 1,5 miljoen. Dit is

€ 0,3 miljoen lager dan in 2021.

3.2 Premiebaten

De premiebaten voor de AOW vallen ruim € 1.210 miljoen lager uit dan in 2021. Voor de Anw vallen de premiebaten € 11 miljoen hoger uit dan in 2021. De verschillen bij de AOW worden vooral veroorzaakt door hogere nabetalingen in 2022 vanuit het AOW-fonds naar het Rijk en door lagere premies uit loonheffing. Eind 2022 worden de loonheffing 2020 en de inkomensheffing 2018

(16)

afgerekend met de premies AOW en Anw. De nabetalingen zijn in vergelijking met de nabetalingen van de raming 2020 voor de AOW € 481 miljoen negatiever en voor de Anw € 1 miljoen negatiever.

Tabel 3.3 Nabetalingen van het Rijk aan de fondsen AOW en Anw in 2022 (in miljoenen euro’s) Soort nabetaling Raming 2022,

Versie Februarinota 2021,

AOW

Raming 2022, Versie Februarinota 2021,

Anw

Raming 2021, Versie Februarinota 2021,

AOW

Raming 2021, Versie Februarinota 2021,

Anw

Verschil,

AOW Verschil, Anw

Loonheffing 2020 376 4 -154 0 530 4

Inkomstenheffing 2018 -1.781 -9 -770 -4 -1.011 -5

Totaal -1.405 -5 -924 -4 -481 -1

3.3 Bijdrage in de Kosten van de Kortingen (BIKK)

De BIKK wordt bij gelijkblijvende premietarieven AOW en Anw geraamd op € 2.543 miljoen voor de AOW en nihil voor de Anw. Dit is voor de AOW € 211 miljoen hoger en voor de Anw gelijk aan de raming 2021.

3.4 Financiering door het Rijk

De rijksbijdrage voor de AOW voor 2022 wordt geraamd op € 20.715 miljoen voor de dekking van de vermogenspositie. Dat is € 993 miljoen hoger dan in de raming voor 2021. De rijksbijdrage voor de AKW wordt op transactiebasis geraamd op € 3.734 miljoen (kasbasis: € 3.707 miljoen), € 5 miljoen hoger dan in 2021. De rijksbijdrage voor de AIO wordt op transactiebasis geraamd op € 415 miljoen (kasbasis: € 415 miljoen), € 27 miljoen hoger dan in 2021.

3.5 Normvermogen

De raming van het normvermogen is in 2022 voor de AOW € 156 miljoen lager dan de raming voor 2021 en voor de Anw € 2 miljoen hoger dan de raming voor 2021. Daarmee is de mutatie van het normvermogen bij de AOW € 5 miljoen negatiever en bij de Anw € 5 miljoen positiever dan in de raming 2021. Bij de AOW komt het normvermogen eind 2022 uit op € 711 miljoen en bij de Anw op

€ 13 miljoen uit.

(17)

3.6 Rekening van baten en lasten en Balans 2022

Tabel 3.4 Rekening van baten en lasten 2022 (in miljoenen euro’s)

Baten en lasten AOW Anw AKW AIO Totaal

Premies loonheffing vóór afdrachtvermindering 24.387 176 24.563

- Afdrachtvermindering loonheffing -519 -3 -522

Premies loonheffing na afdrachtvermindering 23.868 173 24.041

Premies inkomensheffing -1.184 -7 -1.191

Nabetalingen -1.405 -5 -1.410

Vrijwillige premies 9 0 9

Subtotaal Premies 21.288 161 21.449

BIKK 2.543 0 2.543

Financiering door het Rijk 20.715 0 3.734 415 24.864

Overige baten 0 0 0 0 0

Totaal Baten 44.546 161 3.734 415 48.856

Uitkeringen 43.015 299 3.634 383 47.331

IOAOW/Tegemoetkoming Anw 1.041 5 1.046

AKW-plus 21 21

Werkgeverslasten ZVW 507 20 527

Uitvoeringskosten 139 9 79 32 259

Totaal Lasten 44.702 333 3.734 415 49.184

Saldo van baten en lasten -156 -172 0 0 -328

- Mutatie normvermogen -156 2 0 0 -154

Mutatie vermogenspositie 0 -174 0 0 -174

Tabel 3.5 Balans per 31 december 2022 (in miljoenen euro’s)

