• No results found

3. Duiden van vertaalverschuivingen

3.3. Ontvangst van vertaling

Over de vertaling en hervertalingen van de Canto General zijn verscheidene recensies verschenen. In de teksten die in deze paragraaf aan bod komen, gaan critici zowel in op het dichtwerk van Pablo Neruda als het vertaalwerk van Bart Vonck. Het noemen van het laatstgenoemde werk was een belangrijk selectiecriterium om een recensie in deze scriptie op te nemen. De ontvangst van het vertaalwerk van Vonck is immers van belang. Omdat hier in de recensies over de vertaling uit 1984 niet op ingegaan wordt, maken die besprekingen geen deel uit van dit onderzoek. Aan welke aspecten besteden de recensenten in hun analyses over de hervertalingen van de Canto de meeste aandacht? Kijken ze, net als de vertaler, voornamelijk naar de stijl of houden zij zich ook met de stereotiepe beelden in de vertaalde versies bezig? Zijn de critici zich daarnaast bewust van de invloed van de vertaler? Het doel van deze paragraaf is vooral vast te stellen of het lezerspubliek zich bewust is van de veranderende imagologie in Voncks teksten.

In de recensie die over de eerste hervertaling in NRC Handelsblad verscheen, schrijft Guus Middag (2004) over het karakteristieke taalgebruik van Pablo Neruda. “Evennachtsmeeldraad. Wat een woord: evennachtsmeeldraad. (…) Ik wist en weet nog niet helemaal zeker wat een evennachtsmeeldraad is: vermoedelijk een Nerudiaans synoniem voor de evennachtslijn, dat is de evenaar”. Middag complimenteert de twee vertalers (Vonck en Spillebeen) met deze woordkeuze: “Ik werd meteen verliefd op dit boek, en op de twee vertalers”. Het is namelijk een lastige opgave om de ‘Nerudiaanse’ benamingen naar een correct Nederlands om te zetten. Volgens de recensent zijn de vertalers daar zeker in geslaagd: in de hervertaling klinkt de stijl van Neruda door. “Zelden las ik over iets dat zo overweldigend en groen en vitaal was. Een gedicht als een tropisch regenwoud. Een en al nieuw beeld en nieuwe beeldspraak, in een soort nieuwe toverscheppingstaal, met allerlei samengestelde zintuiglijke waarnemingen”.

Ook André Oyen (2008) spreekt over de unieke dichterlijke vondsten van Neruda. “De Canto

General is bezwering, protest, aanklacht, lied, analyse, projectie. Een mooiere reis doorheen

Zuid-Amerika is niet mogelijk. Kortom: overweldigend!”. De criticus is echter van mening dat het mooie Spaans van de dichter moeilijk te vertalen is. Oyen geeft daarom de voorkeur aan het lezen van de brontekst: “Het is werkelijk genieten om de Canto in het Spaans te lezen”. Over de eerste hervertaling van Vonck en Spillebeen is de recensent matig enthousiast. “Inderdaad de Canto General is haast te mooi om te vertalen. Maar er bestaan slechtere vertalingen. (…) Deze vertaling van Bart Vonck en Willy Spillebeen is toch wel ontstaan uit bewondering voor de maestro en zijn werk”.

De recensenten zijn in het geheel een stuk enthousiaster over de tweede hervertaling uit 2014. Alleen Vonck werkte aan die Nederlandse versie. Wellicht heeft die aanpak voor meer eenheid in de Canto gezorgd. Daarover kan dit onderzoek geen uitspraak doen, aangezien in het corpus enkel de eerste tien verzen van de derde zang zijn geanalyseerd. Vonck zelf noemt zijn laatste uitgave de meest complete vertaling. Zo kwam hij door zijn ervaring in het vertalen van de Canto tot de kern van Neruda’s “opbouw en grondtoon” (Vonck 2014: 61). De recensie op de website van The Art Server (2014), een digitaal magazine over kunst en cultuur, onderschrijft Voncks vertaalontwikkeling. “De vertaling door Bart Vonck van dit grandioze werk over liefde en weerbaarheid van de Chileense Nobelprijswinnaar is ronduit prachtig; meer dan vijftienduizend dichtregels die stuk voor stuk, in een niet te stoppen werveling van bruisende en bulderende ritmes, een genoegen zijn om te degusteren”. De recensent maakt niet volledig duidelijk waarom de hervertaling van Vonck “ronduit prachtig”

is. Vermoedelijk doelt hij op het ritme van de brontekst dat in de doeltekst door de vertaler behouden is. Vonck noemt het in stand houden van het ritme in paragraaf 3.2 op pagina 45 dan ook een heel belangrijk, zo niet het belangrijkste, aspect van het vertaalproces.

