• No results found

3. Duiden van vertaalverschuivingen

6.2. Interview met Bart Vonck

Bart Vonck heeft per e-mail antwoord gegeven op een aantal vragen over zijn vertaalwerk van de Canto General. Meer algemene vragen gaan onder meer over zijn vertaalvisie en –doel. Daarnaast zijn er specifieke vragen over de bevindingen van dit onderzoek.

Vertaalvisie

 Wat was uw vertaalvisie voor uw vertalingen uit 1984, 2004 en 2014? Was deze visie voor de drie teksten gelijk of hebt u elke tekst anders aangepakt/benaderd?

“De uitgave van 1984 was mijn allereerste literaire vertaling. Ik was daarbij verantwoordelijk voor de zangen die ik zelf moest vertalen, maar ook voor de controle (op basis van de Spaanse tekst) van de vertaling van mijn twee kompanen, die niet rechtstreeks uit het Spaans vertaalden. De versie van 1984 (zeker wat mijn vertalingen betrof) zit dus vol fouten (kinderziektes en andere…); ik had onvoldoende nagedacht over mijn vertaalstrategie en het feit dat mijn medevertalers niet uit het Spaans vertaalden (maar uit het Frans – Willy Spillebeen – en het Duits – Mark Braet) maakte deze vertaling extra moeilijk.

In 2004 – Neruda was toen 100 jaar geleden geboren, vandaar een heruitgave bij Rainbow – lag de situatie anders, hoewel mijn medevertaler (W. Spillebeen) nog altijd even Spaans- onkundig was en ik hem moest ‘controleren’. Maar in 2004 had ik al een eigen vertaalstrategie ontwikkeld: de eigenheid/bijzonderheid van het Spaans onderbrengen in een soepel en poëtisch Nederlands.

Het was pas in de Perpetua-uitgave van 2014 dat ik helemaal alleen voor alle zangen instond, en door mijn vertaalervaringen stevig in mijn schoenen stond. Ik beschouw die

vertaling van 2014 als een definitieve vertaling, waarbij ik mijn keuzes duidelijk geëxpliciteerd had. Ik heb het in het vervolg alleen nog over de uitgave van 2014”.

 Wat wilde u met iedere tekst bereiken? Wat was het (vertaal)doel?

“Mijn algemene vertaalstrategie blijft fundamenteel dezelfde. Ik heb die in het Filter-artikel voldoende duidelijk uit de doeken gedaan. Ik wilde voor alles wat eigen is aan de poëzie in het Spaans een oplossing brengen die helemaal toegespitst is op het bekomen van poëzie in het Nederlands. Bovendien is de Canto een werk van lange adem, en mijn vertaalkeuzes moesten door de hele tekst heen conform zijn”.

 Wat was tijdens het vertaalproces belangrijker? Een goede vertaling van de stijl of van de inhoud? Of waren die twee onderdelen even belangrijk? Verschilde dat per vertaling?

“In poëzie is ook de inhoud poëtisch (als het goede poëzie betreft). Neruda wil natuurlijk een eigen politieke visie in de tekst leggen, en die visie heb ik ook vertaald (bijv. in het soms programmatorische taalgebruik dat door wel meer communistische dichters gehanteerd werd/wordt). Soms is de ideologische component prioritair, en daar heb ik rekening mee gehouden. Maar essentieel blijft het gaan om het vertalen van poëzie (die dus iets wil doen MET DE TAAL). Wat de dichter met de taal doet, probeer ik in het Nederlands over te brengen (maar niet als een equivalent)”.

 Welke tekst vormde voor uw vertalingen de basis? Waar greep u op terug? Voor de vertaling uit 1984 was dit de brontekst. Maar wat vormde de basis voor uw hervertalingen uit 2004 en 2014? Greep u daar bijvoorbeeld terug op uw eerdere vertaling(en)?

“De basis is altijd eerst de brontekst geweest en pas in tweede instantie mijn bestaande vertaling(en) of die van anderen. Bovendien bestaat er sinds 1999 een eerste wetenschappelijk bezorgde brontekst: die van Galaxia Gutenberg/Circulo de Lectores in Barcelona (het eerste deel van het Verzameld Werk, bezorgd door de Neruda-specialist Hernán Loyola), dat in 1999 verscheen. Dat is ook de basis geweest van mijn vertaling uit 2014. Daarbij consulteerde ik

ook de versie zoals die bestond (met andere aantekeningen en accenten) in de uitgave van

Cátedra (Letras Hispánicas, 1998), bezorgd door Enrico Mario Santí”.