Balanspost AOW Anw AKW AIO Totaal

Financiering vaste activa 95 0 844 2 941

Te vorderen premies 3.537 29 3.566

Te vorderen op het Rijk 0 0 25 -4 21

Te vorderen uitkeringen 31 25 12 25 93

Liquide middelen -1.048 2.731 38 -10 1.711

Totaal activa 2.615 2.785 918 13 6.331

Vermogen, bestemmingsreserve 0 0 0 0 0

Vermogen, normvermogen 711 13 724

Vermogen, vermogenspositie 0 2.742 2.742

Subtotaal vermogen 711 2.755 0 0 3.466

Te betalen uitkeringen 1.618 24 918 13 2.573

Te betalen loonheffing en sociale lasten 286 6 0 0 292

Totaal passiva 2.615 2.785 918 13 6.331

(18)

4 Liquiditeitsprognoses 2021 en 2022

In dit hoofdstuk komen de liquiditeitsprognoses voor 2021 en 2022 aan de orde. De beginpositie is de balans van eind 2020. Daarna volgt een raming van de verschillende ontvangsten en uitgaven.

Het grootste deel van de ontvangsten bestaat uit premies. De raming van het ontvangstenpatroon van de premies is gebaseerd op het verleden. Iedere maand ontvangt de SVB één twaalfde deel van de BIKK. In mei stijgen de liquide middelen bij de AOW sterk, omdat de rijksbijdrage die de SVB dan ontvangt hoger is dan het bedrag aan vakantie-uitkeringen die de SVB dan betaalt. De lage decemberstand sluit aan op de balans in de jaarrekening van de SVB. Op de balans staan de premies die de Belastingdienst in december heeft geïnd als vordering. In januari ontvangt de SVB deze premies waarbij de valutadatum wordt teruggezet naar december.

In mei 2021 is voor de AOW naar verwachting een rijksbijdrage van € 19.722 miljoen nodig om het vermogenstekort te dekken. Voor 2022 wordt de rijksbijdrage in mei geraamd op € 20.715 miljoen.

Sinds 2017 bedraagt de Anw-premie 0,1% en zijn de premies lager dan de uitkeringen en uitvoeringskosten. Hierdoor dalen de liquide middelen van de Anw.

Figuur 4.1 Liquiditeitsprognose AOW en Anw 2021 en 2022 (in miljoenen euro’s)

Voor de AKW, AIO, IOAOW en OBR zijn geen afzonderlijke cijfers opgenomen omdat hier op de rekening-courant van de SVB bij het Rijk nauwelijks liquide middelen aanwezig zijn. Het verstrekken van de rijksbijdragen AKW, AIO en OBR vindt namelijk vrijwel gelijktijdig met het betalen van de uitkeringen plaats: bij de AKW per kwartaal en bij de AIO en OBR per maand. De liquiditeitsdiepte- en hoogtepunten en de gemiddelde liquiditeit van het AOW- en Anw-fonds zijn opgenomen in Tabel 4.1.

Tabel 4.1 Liquide middelen (in miljoenen euro’s)

Omschrijving AOW Anw

Minimum 2021 -6.903 2.909

Maximum 2021 10.183 3.099

Gemiddelde 2021 2.398 3.007

Minimum 2022 -6.279 2.731

(19)

5 Meerjarenraming

De AOW-uitkeringslasten in vaste prijzen 2020 (dus zonder indexering) stijgen jaarlijks, omdat het aantal personen boven de AOW-leeftijd snel toeneemt. Nadat de AOW-leeftijd in 2024 67 jaar is geworden, wordt de stijging van de AOW-leeftijd voor 2/3 gekoppeld aan de levensverwachting en blijft de jaarlijkse verhoging van de AOW-leeftijd beperkt tot nul of drie maanden. Het aantal gerechtigden en uitkeringsjaren Anw en de Anw-uitkeringslasten in vaste prijzen dalen t/m 2027 door, omdat de instroom van nieuwe nabestaanden in de Anw kleiner is dan de gezamenlijke uitstroom van gerechtigden van de Anw én voormalige gerechtigden van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW). Bij de AKW dalen de uitkeringslasten in vaste prijzen tot 2024 licht, omdat verwacht wordt dat het aantal minderjarige kinderen afneemt. Bij de AIO neemt het aantal gerechtigden en uitkeringslasten in vaste prijzen sterk toe.

