• No results found

Onstwedde en Stadskanaal

De heersende woningnood was een probleem dat vaak aan de orde kwam in de gemeenteraad van Onstwedde. Vooral in mei werd die nood altijd overduidelijk omdat dan de seizoenarbeiders hun opwachting maakten. Vroeg in het jaar 1917 was het wederom eens onderwerp van gesprek in de raad en legde de sdap een lijst met namen bij de burgemeester neer van 35 gezinnen die dringend een woning nodig hadden.143

2.2.5.1 Stichtingen ’Woningbouw van de gemeente Onstwedde’ en ‘Woningbouw Mussel’

Op 26 april 1917 verscheen voor notaris Poppe Engwirda bankdirecteur Bartel Leendert de Glopper uit Stadkanaal, gemeente Onstwedde. De Glopper vertegenwoordigde een twaalftal heren uit Stadskanaal, Musselkanaal en Onstwedde. Samen hadden ze honderd gulden ‘afgezonderd’ voor de oprichting van de Stichting Woningbouw van de

Gemeente Onstwedde (swo). Deze dertien heren vormden het eerste

bestuur van de stichting. Vanuit de gemeente werd daar nog een drietal raadsleden aan toegevoegd, te weten Linzel (arp), Steeman (katholiek) en Bruggers (arp). Het toetreden van het raadslid Bruggers was opvallend omdat juist hij een paar maanden eerder bij de bespreking van de woningnood in de gemeente nog had gezegd dat “[...] men niet te lichtvaardig tot het bouwen van woningen mag overgaan, omdat men dan de zorgeloosheid in de hand werkt”.144

Op 1 juni 1918 wordt ten overstaan van dezelfde notaris Engwirda een tweede woningbouwstichting, Woningbouw Mussel (swm), opgericht.

69 | Volkshuisvesting wordt een publieke taak 68

19

02

19

45

147 Gemeentearchief Stadskanaal, map -1.778.532.1 V935. 148 Boer, 26. 145 Boer, 26. 146 Boer, 21-23. < Stichtingsakte van de Stichting Woningbouw van de Gemeente Onstwedde Stichtingsakte Stichting Woningbouw Mussel, 1918

De koninklijke toelating volgt op 10 september van dat jaar. De stichting Woningbouw van de gemeente Onstwedde richtte zich met name op de oude veenkoloniën Stadskanaal en Musselkanaal,

Woningbouw Mussel zou zich gaan inzetten voor de ‘zanddorpen’ Mussel,

Vledderveen, Onstwedde en Alteveer.145

2.2.5.2 De eerste projecten

Toen op 29 december 1917 de stichting Woningbouw van de gemeente

Onstwedde bij koninklijk besluit officieel werd toegelaten waren

de voorbereidingen voor het eerste woningbouwproject al in een vergevorderd stadium. Op 10 januari namelijk had de stichting al “een aantal arbeiderswoningen in Stadskanaal en Musselkanaal” aanbesteed en gegund voor de som van ƒ 197.834.146

Een half jaar later volgde een tweede project. Met als argument dat er grote behoefte aan arbeiderswoningen bestond maar dat er “[...] binnen afzienbaren tijd niet is te verwachten, dat van particuliere zijde in deze behoefte zal worden voorzien”, vroeg zij een voorschot van ƒ 96.800 aan de gemeente. De stichting wilde 16 woningen in Stadkanaal en 4 in Musselkanaal bouwen. De raad besloot op 12 juni 1918 haar goedkeuring

daaraan te hechten. In de correspondentie met Inspecteur van de Volksgezondheid Schuylenburg, gedateerd 10 juni, staan de 16 woningen in Stadskanaal voor een jaarlijkse huur van gemiddeld ƒ 168 opgenomen aan de inkomsten kant, de 4 in Musselkanaal voor ƒ 172.147 Later datzelfde jaar werd de bouw van 12 woningen in Stadskanaal en 6 woningen aan de Jan Kortstraat in Musselkanaal aangepakt. Deze werden opgeleverd in 1919 en deden aan huur tussen de ƒ 2,58 en ƒ 3,08. De laatste hadden een grotere schuur.148 Net als elders kwamen hiervoor mensen in aanmerking met een jaarinkomen tussen de ƒ 600 en ƒ 1300.

Woningbouw Mussel ging ook snel na de toelating over tot actie. Op 21

oktober 1918 deed zij een verzoek aan de gemeente voor een voorschot voor het eerste project. Het ging om de bouw van een viertal woningen te Onstweddermussel en de aankoop voor renovatie van een vijfde. De woningen waren gepland op “een vrij terrein aan den grintweg van Musselkanaal naar Onstwedde”.