Ook in de besprekingen van de derde Nederlandse versie op de websites Cobra en

Lettergoesting kunnen zowel de hervertaling als de vertaler op veel waardering rekenen. “Bart

Vonck vertaalde de Canto General (uit 1950) helemaal opnieuw: uitbundig, hartstochtelijk, opstandig, heroïsch en vonkend als het legendarische origineel” (Cobra 2014). De recensent van deze tekst roemt het vermogen van de Vlaming om de doeltekst als het origineel aan te laten voelen. Hoe Vonck dat volgens de criticus voor elkaar heeft gekregen en waar dat in de tekst uit blijkt, is onduidelijk. Een onderbouwing van de recensent ontbreekt. Op de website

Lettergoesting (2015) wordt de kwaliteit van de vertaler geprezen. “Wat krijg je als één van

de beste vertalers aan de slag gaat met de poëzie van Neruda? Het kan alleen maar literair vuurwerk opleveren”. Ook in deze recensie ontbreekt een onderbouwing: wat maakt Vonk één van de beste vertalers?

In een andere recensie op de website Cobra, een archief van culturele bijdragen, geeft Paul Demets (2014) wel een duidelijke, onderbouwde analyse van de Canto. De tweede hervertaling noemt hij “niet minder dan een krachttoer”. Volgens de criticus getuigt de vertaler daarnaast van een “groot literair inzicht in de betrachtingen van Neruda. Vonck heeft de klankkleur en de visionaire, litanieachtige beeldenrijkdom sterk gerespecteerd. Het is ook een hele evenwichtsoefening om alle verschillende registers in de Canto tot hun recht te laten komen”. Demets doelt daarmee op een passage in het nawoord van Voncks tweede hervertaling: “Het lange gedicht (…) is door één persoon uitgevoerd, maar moet door een collectief, een gemeenschap verwezenlijkt worden” (Neruda 2014: 471). Het is volgens de recensent aan het lezerspubliek om een interpretatie van het enorme dichtwerk te geven. De hervertaling van Vonck biedt daarbij een helpende hand. Demets is ervan overtuigd dat de achtergrond van de vertaler, Vonck is naast vertaler ook dichter, van grote waarde is voor de Nederlandse versie van het meesterwerk. “Het kan alleen een dichter zijn die ons zo’n versie van de Canto cadeau doet. Vonck is eerlijk. Hij bejubelt Neruda niet blindelings. Terecht. De kwaliteit van de ruim vijftienduizend versregels is wisselend. Soms zijn ze te retorisch. De

Canto is bij momenten ook te programmatisch. De hele geschiedenis van Zuid-Amerika in

In zijn lange recensie op de website Mappalibri gaat Hugo van Hoecke (2014) in op het ritme van de Canto General: een onderdeel van het vertalen waar Vonck in zijn laatste hervertaling bijzonder veel aandacht aan heeft besteed. De criticus noemt Neruda een uitbundige dichter, “voor wie elk gedicht een stormloop is op het onderwerp”. Het behouden van het ritme is volgens hem in een vertaling dan heel belangrijk. Vonck wilde de schwung van Neruda zoveel mogelijk in zijn doelteksten vangen. Is hij daarin geslaagd? De recensent oordeelt van wel: “Het antwoord is ondubbelzinnig ‘ja’, te oordelen aan de vaart waarmee zelfs de meest stroeve en retorische passages (…) mij nog altijd relatief makkelijk over de tong rolden”. Van Hoecke geeft daarnaast aan dat het ritme “wordt gediend door een perfecte woordkeuze en door de plaatsing ervan. (…) Het resultaat (in de tweede hervertaling red.) is verbluffend: de stroefheid die vorige vertalingen kenmerkte, is ingevolge een volgehouden keuze voor ‘toegankelijke’ termen niet langer een vervelende hindernis”. De criticus is dan ook lyrisch over Voncks woordkeuzes. “De barokke opeenstapeling van exuberante beelden, kenmerkend voor Neruda, kan niet anders dan het uiterste vragen van wat iemand uit zijn woordenarsenaal weet te putten”. Het staat vast dat zowel Vonck als zijn derde uitgave van de Canto op veel complimenten van Van Hoecke kunnen rekenen. De recensent sluit zijn bespreking af met een diepe waardering voor de vertaalontwikkeling van Vonck. In de afgelopen jaren heeft de vertaler zijn versie van de Canto steeds weer bijgeschaafd.