Tabel 5.1 Ontwikkeling aantal gerechtigden ultimo en uitkeringsjaren AOW en Anw, gemiddeld aantal gerechtigden AKW, aantal huishoudens AIO ultimo

Omschrijving 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027

AOW’ers 3.514.735 3.599.350 3.621.602 3.644.373 3.685.686 3.767.469 3.852.183 3.935.956 AOW uitk.jaren 3.185.163 3.255.065 3.283.540 3.306.456 3.344.159 3.419.661 3.498.877 3.578.620

Anw’ers 25.576 23.738 22.964 22.428 21.998 21.224 20.625 20.156

Anw uitk.jaren 22.383 20.589 19.613 19.038 18.568 17.905 17.311 16.848 AKW gezin.3 1.873.024 1.846.115 1.830.746 1.824.135 1.824.592 1.829.977 1.837.207 1.843.620

AIO 50.930 54.241 57.300 59.417 61.830 65.564 70.340 75.683

Tabel 5.2 Ontwikkelingen uitkeringen AOW (in miljoenen euro’s)

Omschrijving 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027

Uitkeringen v.a. 2020 prijzen 2020 40.257 41.046 41.398 41.691 42.175 43.123 44.129 45.153 Uitkeringen in lopende prijzen 40.257 42.045 43.015

Tabel 5.3 Ontwikkelingen uitkeringen Anw (in miljoenen euro’s)

Omschrijving 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027

Uitkeringen v.a. 2020 prijzen 2020 excl. werkgeverslasten 332 310 297 290 284 275 267 260

Werkgeverslasten 23 21 20 20 20 20 20 20

Uitkeringen v.a. 2020 prijzen 2020 incl. werkgeverslasten 355 331 317 310 304 295 287 280 Uitkeringen in lopende prijzen excl. werkgeverslasten 355 333 319

Tabel 5.4 Ontwikkelingen uitkeringen AKW (in miljoenen euro’s)

Omschrijving 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027

Uitkeringen v.a. 2020 prijzen 2020 3.636 3.592 3.564 3.550 3.545 3.547 3.551 3.554 Uitkeringen in lopende prijzen 3.636 3.629 3.634

Tabel 5.5 Ontwikkelingen uitkeringen AIO (in miljoenen euro’s)

Omschrijving 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027

Uitkeringen v.a. 2020 prijzen 2020 330 352 376 398 416 442 472 508 Uitkeringen in lopende prijzen 330 356 383

3 Gemiddelde van vier kwartalen

(20)

6 Begroting TAS 2022

Ten behoeve van de aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te overleggen begroting over 2022 worden in dit hoofdstuk ramingen weergegeven van de te verwachten uitkeringslasten en uitvoeringskosten in 2021 en 2022 voor de ‘regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers’ (TAS).

6.1 Realisatie TAS en TNS 2020

In 2020 zijn er in totaal 575 aanvragen ingediend, dit waren 489 aanvragen vanwege mesothelioom en 86 aanvragen vanwege asbestose. Als een aanvrager geen recht op TAS heeft, dan wordt gekeken of de aanvrager recht op de ‘regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose’ (TNS) heeft. Vanwege deze gecombineerde beoordeling geven we het aantal aanvragen als totaal weer. In 2020 zijn er 320 TAS-vergoedingen toegekend vanwege mesothelioom, er waren 44 toekenningen vanwege asbestose. Er zijn 141 TNS-vergoedingen geweest vanwege mesothelioom en er is één TNS-vergoeding vanwege asbestose geweest. Er zijn in 2020 31 afwijzingen geweest op aanvragen voor mesothelioom, er zijn 45 afwijzingen geweest op aanvragen vanwege asbestose.

Het aantal aanvragen vanwege zowel mesothelioom als asbestose is lager dan waar in de actuele prognose rekening mee is gehouden. Het aantal toekenningen voor mesothelioom en asbestose is nagenoeg gelijk aan de geactualiseerde raming. Het aantal toegekende TAS-vergoedingen fluctueert sterk, het is niet goed in te schatten wanneer mensen een TAS-uitkering aanvragen (en eventueel toegekend krijgen). De geactualiseerde raming was gelijk gehouden aan het gemiddelde van de vorige drie realisatiejaren. Het aantal TNS-toekenningen is lager dan in de geactualiseerde raming uit juni 2020.