Jan Kortstraat, Musselkanaal 1929

71 | Volkshuisvesting wordt een publieke taak 70

19

02

19

45

153 Gemeentearchief Stads- kanaal, doos -1.778.53.07. 154 Boer, 35. 155 Gemeentearchief Stads- kanaal, doos -1.778.53.07. Paraisseren betekent ‘verschijnen’. 149 Gemeentearchief Stads- kanaal, map -1.778.532.1 V1069. 150 Gemeentearchief Stads- kanaal, map -1.778.532.1 V1608 en 1764. 151 Gemeentearchief Stads- kanaal, map -1.778.532.1 V2642. 152 Voerman, J.F., Verstede-

lijking en migratie in het Oost-Groningse veengebied 1800-1940, Proefschrift rug,

(Groningen, 2001), 325.

De huur was door de inspecteur vastgesteld op gemiddeld ƒ 156 per jaar. Een voorschot groot ƒ 28.400 werd bij raadsbesluit van 30 oktober 1918 toegekend.149

In 1920 realiseerde Woningbouw Mussel nog eens 23 woningen in Mussel, Alteveer en Vledderveen.150 In juni 1920 werd in dat kader een aanvraag ingediend door swm voor een voorschot op basis van de Woningwet van ƒ 11.500 voor 2 woningen te bouwen in Alteveer. De beide Woningstichtingen bleven met gezamenlijk 35 woningen ook in 1921 volop bouwen.151

2.2.5.3 Sanering van verliezen

Maar toen sloeg de crisis toe. De lonen gingen omlaag, er was veel werkloosheid. Tegelijk moesten, onder druk van het rijk, de huren stijgen. Veel mensen trokken in deze periode weg uit Oost-Groningen op zoek naar werk elders. Met name de gemeente Onstwedde kende een heel groot vertrekoverschot.152 Net als in Hoogezand en Borger werd na 1921/22 in de gemeente Onstwedde een hele tijd geen woning meer gebouwd. Huurders kregen het lastig om de huren op te brengen, er volgde Bouwtekening

Woningbouw Mussel van Type B woningen

leegstand en het gevolg was dat swo en swm met verliezen te maken kregen. De jarenlang aanhoudende verliezen leidden ertoe dat op het einde van het boekjaar 1931/32 Woningbouw voor de gemeente Onstwedde een verlies had geleden van ƒ 65.750 en Woningbouw Mussel ƒ 44.671.153 Ter vergelijking: de huurinkomsten van swo bedroegen voor de 208 woningen een kleine ƒ 32.000.154 Een achterstand dus van twee volle jaren aan huurinkomsten.

De directeur Gemeentewerken schreef in een rapport als technisch adviseur van de swo op 20 april 1932 dat beide woningstichtingen swo (208 woningen) en swm (46 woningen) gesaneerd zouden moeten worden. Het exploitatietekort moest via eigen geld uit de pot onderhoud en een bijdrage van de gemeente en het rijk worden weggewerkt. In een periode van zeveneneenhalf jaar zou de sanering compleet kunnen zijn. De woningstichtingen waren dan in 1940 verlost van “de op de balansen paraisseerende tekorten”.155

De crisis van de jaren dertig trof Onstwedde zwaar. In zijn nieuwjaars- toespraak van 1930 noemde burgemeester Pieter Bergmeijer het voor het veenkoloniale deel van de gemeente de ernstigste crisis sinds mensen- Sociale woningbouw aan

de Burg. Reijndersstraat, 1928

73 | Volkshuisvesting wordt een publieke taak 72

19

02

19

45

157 Gemeentearchief Stadska- naal, map -1.778.532.1 V3878. 158 Gemeentearchief Stadska- naal, map -1.778.532.1 V3970. 159 Gemeentearchief Stadska- naal, map -1.778.532.1 V4039. 160

Delftse School is een bouwstijl in baksteen die uitbundige vormen en met- selverbanden mijdt. Het is een beetje het tegenoverge- stelde van de Amsterdamse School.

