• No results found

02 GGZ NL 03 LVE en NVVP 04 NVKG 05 VAGZ 06 NVVS 07 NVvP 08 NVRG 09 KWF en PSO 10 NVGzP en VGCt 11 NIP en NVP 12 KNMG/LHV/OMS 13 NVO 14 LPGGz 15 NHG 16 ATZ 17 DAIMH 18 Verenso 19 V en VN

20 Convent van Psychologen

21 NZa

Van Dr. R. Luijk Auteur Dr. R. Luijk

Doorkiesnummer

Ons kenmerk N-13-7045rlui1

Datum 3 juni 2013

Onderwerp Reactie Rapport G-GGZ, deel 2

CC

Hartelijk dank voor de mogelijkheid om te kunnen reflecteren op het tweede concept van het rapport GGZ deel 2. Gezien de korte reactietijd beperken wij onze reactie tot enkele hoofdlijnen. Zorgverzekeraars zijn positief over het feit dat het CVZ de onderliggende principes in de afbakening van de

geneeskundige GGZ uit het eerste concept heeft behouden. Tegelijkertijd constateren zorgverzekeraars dat het minder expliciet afbakenen van de verzekerde zorg en het minder expliciet toekennen aan bekostigingskaders tot uitvoeringsproblemen kan leiden en ongelijke behandeling.

Zorgverzekeraars zijn positief over de volgende punten:

1. Het behoud van geïndiceerde preventie in de basisverzekering en de positionering onder de huisartsen.

2. De erkenning van de sturende rol van zorgverzekeraars en de noodzakelijkheid van informatie over de geleverde zorg op de declaratie voor het kunnen sturen op gepast gebruik.

3. De centrale rol die wordt toebedacht aan de huisarts.

Het belangrijkste punt van kritiek van zorgverzekeraars op het tweede concept heeft betrekking op de minder expliciete duidingen ten opzichte van het eerste concept. De duidingen in dit tweede concept rapport GGZ deel 2 zijn op belangrijke onderdelen veel minder expliciet, waardoor er naar ons oordeel onnodig veel interpretatie ruimte voor het veld blijft bestaan. Hierdoor zullen individuele verzekeraars met het veld tot een nadere invulling moeten komen met een groot risico voor “ongelijke behandeling” en het minder juridisch bezwaar-proof zijn van de uitvoeringspraktijk. Een belangrijk voorbeeld hiervan betreft de minder expliciete uitsplitsing van DSM-IV as I en as II stoornissen naar verzekerde of onverzekerde zorg en het betreffende bekostigingskader. Op onderdelen wijkt het rapport hier ook af van het eerste concept zonder dat hiervoor een verklaring/onderbouwing wordt gegeven:

• Zo is bij hoofdgroep stoornissen in de zuigelingentijd en adolescentie

onder de categorie d. overige stoornissen niet aangegeven of deze wel of niet onder de Zvw vallen terwijl dit in het eerste concept wel per

2

dat die er is heeft een (risicodragende) verzekeraar duidelijkheid nodig over de financieringswijze en kan zij in de uitvoeringspraktijk niet werken met regionale verschillen in hoe de zorg is georganiseerd en dienovereenkomstig gefinancierd zou moeten worden. Voor dit moment zijn wij van mening dat de duiding zoals in het eerste concept deel 2 rapport met betrekking tot dementie was uitgewerkt voorlopig leidend moet zijn.

• Bij de aan middelen gebonden stoornissen is voor psychotische,

stemmings- en angststoornissen als gevolg van intoxicatie

aangegeven dat deze tot de HA/G-GGZ zorg behoren. Betekent dit dat de overige aan middelen gebonden stoornissen niet tot de verzekerde G-GGZ zorg horen? Waarschijnlijk niet. Wij stellen voor dat het CVZ in het definitieve rapport de duidingen in deze overneemt zoals die reeds in het eerste conceptrapport stonden eventueel weergegeven in geclusterde vorm in plaats van per individuele DSV-IV stoornis.

• Bij pervasieve stoornissen is de maximalisatie van de aanspraak in de

Zvw van 1 jaar komen te vervallen. In onze reactie op het eerste concept hadden wij al aangegeven dat deze benadering onzes inziens ook kan worden toegepast op ADHD. Meer in zijn algemeen geldt dat zorgverzekeraars zich samen met andere partijen, zoals u ook stelt, zullen inzetten voor protocollering van het behandelplan en richtlijnen voor de periodieke evaluatie van behandeldoelen en

behandelresultaat. Dit kan behulpzaam zijn bij het beoordelen van de overgang van curatieve naar de chronische fase. Echter, zonder heldere richtlijnen en vertaling naar zorgpaden zal het lastig worden hierin een uniforme uitwerking te realiseren.

Mogelijk andere verklaringen voor het minder expliciet zijn van de duidingen zijn:

• Het feit dat het CVZ de term “ziekte” wel centraal zet ter beoordeling

van de begrenzing van de geneeskundige GGZ onder de Zvw maar dit begrip vervolgens naar onze overtuiging ten onrechte als synoniem neemt voor het begrip “stoornis” binnen de DSM IV; dit terwijl er onder de stoornissen binnen de DSM IV ook veel aandoeningen bestaan die niet als ziekte (-proces) kunnen worden geduid maar als een

persisterende mentaal toestandsbeeld waarvoor curatie niet en medische stabilisatie nauwelijks een rol spelen.

• In dit verband valt ook op dat het CVZ noch in het kader van de

‘begrenzing’ noch in het kader van ‘gepast gebruik’, met betrekking tot geneeskundige GGZ zorg c.q. curatieve GGZ (expliciet) spreekt in termen van “zorg primair gericht op genezing (curatie) dan wel medische stabilisatie”; dit in onderscheid van zorg primair gericht op zelfredzaamheid en /of participatie behorend tot het zorgdomein van de AWBZ respectievelijk de WMO en niet behorend tot het

3

moeten gaan komen vanuit de toekomstige richtlijnontwikkeling onder leiding van de LSKS. Wij willen het CVZ er op wijzen dat het mogelijk nog jaren kan duren voordat een werkbare nadere duiding kan worden afgeleid van een transparante relatie tussen richtlijnen van zorg en zorgprogrammering met een daarvan afgeleide productstructuur met bekostigingstitel. Tot die tijd zijn (risicodragende) verzekeraars afhankelijk van ondubbelzinnige c.q. sluitende duidingen van het CVZ. Daarom vragen wij het CVZ in haar finale rapport zo expliciet als mogelijk te zijn in haar uitspraken/duidingen en verwijzen hierbij onder andere naar de hierboven aangegeven aspecten die daarbij

meegenomen zouden kunnen worden.

Onze slotopmerkingen betreffen het ontbreken van de standpunten inzake mindfulness en het Minnesota model, en de compleetheid van de lijst met interventies in bijlage 2. Waarom is de betreffende lijst met interventies niet gelijk aan de lijst die is opgenomen in de Inkoopgids GGZ 2013 van ZN? Dhr. Moerkamp heeft namelijk in een interview van NVVP nieuwsbrief aangegeven dat de lijst van ZN integraal is overgenomen? Kunt u een uitleg geven over de verschillen, en aangeven of de interventies die door het CVZ niet zijn

opgenomen wel of niet voldoen aan de stand van de wetenschap en praktijk? Met vriendelijke groet,

Zorgverzekeraars Nederland Ronald Luijk

1