In totaal is er voor een bedrag van ruim € 7,8 miljoen uitgekeerd. Dit is afgerond gelijk aan de geactualiseerde raming over 2020. Naast deze uitkeringen zijn er in 2020 114 terugvorderingen ingesteld voor een bedrag van ruim € 2,3 miljoen. Dit is een stuk lager dan de geactualiseerde raming over 2020. Ook het aantal terugvorderingen fluctueert sterk. Het percentage terugvorderingen ten opzichte van de toekenningen is in de geactualiseerde raming 2020 ook gelijk gehouden aan het driejaarsgemiddelde.

Na aftrek van deze terugvorderingen bedragen de uitkeringslasten € 5,4 miljoen. Door het lagere bedrag aan terugvorderingen is dit hoger dan in de geactualiseerde raming uit de Juninota 2020.

Tabel 6.1 Begroting, geactualiseerde raming en realisatie aantallen, uitkeringslasten en uitvoeringskosten TAS en TNS 2020

Omschrijving Begroting

2020 Geactualiseerde

Raming 2020 Realisatie 2020

Aanvragen ingediend mesothelioom 537 515 489

Aanvragen ingediend asbestose 85 88 86

Toekenningen TAS mesothelioom 347 321 320

Toekenningen TAS asbestose 35 46 44

Toekenningen TNS mesothelioom 130 159 141

Toekenningen TNS asbestose 1 0 1

Uitkeringen TAS (in miljoenen euro’s) 8,1 7,8 7,8

Terugvorderingen TAS (in miljoenen euro’s) -3,5 -3,0 -2,3

Uitkeringslasten TAS (in miljoen euro’s) 4,6 4,8 5,4

(21)

6.2 Aanvragen en toekenningen TAS/TNS

De ramingen voor 2021 en 2022 zijn gebaseerd op de gemiddelde realisaties van 2018 tot en met 2020. Verder is er rekening gehouden met doorwerking van de uitbreiding van het nabestaandenbegrip in TAS per 1 januari 20204. Voor mesothelioom ramen we dat er in 2021 en in 2022 519 aanvragen worden ingediend en afgehandeld. We verwachten dat dit in zowel 2021 als 2022 leidt tot 330 toegekende voorschotten TAS en 152 toegekende TNS-vergoedingen.

Voor asbestose verwachten we dat er in 2021 en 2022 88 aanvragen worden ingediend en afgehandeld. Dit leidt naar verwachting tot 44 toegekende voorschotten TAS in beide jaren. Er zijn bijna geen toegekende TNS-vergoedingen in beide jaren.

6.3 Ramingen TAS 2021 en 2022

Uitgaande van in totaal 374 TAS-vergoedingen in 2021 en 2022 en een vergoeding van € 21.847 per gerechtigde in 2021 en een indexering in 2022 van 1,1 procent5 komen de uitkeringslasten TAS uit op afgerond € 8,2 miljoen voor 2021 en € 8,3 miljoen voor 2021.

Het aantal terugvorderingen is gebaseerd op het aantal terugvorderingen als percentage van het aantal toekenningen in een jaar. Op basis van het gemiddelde percentage van de jaren 2018 tot en met 2020 gaan we uit van 141 terugvorderingen in 2021 en in 2022. Dit leidt tot een bedrag van € 3,1 miljoen aan terugvorderingen in beide jaren. Er worden nauwelijks terugvorderingen vanwege asbestose verwacht.

Na aftrek van deze terugvorderingen worden de uitkeringslasten TAS geraamd op € 5,1 miljoen in 2021 en € 5,2 miljoen in 2022. De geactualiseerde raming 2021 is hoger dan de begroting 2021, dit komt vooral door het lagere aantal terugvorderingen. Het aantal toekenningen is nagenoeg gelijk aan de begroting 2021. Het aantal terugvorderingen is lager dan oorspronkelijk begroot. In tabel 6.2 staat een overzicht van de aantallen, uitkeringslasten en uitvoeringskosten 2021 en 2022.

Tabel 6.2 Begroting en geactualiseerde raming aantallen en uitkeringslasten TAS en TNS 2021 en 2022

4De categorie ‘erfgenamen als bedoeld in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek’ wordt toegevoegd, zodat de kring van rechthebbende nabestaanden beter aansluit op het civiele aansprakelijkheidsrecht.