Tot slot haalt Jan-Jakob Delanoye (2015) in zijn bespreking eveneens de vertaalontwikkeling van de Vlaming aan. Vonck heeft de Canto General over een periode van dertig jaar driemaal vertaald. “Dat houdt in dat hij het bronmateriaal door en door kent, en iemand is die het ritme, de beeldende metaforiek en de onmiddellijkheid van Neruda’s taal kan respecteren”. Delanoye merkt in de tweede hervertaling een duidelijk verschil op in vergelijking met de eerdere uitgaven van Vonck. “In deze editie is Neruda zowel chaotisch als helder, overweldigend en teder, uitgepuurd doch hier en daar overbodig. Het is geen boek waarin geen woord te veel staat, wel een langgerekt gedicht van een redenaar, van iemand die het gewend is vurige pleidooien te voeren voor zijn idealen”. De recensent roemt Voncks vermogen om de verschillende registers van Neruda over te brengen in de doeltekst. De Canto is daarom “verdrinken, verdwalen, naar adem happen, jezelf verliezen. En jezelf, even later, met slechts een halve zinsnede ontroerd terugvinden”.

De meeste recensies die ook ingaan op het vertaalwerk van Bart Vonck gaan over de tweede hervertaling uit 2014. Die versie van de Canto General kan op veel lofuitingen rekenen. De recensenten staan uitgebreid stil bij het uitstekende vertaalwerk van Vonck. In hun analyses spreken ze vooral over het vermogen van de vertaler om de ‘Nerudiaanse’ beeldspraak in een correct Nederlands weer te kunnen geven. Hun bevindingen gaan dus voornamelijk over taal en stijl. De weergave van de stereotiepe beelden in de Nederlandse uitgaven komt niet aan de orde. Daarmee kan de conclusie worden getrokken dat het lezerspubliek, bestaande uit critici, zich niet bewust is van de invloed van Vonck op de imagologische verwijzingen. In de analyses ligt de focus op stijl en ritme. De vertaler heeft die aspecten van de brontekst in de ogen van de recensenten eer aangedaan.

3.4. Conclusie

De stereotiepe beelden in de Canto General zijn op de eerste plaats door Pablo Neruda zelf bedacht. In zijn vertaling (Neruda 1984) en hervertalingen (Neruda 2004; 2014) heeft Bart Vonck de beelden echter zo nu en dan verzwakt dan wel versterkt. Uit de analyse van dit onderzoek is gebleken dat het aantal wijzigingen van stereotiepe beelden toeneemt naarmate er vrijer wordt vertaald. De vertaler heeft immers de ruimte nodig om zijn “beeldgebonden interpretatie” vorm te geven. Toch kan worden vastgesteld dat de aanpassingen van de imagologische verwijzingen op onbewuste keuzes van de vertaler berusten. Vonck is zich niet als zodanig bewust geweest van zijn ideologie en de imagologische aanpassingen die daaruit zijn voortgevloeid. In de vele toelichtingen die de vertaler op zijn versies van de Canto heeft gegeven, blijkt dat hij zich vooral op de stijl heeft geconcentreerd. Het behouden van het karakter en ritme van de brontekst stond in het vertaalproces voorop. Het lezerspubliek, bestaande uit critici, is zich net zo min bewust geweest van de veranderende imagologische beelden. In hun analyses spreken de recensenten niet over stereotiepe beschrijvingen. Wel besteden zij veel aandacht aan de taal, met name aan het vermogen van Vonck om juiste Nederlandse bewoordingen te vinden voor de ‘Nerudiaanse’ beeldspraak. Uit de verklaringen van de critici en de vertaler kan geconcludeerd worden dat zij het overbrengen van taalelementen, in het vertalen van poëzie, als hoofdtaak van een vertaler zien. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het vinden van de juiste bewoordingen, het behouden van het ritme en het schetsen van dezelfde sfeer.