161

Brood, P., e.a. (eds.), Ach lieve

tijd. 400 jaar Veenkoloniën,

(Zwolle, 2002-2003), 243. 156

‘De gemeentelijke woning- bouw in Onstwedde. De Raad kon en mocht niet anders’, Nieuwsblad van het

Noorden, 23-11-1936. Archief

Lefier Stadskanaal.

heugenis. Het aantal werklozen noemde hij beangstigend, veel mannen werden tewerkgesteld in werkverschaffingsprojecten. Om vervolgens te verzuchten dat de financiële toestand van de gemeente helaas ook nog eens ontoereikend was om de geldelijke gevolgen te dragen.

2.2.5.4 Er wordt weer gebouwd

In de tussentijd was er voor het eerst sinds 1921 weer nieuwe

bouwactiviteit in de gemeente Onstwedde te bespeuren. In 1936 kwam de regering met de eerder genoemde financiële regeling voor woningbouw voor krotopruiming. De Inspecteur van de Volkshuisvesting, op bezoek in Onstwedde, drong bij burgemeester Bergmeijer aan op het onbewoonbaar verklaren van een vijftigtal woningen. Dit leidde aanvankelijk tot

protesten onder de bevolking. Zelfs toen werd aangekondigd dat hiervoor in de plaats 50 goedkope arbeiderswoningen terug zouden worden gebouwd. Vanuit de particuliere sector bleek geen bereidheid te zijn om met rijkssteun woningen te gaan bouwen. Uiteindelijk besliste de gemeente daarom dit dan zelf maar te doen.156

Ook Stichting Woningbouw van de gemeente Onstwedde sloeg weer aan het bouwen met de krotopruimingsbijdragen. In 1936 werden 40 Werkverschaffing in de

jaren dertig. Mannen kruien in een rij grond weg bij Jipsinghuizen

woningen gebouwd door swo. Twintig in Stadkanaal en eenzelfde aantal in Musselkanaal.157 Het jaar erop bouwde swo liefst 60 woningen, 32 in Stadskanaal en 28 in Musselkanaal.158 In 1938 werd begonnen met de bouw van 28 bejaardenwoningen in een hofje in Stadskanaal.159

’t Hofje was een bijzonder project: woningen voor bejaarden. Volkshuisves- ting was in die dagen bij uitstek gericht op arbeidersgezinnen. Maar hier sloegen gemeenten en woningstichting swo de handen ineen en realiseer- den een door gemeentearchitect J. Meinen ontworpen ‘Delftse school’160 project voor ouderen. Het hofje werd gebouwd in een U-vorm rond een tuin met vijver in het Julianapark, in de jaren dertig aangelegd in het kader van de werkverschaffing. Zo groeide het woningbezit in korte tijd van 208 naar 336 woningen aan het begin van de Tweede Wereldoorlog.161

2.2.5.5 Tweede Wereldoorlog

De periode van de Tweede Wereldoorlog verloopt voor de woning- bouwstichtingen in de gemeente Onstwedde niet anders dan voor die in Hoogezand, Groningen of Borger. Er gebeurde eigenlijk heel weinig. Zeker na het afkondigen van de bouwstop van 1942. Bouw- en ‘t Hofje te Stadskanaal

75 | Volkshuisvesting wordt een publieke taak 74

19

02

19

45

166 -1.778.53, Doos W04, omslag 0633a-f, Gemeentearchief Emmen. 162 Jaarverslagen van de Stichting Woningbouw in de gemeente Onstwedde, 1942-1943, en gecombineerd 1943-1944 en 1944-1945.Ge- meentearchief Stadskanaal. 163

Nederlands instituut voor Volkshuisvesting en Ste- debouw, Nationale Wo- ningraad, Rapport inzake de

huisvesting van krotbewo- ners, (Amsterdam, 1932), 21.

164

nidi, Bevolkingsatlas van

Nederland. Demografische ontwikkelingen van 1850 tot heden, (Den Haag, 2003), 37.

165

Vegchel, G. van, De meta-

morfose van Emmen, (Am-

sterdam/Meppel, 1995), 26.

onderhoudsmaterialen werden schaars met als gevolg achterstallig onderhoud. En omdat alles op de bon was en er eigenlijk niets te koop was kon de swo in het jaarverslag over 1942/43 melden dat huurders “[...] prompt voldeden aan hun verplichtingen”. En zelfs dat “[...] velen den huurachterstand van de laatste jaren geheel hebben aangezuiverd”. Het gecombineerde Jaarverslag 1943/44 en 1944/45 kon zelfs melden dat de totale huurachterstand nog slechts ƒ 785,43 bedroeg. Op de balans stond in 1945 iets meer dan ƒ 1.346.000 aan woningbezit waarvoor iets meer dan ƒ 41.000 aan huren werd geïnd.162