 Hoe kijkt u terug op uw drie vertalingen? U hebt de brontekst driemaal vertaald en kent de materie dus als geen ander. Hoe vindt u dat de brontekst in uw doelteksten tot uiting is gekomen? Zit daar een verschil in?

“Natuurlijk zijn er verschillen. Te wijten aan ten eerste mijn voortschrijdende ‘vertaalkunde’ en aan een vastere vertaalstrategie en ten tweede was er voor de eerste versie gewoon geen algemeen aanvaarde – en wetenschappelijk verantwoorde – brontekst. Die was er pas voor de vertaling van 2004.

Het feit dat ik in 2014 alleen gewerkt heb, maakt dat mijn keuzes veel duidelijker waren en dat ze overal werden doorgevoerd. Ik benadruk dat de drie vertalingen nieuwe vertalingen zijn. Dat geldt in de allergrootste mate van de versie uit 2014. Het is voor het uiteindelijk resultaat van zeer groot belang als je alleen verantwoordelijk bent of niet, zeker als verschillende vertalers niet samen op dezelfde zangen werken, maar elk hun eigen zangen vertalen. De vertaling van 2014 zie ik als de beste en de meest definitieve. De meest verantwoorde ook”.

 Tegen welke vertaalproblemen bent u aangelopen?

“Ik kan hier onmogelijk alle vertaalproblemen aansnijden, maar het is duidelijk dat het de Spaanse syntaxis was die veel van de Nederlandse verschilt, bijv. wat het gebruik van het ‘gerundio’ betreft”.

Vertaalstrategie

 Hebt u van tevoren een bewuste keuze gemaakt om bijvoorbeeld dicht bij Neruda’s tekst te willen blijven of daar juist van af te wijken? Voor welke vertalingen geldt dat? Kunt u dit antwoord onderbouwen?

“Natuurlijk maak je voorafgaandelijke keuzes. Zoals ik al zei is poëtisch taalgebruik heel anders dan wat in proza wordt geschreven. Er bestaat geen één-op-één verhouding tussen

poëzie in het Spaans en poëzie in het Nederlands. Het Spaans gebruikt andere taalgegevens die het poëtische moeten ‘vertalen’. Je moet in het Nederlands op zoek gaan naar andere poëtische elementen die gelden voor het Nederlandse taaleigen.

Ik ben iemand die probeert dicht bij de brontekst te blijven zonder daarom letterlijk te vertalen. Dat zijn twee totaal verschillende dingen. Niet alle poëtische keuzes in het Spaans kunnen zomaar in het Nederlands worden omgezet. Nogmaals, en dit is heel fundamenteel: ik zoek geen equivalenten maar keuzes die het Nederlands naar de poëtische eigenaardigheden van de Spaanse auteur brengen. Wat vreemd klinkt in het Spaans moet ook zo in het Nederlands aanwezig zijn (de lezer moet zien hoe de taal poëtisch aangewend wordt, ook al is dat in het Spaans helemaal anders dan in het Nederlands en vice versa)”.

 Uit mijn analyse blijkt dat de vertaling uit 1984 dicht bij de brontekst is gebleven. Het aantal optionele vertaalkeuzes is in de hervertalingen aanzienlijk groter. U hebt zich veel vrijer door de hervertalingen bewogen. Strookt dit met uw vertaalvisie voor deze teksten?

“Het woord ‘hervertaling’ betekent hier uitsluitend dat een tekst nog eens opnieuw is vertaald (het betekent niet dat ik zomaar oude vertalingen overgenomen zou hebben). Natuurlijk staat er hier en daar hetzelfde, maar alleen als dat ook door het Spaans gerechtvaardigd werd. Ik ben telkens opnieuw van het Spaans vertrokken (en pas in tweede of latere instantie keek ik weer naar het Nederlands). Dat geldt 100% voor de Perpetua-vertaling. Dat ik in 1984 wellicht té letterlijk vertaal is zonder meer een kinderziekte (die ook door mijn medevertalers niet gecorrigeerd werd)”.

Imagologie

 Hoe bent u tijdens het vertaalproces met de stereotiepe beelden uit de brontekst omgesprongen? Hebt u daar bewust aandacht aan besteed?

“Ja, natuurlijk. Je zoekt toch naar homogene oplossingen voor verschillende passages die door dezelfde poëtische hand zijn geschreven”.