5Dit is de verwachte indexering van het brutominimumloon uit de novemberraming 2020 van het Centraal Planbureau.

Omschrijving Begroting

2021 Geactualiseerde

Raming 2021 Begroting 2022

Aanvragen ingediend mesothelioom 519 519 519

Aanvragen ingediend asbestose 90 88 88

Toekenningen TAS mesothelioom 333 330 330

Toekenningen TAS asbestose 42 44 44

Toekenningen TNS mesothelioom 150 152 152

Toekenningen TNS asbestose 1 1 1

Uitkeringen TAS 8,2 8,2 8,3

Terugvorderingen TAS -3,3 -3,1 -3,1

Saldo Uitkeringslasten TAS (in miljoenen euro’s) 4,9 5,1 5,2

Uitvoeringskosten TAS (in miljoenen euro’s) 1,6 1,5 1,5

Totaal lasten TAS (in miljoenen euro’s) 6,5 6,6 6,7

(22)

7 Begroting Remigratiewet 2022

7.1 Ontwikkelingen

Mensen hebben recht op een remigratie-uitkering als ze:

• Terugverhuizen naar hun geboorteland;

• 18 jaar of ouder waren toen ze in Nederland kwamen wonen;

• 55 jaar of ouder zijn;

• minimaal acht jaar legaal in Nederland wonen;

• al minstens één jaar een Nederlandse uitkering krijgen.

Een remigratievoorziening is een periodieke uitkering, vermeerderd met de eventuele premie zorgverzekeringswet of de tegemoetkoming ziektekosten. Vanaf 1 juli 2014 kunnen er geen aanvragen meer gedaan worden voor de basisvoorziening. In deze raming is rekening gehouden met de verhoging van de AOW-leeftijd.

7.2 Uitkeringslasten Remigratiewet in 2020

In 2020 zijn 184 aanvragen in behandeling genomen. In 2020 zijn 101 remigratievoorzieningen toegekend. Het overgrote deel van de toegekende remigratievoorzieningen heeft betrekking op aanvragen uit voorgaande jaren.

De hoogte van de remigratievoorziening is afhankelijk van het bestemmingsland en de gezinssituatie (gehuwd of alleenstaand). De voorziening komt tot uitbetaling vanaf het moment van vertrek. Na toekenning heeft de remigrant in principe een halfjaar de tijd om te vertrekken. Dit kan verlengd worden met anderhalf jaar. Op de periodieke remigratie-uitkering, worden samenlopende uitkeringen in het kader van de WIA (en de inmiddels afgeschafte WAO/WAZ), Wajong, AOW, Anw en Toeslagenwet in mindering gebracht. Klanten waarvan de samenlopende uitkering hoger is dan de periodieke uitkering zijn de zogenaamde nihil-gerechtigden. In dat geval wordt de periodieke uitkering, op de tegemoetkoming ziektekosten na, volledig gekort.

Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ontvangen vrijwel alle remigranten een AOW- pensioen. Als dit pensioen hoger is dan de remigratie-uitkering, dan wordt deze omgezet naar een nihil-uitkering.

In 2020 waren er ruim 13.600 klanten met recht op een remigratie-uitkering. Hiervan hadden ruim 5.200 klanten een volledige uitkering, bijna 1.600 klanten een gekorte uitkering en ruim 6.800 klanten een nihil-uitkering.

Het aantal aanvragen en toekenningen en de opbouw naar samenloop voor 2020 staat in Tabel 7.1.

Tabel 7.1 Vergelijking aantal aanvragen en toekenningen realisatie 2020 met realisatie 2019 en prognose 2020

Omschrijving Realisatie 2019 Prognose 2020 Realisatie 2020

Aanvragen in behandeling genomen 291 280 184

Toekenningen 138 140 101

(23)

Tabel 7.2 Vergelijking aantal klanten ultimo jaar naar samenloop realisatie 2020 met realisatie 2019 en prognose 2020

Omschrijving Realisatie 2019 Prognose 2020 Realisatie 2020

Volledige uitkeringen 5.436 5.330 5.234

Gekorte uitkeringen 1.543 1.500 1.573

Subtotaal Klanten exclusief nihil 6.979 6.830 6.807

Nihiluitkeringen 6.909 6.790 6.810

Klanten inclusief nihil 13.888 13.620 13.617

Het aantal gerechtigden exclusief nihil was in 2020 iets lager dan de prognose. Er waren iets meer nihil-gerechtigden dan geraamd.