4. Conclusie

Op welke wijze zijn de imagologische verwijzingen in de Canto General van Pablo Neruda tot uiting gekomen in de vertaling en hervertalingen van Bart Vonck? Op deze centrale vraag is in dit onderzoek een antwoord geformuleerd. Zonder het te weten heeft de vertaler de stereotiepe beelden van Neruda meerdere malen aangepast. Zo werd de imagologie in de Nederlandse uitgaven zowel versterkt als verzwakt. In deze scriptie zijn de versregels van de derde zang Los Conquistadores (‘De Veroveraars’) (Neruda 1952: 57) aan een analyse onderworpen. Daaruit is naar voren gekomen dat de originele stereotypen voornamelijk zijn veranderd door andere woordkeuzes, toegevoegde en weggelaten lidwoorden, en wijzigingen in stijl. Zoals figuur 6 op pagina 20 laat zien is de imagologie in de vertaling (Neruda 1984) regelmatig verminderd, terwijl deze in de hervertalingen (Neruda 2004; 2014) juist vaker is benadrukt. Het aantal versterkte beelden is in de laatste twee Nederlandse uitgaven nagenoeg gelijk. Wel is er in de tweede hervertaling vaker van de oorspronkelijke stereotypen afgeweken. Dit is een gevolg van de keuze van de vertaler om zich vrijer door de tekst te bewegen. In de meest recente tekst van Vonck is het aandeel optionele vertaalstrategieën namelijk het grootst. De conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat het aantal wijzigingen van stereotiepe beelden toeneemt naarmate er vrijer wordt vertaald. De vertaler heeft immers de ruimte nodig om zijn “beeldgebonden interpretatie” vorm te geven. Dit geheel van ideologische en imagologische denkbeelden komt voor in de theorieën van Soenen (1995: 20) en Kuran-Burçoğlu (2000: 147). Volgens hen wendt de vertaler bepaalde vertaalstrategieën aan om deze interpretatie tot uiting te laten komen. Ook in de eerste hervertaling heeft Vonck vrij vertaald, terwijl hij in de vertaling dicht bij het origineel is gebleven. In de laatstgenoemde uitgave heeft de vertaler veel vaker voor een letterlijke vertaling of verplichte vertaalstrategie gekozen. Daardoor bestaat er een groot verschil tussen de brontekst en vertaling enerzijds en de twee hervertalingen anderzijds. De invloed van de vertaler is in de Nederlandse teksten uit 2004 en 2014 zeer groot.

In de toelichtingen die Vonck op zijn vertaalwerk heeft gegeven, gaat hij onder meer in op zijn vertaalvisie en de daaruit voortkomende keuzes om letterlijk of vrij te vertalen. Hij zegt echter niets over wijzigingen van stereotiepe beelden. De vertaler is zich dus niet bewust geweest van de invloed die zijn vertaalkeuzes op de bestaande imagologie hebben. Deze studie heeft daarnaast kunnen aantonen dat de vertaler onbewust wijzigingen heeft aangebracht aan de stereotiepe beelden van Neruda. In het interview dat naar aanleiding van

dit onderzoek plaatsvond, geeft Vonck (2016) aan zich wel bewust te zijn van de aanwezigheid van stereotypen in de brontekst. Deze studie toont desondanks aan dat hij niet op de hoogte is van hun diepere betekenis. In het vertaalproces heeft de Vlaming vooral aandacht geschonken aan taal- en stijlaspecten. Volgens hem is het immers de poëzie die vertaald moet worden. De focus lag daarom op het behouden van het karakter en ritme van Neruda’s Canto General. Dat de veranderende imagologie een onbewuste keuze van de vertaler is, maakt dat de relevantie van deze scriptie toeneemt. Door dit onderzoek is tenslotte een verschijnsel en patroon ontdekt in Voncks uitgaven van de Canto. Daarnaast is er een verband gelegd tussen vertalen en imagologie: de twee vakgebieden zijn in deze studie bij elkaar gebracht. Een bepaalde vertaalkeuze blijkt van invloed te kunnen zijn op de weergave van een stereotiep beeld. Dat levert nieuwe resultaten en een nieuwe kijk op het werk van de

Canto op.