 Hebt u erbij stilgestaan dat uw vertaalkeuzes de imagologie van de brontekst kunnen beïnvloeden? Kunt u dit antwoord onderbouwen?

“Dat kan, maar dan toch zo weinig mogelijk. Verschuivingen moeten poëtisch verantwoord zijn. En in de hele vertaalde tekst zichtbaar blijven. Er bestaat geen één-op-één-verhouding tussen bron- en doeltekst”.

 Het optioneel toevoegen of, met name, het weglaten van een lidwoord kan van grote invloed zijn op de imagologie. Vooral in de tweede hervertaling is het lidwoord vaker optioneel weggelaten. Was dit een bewuste keuze? Vaak is hierdoor een duidelijke verwijzing naar de bloeddorstige Spanjaarden opgeheven, waardoor de imagologie is verzwakt. Hoe denkt u daarover?

“Het is inderdaad zo dat ik in vertaling 3 meer lidwoorden heb weggelaten. Dat de Spanjaarden daardoor ‘minder bloeddorstig’ zouden zijn, geloof ik niet. In het Spaans worden lidwoorden veel vaker gebruikt dan in het Nederlands dat met te veel lidwoorden (te) zwaar wordt. Zonder de lidwoorden (of zonder een aantal lidwoorden), wordt de vertaling dynamischer, vind ik”.

Onderzoek

 Kunt u zich vinden in de resultaten van mijn onderzoek? Waarom wel of niet?

“Het gaat niet zozeer over uw onderzoek. Ik vind dat ‘wetenschappelijke methodes’ die het vertaalproces willen beschrijven, vaak uit het oog verliezen dat vertalen op zich (en poëzie vertalen nog minder!) niet altijd ontstaat uit een ‘wetenschappelijke methode’. Natuurlijk hanteer ik een aantal basisregels (die bij de ene vertaalde auteur anders kunnen werken dan bij een andere) en heb ik een vertaalstrategie. Maar die mag niet te streng of te eng zijn, want dan ga je je premissen vertalen i.p.v. de concrete tekst. Een algemene vertaalregel in het Spaans zou kunnen zijn dat de vertaler de zware gerundio-constructies probeert te vermijden (in het Nederlands), maar soms kan een tegenwoordig deelwoord (in het Nederlands) ook mooi zijn en/of poëtisch werken. Dus de gevallen waar de vertaler (spontaan of na rijp beraad) afwijkt van zijn algemene vertaalstrategie kunnen even functioneel zijn als een strenge toepassing van

die vooraf uitgekiende strategie. Wat in poëzie zeker niet mag verloren gaan is het eigenwijze van de poëtische taal. En die is vaak niet algemeen geldend. En de vertaler reageert daar niet altijd op dezelfde manier op. Ik geloof niet dat het 100% wetenschappelijk beschrijven van een vertaalstrategie veel nut heeft. Zo gaat een poëzievertaler niet te werk (maar het is helemaal geen natte-vinger-werk natuurlijk). Een evenwicht tussen principes en het afwijken daarvan, is in poëzie-vertalen altijd van levensbelang (voor het poëtische gehalte van de doeltaal). Ik vertaal geen vertaalstrategie maar een poëtische tekst die altijd weerbarstiger is dan de strategie”.

 Kijkt u door mijn onderzoek mogelijk anders naar uw vertalingen? Is er een nieuw licht op geworpen? Wat vindt u daarvan?

“Uw onderzoek laat zien dat het belangrijk is om een goede vertaalstrategie te hebben. Maar men kan er bij zo’n onderzoek niet van uitgaan dat alles 100% consequent realiseerbaar is. Soepelheid blijft geboden. Die gestrengheid (van methode) kan ook ingaan tegen het poëtische gehalte van een tekst, en dat gehalte moet altijd prioritair zijn. Zo’n wetenschappelijk onderzoek gaat er te gemakkelijk van uit dat het vertalen van poëzie aan zo’n wetenschappelijke normen moet (of kan) beantwoorden. Gelukkig is dat niet zo, en gaat de literair vertaler daar ook niet 100% van uit. Ik heb nog altijd grote twijfels over het feit of ‘het wetenschappelijke’ 100% toepasbaar is als het over literair vertalen gaat. Vertalen is allerminst het toepassen van een onfeilbaar computermodel. Als dat de bedoeling zou zijn, zou er veel van het poëtische verloren gaan…. Een poëzievertaler is geen man/vrouw die een theoretisch model toepast. Gelukkig niet!”.