2.2.6 Emmen

Over Emmen noteert het ‘Rapport inzake de huisvesting van

krotbewoners’ in 1932: “Op het platteland is de arbeidersbevolking veelal (nog) minder welgesteld dan in de steden en heerst er in sommige streken een zodanige armoede, dat velen daar met de aller ellendigste behuizing genoegen moeten nemen. Een zeer sterk voorbeeld van het laatste levert de gemeente Emmen. Men heeft daar eenvoudig moeten dulden, dat arbeiders zich van wat oud hout en rommel een keet in elkaar timmerden, omdat de algemene armoede geen betere huisvesting toeliet. Deze keten vormen inderdaad het laagste peil van de volkshuisvesting in ons land”. 163 Het tijdvak van 1850 tot 1900 werd gekenmerkt door een naar verhouding sterke bevolkingsgroei. Emmen was samen met Bussum de hardste groeier: de bevolking verachtvoudigde. Voor Emmen (en omstreken) hing die groei direct samen met de ontginning van het veengebied en de daaraan gekoppelde vraag naar arbeidskrachten.164 De gemeente Emmen was wat oppervlakte betreft in de jaren twintig van de twintigste eeuw na Apeldoorn de grootste van Nederland. Emmen-dorp was van oudsher een boerengemeenschap maar ontwikkelde zich tijdens de vervening tot bestuurlijk en handelscentrum van de gemeente. Emmen-dorp werd in die periode een aantrekkelijke vestigingsplaats voor middenstanders en het aantal inwoners verdubbelde bijna in de periode 1925 – 1947 van ongeveer 7.000 naar ruim 12.000. De verhouding middenstandswoning- arbeiderswoning in Emmen was 1 : 1,5, in bijvoorbeeld Barger-

Compascuum was deze 1 : 25,9.165

2.2.6.1 Een zevental Woningbouwverenigingen in de gemeente Emmen

In de gemeente Emmen waren tussen 1919 en 1922 een zevental woningbouwcorporaties in de dorpen actief. De oudste was de in 1919 opgerichte Woningbouw voor Erica en Omstreken, in 1920 gevolgd door

Stichting Emmer-Woningbouw. In 1921 kwamen er nog vijf bij, te weten

de Stichting Emmer-Compascumer Woningbouw, Woningbouwvereniging

Humosa te Amsterdamscheveld, Woningbouwvereniging Volksbelang

te Nieuw-Amsterdam, Stichting Woningbouw voor Klazienaveen en

Omgeving en Stichting Nieuw-Weerdinger Woningbouw.166 Geen van allen was een lang leven beschoren.

Woningbouw voor Erica en Omstreken startte voortvarend met bouwen en

binnen drie jaar had ze 46 woningwetwoningen gerealiseerd. Maar na die drie jaren achtte het Ministerie van Arbeid de algehele en financiële gang van zaken zodanig dat de burgemeester van Emmen werd voorgesteld Keet in de omgeving van

Amsterdamseveld, het huidige Erica

Sommige, zoals de Nieuw-Weerdinger Woningbouw hadden een trage start, met in de eerste twee jaren van haar bestaan slechts 4 betalin- gen voor in totaal ƒ 8,37

77 | Volkshuisvesting wordt een publieke taak 76

19

02

19

45

173

Roest, H., Bouwen aan Wo-

nen. 70 jaar mensen werk. 70 jaar Stichting Emmer Centraal Woningbeheer, (Emmen, 1992), 26. 174 -1.778.53, Doos W06, omslag 0639, Gemeentearchief Emmen. 167 -1.778.53, Doos W04, omslag 0633b, Gemeentearchief Emmen. 168 -1.778.53, Doos W04, omslag 0633b, Gemeentearchief Emmen. 169 -1.778.53, Doos W04, omslag 0633d, Gemeentearchief Emmen. 170 -1.778.53, Doos W04, omslag 0633g, Gemeentearchief Emmen. 171 -1.778.53, Doos W04, omslag 0633e, Gemeentearchief Emmen. 172 -1.778.53, Doos W04, omslag 0633f, Gemeentearchief Emmen.

het bezit van de stichting over te nemen. Het verwijt was dat het bestuur het beheer van de stichting “[...] in hoofdzaak aan den architect E.H. Bos te Nieuw-Amsterdam heeft overgelaten”. Terwijl daarnaast “[...] de boekhouding getuigde van een zoo geringe mate van bekendheid met de eischen die aan een administratie gesteld moeten worden [...]” dat het het ministerie niet gewenst leek de boekhouding in handen te laten van het bestuur. Daar kwam bij dat het er ook nog de schijn van had dat er gemalverseerd werd.167

Op 29 november 1922 werden alle bezittingen van Woningbouw voor

Erica en Omstreken overgedragen aan de gemeente Emmen. De stichting

had toen, volgens de Stand van Zaken van 18 maart 1922 46 woningen in bezit.168

In Erica waren door de Woningbouw voor Erica en Omstreken onder andere huizen van een type genaamd ‘Dolfijn’ gebouwd.