In het interview is Bart Vonck (2016) om een reactie op dit onderzoek gevraagd. Kan hij zich vinden in de resultaten en conclusies? “Ik vind dat wetenschappelijke methodes die het vertaalproces willen beschrijven, vaak uit het oog verliezen dat vertalen op zich (en het vertalen van poëzie nog minder!) niet altijd ontstaat uit een wetenschappelijke methode”. Voor vertaalwerk zegt Vonck altijd een aantal basisregels te hanteren en te werken vanuit een vertaalstrategie. “Maar die mag niet te streng of te eng zijn, want dan ga je je premissen vertalen in plaats van de concrete tekst. (…) Dus de gevallen waar de vertaler (spontaan of na rijp beraad) afwijkt van zijn algemene vertaalstrategie, kunnen even functioneel zijn als een strenge toepassing van die vooraf uitgekiende strategie”. Volgens de Vlaming is een vrijere aanpak van het vertalen van poëzie daarom wenselijk, aangezien de dichtkunst moeilijk in theorieën en strategieën te vangen is. “Soepelheid blijft geboden. Die gestrengheid (van methode) kan namelijk ook ingaan tegen het poëtische gehalte van een tekst, en dat gehalte moet altijd prioritair zijn”. Vonck geeft tot slot aan nog altijd grote twijfels te hebben over de toepasbaarheid van een wetenschappelijke methode op literair vertaalwerk. “Vertalen is allerminst het toepassen van een onfeilbaar computermodel. Als dat de bedoeling zou zijn, zou er veel van het poëtische verloren gaan…. Een poëzievertaler is geen man/vrouw die een theoretisch model toepast. Gelukkig niet!”.

Is een wetenschappelijke theorie inderdaad niet toepasbaar op een literaire vertaling? Dit onderzoek spreekt deze opvatting van de vertaler tegen. Natuurlijk ontstaat een vertaling niet uit een wetenschappelijke methode. Een theorie vormt juist de omlijning van een vertaald

werk en helpt de vertaler zijn keuzes te onderbouwen en verantwoorden. Onderzoek kan daarnaast een interessant, ander licht op de doeltekst laten schijnen door bijvoorbeeld de vertaalvisie van de vertaler te toetsen. Een vertaalde tekst wordt daardoor alleen maar rijker: verschillende invalshoeken geven het werk een diepere gelaagdheid. Een theoretische benadering is daarom prima toe te passen op een literaire vertaling, zelfs een vertaling van poëzie. Maarten Steenmeijer (2015) snijdt dit onderwerp ook aan in zijn boek Schrijven als

een ander. Over het vertalen van literatuur. Daarin wijst hij op de slechte naam die de

vertaalwetenschap onder literair vertalers heeft. Hij noemt dit beeld een vooroordeel, “want hoeveel vertalers hebben zich serieus verdiept in deze discipline?”. Steenmeijer begrijpt wel waar het imago van het specialisme vandaan komt. “De vertaalwetenschap rekent het schandelijk genoeg nog steeds niet tot haar prioriteiten om een brug te slaan tussen de theorie en de praktijk, als je af mag gaan op wat er op dit gebied wordt gepubliceerd. Veel toonaangevende vertaalwetenschappers lijken meer bezig te zijn met het vak zelf en met elkaar dan met de onderwerpen waarover hun discipline zou moeten gaan: vertalingen en vertalers”. Als we ons baseren op deze conclusie van Steenmeijer dan vult deze scriptie een lacune in de vertaalwetenschap op. Dit onderzoek gaat in zijn geheel namelijk wel over vertalingen en een specifieke vertaler. Theorie en praktijk worden in deze studie samengebracht, net als imagologie en vertalen. Daarmee schijnt er een ander, nieuw licht op de Canto General van Pablo Neruda en Bart Vonck.

5. Bibliografie

Beller, Manfred. 2007. ‘Stereotype’, in Imagology: The Cultural Construction and Literary

Representation of National Characters: a Critical Survey. Ed. Manfred Beller & Joep

Leerssen. Amsterdam: Rodopi, p. 429-433.

Boer, W. Th. de. 2005. Koenen Woordenboek Nederlands, 30e ed. Utrecht/Antwerpen: Koenen Woordenboeken.

Cobra. 2014. Canto General – Pablo Neruda. Geraadpleegd op: 12 april 2016, van: http://cobra.canvas.be/cm/cobra/boek/2.25523/1.2017450

Delanoye, Jan-Jakob. 2015. Pablo Neruda, ‘Canto General’. Poëzie zonder zuiverheid? Geraadpleegd op: 12 april 2016, van:

http://www.cuttingedge.be/boekenstrips/pablo-neruda-%E2%80%98canto- general%E2%80%99

Demets, Paul. 2014. Canto General – Pablo Neruda. Geraadpleegd op: 24 maart 2016, van: http://cobra.canvas.be/cm/cobra/boek/1.2108719

Dikke Van Dale. s.a. Martelaar. Geraadpleegd op: 24 februari 2016, van: http://surfdiensten3.vandale.nl.proxy.uba.uva.nl:2048/zoeken/zoeken.do#

Doorslaer, Luc van, Peter Flynn & Joep Leerssen. 2015. Interconnecting Translation Studies