Bij de ramingen van de remigratievoorzieningen wordt onderscheid naar vertrekdatum gemaakt. In tegenstelling tot remigranten die voor 1 april 2000 vertrokken zijn, wordt voor remigranten die vertrokken zijn vanaf 1 april 2000 de periodieke uitkering jaarlijks geïndexeerd en is de remigrant verdragsgerechtigde voor de Zorgverzekeringswet of ontvangt een tegemoetkoming ziektekosten.

Vaak is een zorgverzekering in het bestemmingsland niet mogelijk, zodat veel remigranten een tegemoetkoming ziektekosten ontvangen.

Tabel 7.3 Vergelijking gemiddeld aantal klanten excl. nihil naar vertrekdatum realisatie 2020 met realisatie 2019 en prognose 2020

Omschrijving Realisatie

2019 Prognose

2020 Realisatie 2020

Vertrokken vóór 1-4-2000, Gemiddeld aantal klanten 591 570 558

Vertrokken vóór 1-4-2000, Gemiddelde maanduitkering (in euro’s) 246 252 253 Vertrokken vóór 1-4-2000, Uitkeringslasten (in miljoenen euro’s) 1,7 1,7 1,7

Vertrokken na 1-4-2000, Gemiddeld aantal klanten 6.454 6.340 6.335

Vertrokken na 1-4-2000, Gemiddelde maanduitkering (in euro’s) 497 502 497 Vertrokken na 1-4-2000, Uitkeringslasten (in miljoenen euro’s) 38,5 38,2 37,8

Vertrokken na 1-4-2000 nihil met ziektekosten, Gemiddeld aantal klanten 1.518 1.580 1.586 Vertrokken na 1-4-2000 nihil met ziektekosten,

Gemiddelde tegemoetkoming ziektekosten (in euro’s per maand) 64 79 70

Vertrokken na 1-4-2000 nihil met ziektekosten,

Uitkeringslasten (in miljoenen euro’s) 1,2 1,5 1,3

Totaal Uitkeringslasten (in miljoenen euro’s) 41,4 41,4 40,8

In 2020 werd € 39,5 miljoen uitgekeerd aan remigratievoorzieningen en € 1,3 miljoen aan tegemoetkoming ziektekosten voor nihil-gerechtigden, totaal € 40,8 miljoen. De gerealiseerde uitkeringslasten voor remigratievoorzieningen zijn daarmee lager dan de prognose uit juni 2020. Vooral het aantal gerechtigden met een volledige remigratievoorziening is lager dan geraamd. Dit werkt relatief sterk door in de prognose. De uitkeringslasten zijn iets gedaald ten opzichte van de realisatie 2019. De uitkeringslasten voor tegemoetkoming ziektekosten zijn iets lager dan begroot. De verschillen zitten vooral in de gemiddelde uitgekeerde maandelijkse bedragen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daartoe is in de wet vastgelegd dat een eventuele verdere verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd jaarlijks wordt bepaald aan de hand van de macro gemiddelde

[r]

onderstaande tabel zijn voor een aantal inkomens de hoogte voor de eigen bijdragen Wmo en Wlz inzichtelijk gemaakt. Bij het vergelijken van de eigen bijdragen is het belangrijk om

Voor zowel de doelpopulatie als het aantal huishoudens of personen onder de lage- inkomensgrens wordt het verschil tussen realisatie en raming uit het verleden bij de

Een verschil met de financiële reeksen uit het regeerakkoord is dat de bedragen in het inkomstenkader zijn gebaseerd op alle beleidsmaatregelen die in het betreffende jaar van

1 De Participatiewet heeft per 1 januari 2015 de Wet Werk en Bijstand vervangen. Met bijstandsuitkering wordt een uitkering op grond van de Participatiewet bedoeld. 2 Het

In onderstaand overzicht is opgenomen in hoeverre ten laste van het beschikbaar gestelde bedrag van € 1,5 miljoen voor het investeringsplan bedrijfsvoering inmiddels besluiten

Onthutsend is evenwel de enorme sprong , welke het aantal niet bin- nen drie maar wel binnen zes weken gegeven antwoorden maakt: naar 50.6%, dus meer dan de helft