Maar Erica en Omstreken was niet de enige wier bezit overging naar de gemeente. Dit overkwam ook Humosa. Deze vereniging had volgens de Stand van Zaken van 18 maart 1922 een bezit van 8 woningen in Amsterdamscheveld, en op de verwachte huurinkomsten van ƒ 1085 een achterstand van ƒ 476.169 Ook de Emmer-Compascumer Woningbouw was gedwongen haar bezit van 77 woningen over te dragen aan de gemeente. Zij had in april 1922 ƒ 7.600 huurachterstanden in de boeken staan.

Volksbelang uit Nieuw-Amsterdam bezat 45 woningen, die eveneens naar

de gemeente overgingen met een tekort.170 En ook de 56 woningen van

Woningbouw voor Klazienaveen en Omgeving, met een huurachterstand

van zo’n ƒ 1.300,171 de 30 woningen van Nieuw-Weerdinger Woningbouw met een huurachterstand van zo’n ƒ 2.400172 en de 28 woningen van

Emmer Woningbouw gingen allemaal een voor een over naar de gemeente

Emmen.

Het zwakke beheer van de door de corporaties gebouwde woningen en de slechte administratie leidden er zo dus toe dat binnen één tot drie jaren na hun oprichting alle Emmer woningcorporaties werden opgeheven en Citaat uit een brief van

het Ministerie van Arbeid aan de gemeente Emmen.

hun bezit zagen overgaan naar de gemeente Emmen.173 Op 12 maart 1923 presenteerde de gemeente een consolidatieplan voor de 290 “(...) met rijksvoorschot gebouwde woningen in de gemeente Emmen, benevens een met voorschot verkregen bestaande woning te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen”. Gelijk sprak ze het voornemen uit om ze te zijner tijd, geconsolideerd, over te gaan dragen aan “(...) een (...) bouwstichting”.174 Die gemeentelijke bouwstichting had inmiddels de naam Emmer Centrale

Woningbouw (ecw) gekregen bij het passeren van de oprichtingsacte op

5 april 1922.

2.2.6.2 De gemeente bouwt zelf

Naast de door de woningcorporaties ontwikkelde projecten bouwde de gemeente Emmen ook zelf arbeiderswoningen. In een brief van 2 december 1921 van burgemeester en wethouders van Emmen aan de minister van Arbeid werd de moeilijke situatie met betrekking tot de heersende woningnood in de gemeente Emmen toegelicht. Gelet op de Woningnoodwet van 1918 zou 10% van de stichtingskosten van woningen voor rekening van de gemeente moeten komen. Maar de gemeente had geen geld. En gezien de op handen zijnde overname van Erica, woningtype Dolfijn

79 | Volkshuisvesting wordt een publieke taak 78 177 Vegchel, 33. 178 Vegchel, 31. 175 -1.778.53, Doos W06 omslag 0643, Gemeentearchief Emmen. 176 -1.778.53, Doos W5, Gemeentearchief Emmen.

de woningbouwverenigingen in de gemeente Emmen lag van die kant de bouwactiviteit stil.

De minister zelf had aangegeven dat er volgens hem 350 woningen gebouwd zouden moeten worden, maar gezien het grote aantal krotwoningen was de werkelijke behoefte vele malen groter. Daarom stelde b&w dat het onvermijdelijk leek dat de gemeente zelf moest gaan bouwen. Er werd op gewezen dat er dan wel hele goedkope woningen zouden moeten worden gebouwd. De werkloosheid en algemene armoede in de gemeente maakte dure woningen namelijk onverhuurbaar.

De eisen die het ministerie stelde aan woningen (groot oppervlak, 3 slaapkamers) waren niet te realiseren, schreven b&w. Zij vroegen de minister om “(...) bijzondere maatregelen in dezen uitzonderingstoestand”. De gemeente vroeg kort gezegd permissie om kleinere, goedkopere woningen te mogen gaan bouwen waarbij tekorten op de exploitatie- rekeningen volledig ten laste van het Rijk mochten worden gebracht.175 Op 27 mei 1924 was het zover en kon de gemeente beginnen met de bouw van 100 “goedkoope arbeiderswoningen” voor een bouwprijs van 1700 gulden ieder.176

2.2.6.3 Sociale en economische problemen

Ondertussen waren de economische problemen voor Zuidoost-Drenthe zo groot geworden dat in 1923 de armlastige gemeente Emmen van overheidswege werd gesaneerd. Emmen kwam als eerste gemeente geheel onder financieel toezicht van het Rijk. Het onder curatele stellen van de gemeente leidde op een aantal punten tot meer overheidssteun.

Exploitatierekening 100 goedkope arbeiderswoningen

19

02

19

45

De rijksoverheid gaf directe financiering van de begroting, startte werkgelegenheidsprojecten en stimuleerde de turfexploitatie door middel van subsidies. Het waren effectieve lapmiddelen tegen de sociale ellende. Ook feit dat nogal wat mensen wegtrokken op zoek naar werk elders bracht verlichting. In de periode 1925-1930 vertrokken ruim 7.000 personen uit Emmen naar industriegebieden in Twente, Eindhoven en Zuid-Limburg. Philips bouwde naar aanleiding hiervan zelfs een ‘Drents dorp’.177

Ondanks het aanvankelijke succes schoten deze maatregelen volstrekt tekort toen vanaf 1929 de grote economische wereldcrisis uitbrak. Tussen 1930 en 1937 raakten 3.500 van de 6.000 veenarbeiders hun baan kwijt. In 1937 was bijna een kwart van de Emmer arbeiders werkloos tegenover landelijk 11%.178 Een deel van de mensen dat eerder was vertrokken op zoek naar werk en daar nu werkloos was geworden, keerde terug naar Emmen. Vandaar dat midden jaren dertig door de gemeente een industrialisatiecommissie werd opgezet om lokaal werkgelegenheid te creëren. De commissie richtte zich via b&w tot het ministerie van Economische Zaken met de vraag de industrialisatie van Emmen te Drents Dorp, Kreugelstraat,

81 | Volkshuisvesting wordt een publieke taak 80 180 Roest, 33-35. 179 Vegchel, 30-31.

bevorderen. Emmen kreeg het verzoek terug om een wervende brochure samen te stellen die het ministerie beloofde aan geïnteresseerde

ondernemers door te zullen spelen. Maar ook zonder wezenlijke hulp van het ministerie gebeurde er iets. Langzaamaan vestigde zich industrie in Emmen . Zo maakt Purit al sinds 1921 actieve koolstof uit turf in Klazienaveen.

Daar vestigde zich ook de nv Textielfabriek Emmen (1936). Bendien confectiefabriek vestigde zich in Emmen-dorp (1938) evenals Steenbergen Machinefabriek (1939). De textielfabrieken waren filiaalvestigingen van Twentse bedrijven. Zij vestigden zich in Emmen met name vanwege de gewoonte die in het veen bestond dat vrouwen meewerkten. En textielfabrieken draaiden bijna geheel op vrouwelijke arbeidskrachten. Helaas brak de Tweede Wereldoorlog uit en doorkruiste voorlopig de industrialisatieplannen.179

2.2.6.4 Emmer Centrale Woningbouw bouwt niet

Precies op het moment dat de ecw ontstond, begon de rijksoverheid zich terughoudend op te stellen bij het verlenen van bouwvoorschotten. Purit fabriek in Klazienaveen

19

02

19

45

Elders werd vanaf 1922 eigenlijk al niet meer gebouwd door de woningbouwverenigingen. De ecw ging dus van start in een relatief stille periode wat de huizenbouw betreft. De particuliere woningbouw zorgde voor flink wat nieuwe woningen zodat in 1926/27 de woningnood behoorlijk was gedaald. Een vertrekoverschot van 2.614 personen waardoor 373 woningen vrijkwamen hielp daarbij natuurlijk ook. Voor ecw was er in deze periode overigens genoeg werk te doen. Naast het onderhoud aan de woningen was er de uitdaging om de zeven woningcorporaties te vervlechten tot een organisatie. Daarnaast moest de administratie weer uit die van de gemeente worden ‘getrokken’. Zolang er werkzaamheden waren die verband hielden met het beheer van de door de gemeente overgenomen bezittingen gebeurde dat namelijk op de