• No results found

Dit onderzoek is een toetsend onderzoek, dat wil zeggen dat aan de hand van bestaande literatuur en theorieën de hypothesen opgesteld worden en deze aan de hand van empirisch onderzoek worden getoetst. In hoofdstuk 2 is de literatuur behandeld en in hoofdstuk 3 zijn de hypothesen opgesteld.

De data voor het empirisch onderzoek wordt verzamelt uit jaarrekeningen (deskresearch). De organisaties die onderzocht worden vallen binnen de Nederlandse wetgeving onder RJ 650. Dit houdt in dat deze organisaties zich aan deze richtlijnen moeten houden en hun jaarrekening hiernaar moeten inrichten. Het voordeel dat dit oplevert voor dit onderzoek, is dat alle organisaties alle benodigde informatie moeten verantwoorden en dat in de jaarverslagen dezelfde definities worden gebruikt. De ratio‟s en percentages die gebruikt worden in dit onderzoek worden zelf aan de hand van de gegevens uit de jaarverslagen uitgerekend en kunnen door verschillen in definitie afwijken van ratio‟s uit de jaarrekening, dit om tot ratio‟s te komen die zo goed mogelijk de efficiëntie weergeven. De gebruikte data en eventuele argumentatie hiervoor is in de volgende paragraaf beschreven. In paragraaf 4.3 wordt het empirisch model beschreven en toegelicht.

4.2 Data Bezoldiging

Voor de directiebeloning wordt de totale bezoldiging genomen: het salaris inclusief vakantiegeld, het werkgeversdeel aan sociale lasten en pensioenpremies. Dit sluit aan bij de bezoldiging zoals de organisaties het moeten verantwoorden in de jaarrekening (RJ 650). De gegevens worden uit de jaarrekening gehaald dus deze komen overeen met de vereiste.

Om de groei van de organisatie te meten wordt gekeken naar het percentage waarmee de totale inkomsten gegroeid zijn ten opzichte van het voorgaande jaar ((Totale inkomsten T-Totale Inkomsten T-1)/T-Totale inkomsten T-1 *100%). Hierin worden dus zowel resultaten uit eigen fondsenwerving als resultaten uit inkomsten uit subsidies en beleggingen meegenomen. De reden hiervoor is dat de directeur verantwoordelijk is voor de hele organisatie en niet alleen voor de eigen fondsenwerving. De directeur is ook eindverantwoordelijke als er grote negatieve beleggingsresultaten worden behaald of subsidies worden verworven of verloren.

Program spending ratio

In tegenstelling tot de ratio die RJ 650 voorschrijft, besteding aan doelstelling ten opzichte van de totale inkomsten, wordt de ratio hier berekend door de bestedingen aan de doelstelling te delen door de totale lasten. Hiervoor is gekozen omdat de inkomsten vaak niet gelijk zijn aan de lasten, en het zou voor kunnen komen dat de inkomsten sterk tegenvallen. Hierdoor zou theoretisch een program spending ratio van meer dan 100% kunnen ontstaan. Om daadwerkelijk efficiëntie te meten is het deel van elke euro dat besteed wordt aan het goede doel duidelijker als percentage dan het deel van elke euro die binnenkomt. Aangezien geld dat binnenkomt en niet direct wordt uitgegeven, maar bijvoorbeeld wordt belegd totdat het voor een belangrijker doel kan worden aangewend, dan een negatieve druk zou leggen op de program spending ratio. Daarentegen zou geld dat uit reserves gebruikt wordt de ratio omhoog stuwen en onnatuurlijk hoge program spending kunnen aangeven. De program spending ratio wordt als volgt berekend: Het percentage van de totale lasten dat aan de doelstelling wordt besteed (Besteed aan doelstelling/Totale lasten *100%).

Administratieve ratio

Om dezelfde reden als hierboven beschreven wordt de administratieve ratio bepaald door de kosten aan administratie en beheer te delen door de totale bestedingen. Hierdoor ontstaat het deel van de kosten die aan administratie en beheer worden besteed. Er is gekozen voor de kosten aan administratie en beheer zoals voorgeschreven in RJ650 die het omschrijft als de kosten in het kader van beheersing en administratievoering die niet toegerekend worden aan de doelstelling of aan fondsenwerving. Dit is echter niet gelijk aan de overhead kosten, er bestaan vele overhead kosten die wel (ten dele) toegerekend kunnen worden aan de doelstelling, bijvoorbeeld huisvesting. De ratio is het percentage van de totale lasten dat aan administratie en beheer wordt besteed (Kosten administratie en beheer/Totale lasten *100%).

Fundraising ratio

In tegenstelling tot de vorige ratio‟s wordt voor de fundraising ratio niet de totale inkomsten als noemer gebruikt maar de inkomsten uit eigen fondsenwerving. Hiermee worden de voorschriften van RJ650 en het CBF gevolgd. Dit percentage drukt de kosten van elke euro opgebracht uit eigen fondsenwerving uit. Dit is het percentage van de kosten voor eigen fondsenwerving ten opzichte van de baten uit eigen fondsenwerving (Kosten eigen fondsenwerving/baten eigen fondsenwerving *100%).

Controle variabelen

Uit de literatuur is gebleken dat er naast de directeur een aantal zaken zijn die invloed hebben op de prestaties van de organisatie. Deze zullen als controle variabele mee worden genomen zodat hier rekening mee wordt gehouden. Ten eerst speelt de grootte en leeftijd van de organisatie een rol. De grootte wordt gemeten als het natuurlijk logaritme van de totale inkomsten, het natuurlijk logaritme wordt genomen omdat de inkomsten extreem grote waarden aanneemt ten opzichte van de overige variabelen, dit het beeld kan beïnvloeden. De leeftijd in het jaar van het verslag minus het jaar van oprichting. Om rekening te houden met institutionele donoren wordt gekeken naar het percentage van de inkomsten uit subsidies van overheden ten opzichte van de totale inkomsten. Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen 4 verschillende sectoren: gezondheidszorg (1), ontwikkelingswerk (2), welzijn (3) en natuur en milieu (4). En er wordt een dummy variabele aangemaakt om onderscheidt te maken tussen stichtingen (0) en verenigingen (1).

4.3 Empirische model

Eerst zal er een correlatietest worden gedaan om te kijken of de variabelen onderling verband houden met elkaar en om er zeker van te zijn dat multicollineariteit geen probleem vormt. Als de onderlinge correlatie tussen de variabelen hoger is dan 0,7 moet er rekening worden gehouden met multicollineariteit en hier verder op getest worden. Vervolgens zal er in SPSS een regressieanalyse worden uitgevoerd. Hierbij zal het onderstaande regressiemodel worden getest:

Prestaties = a + b1Directiebeloning +b2Controle Variabele + ε

Omschrijving Naam Eenheid

Afhankelijke variabele

Groei van den baten Groeibaten % Program Spending Ratio PSR % Administratieve Ratio Admin %

Fundraising Ratio FundR %

Onafhankelijke variabele Bezoldiging Bezoldiging in €1000

Controle variabele

Grootte LnBaten LN van baten in €1000

Leeftijd Leeftijd Jaren

Overheidssubsidie Subsidie %

Juridische status JurSt 0= Stichting 1= Vereniging

Sector

Gezondheidszorg DSector1 0= niet 1=wel Internationale hulp DSector2 0=niet 1=wel

Welzijn DSector3 0=niet 1=wel

Natuur en Milieu DSector4 0=niet 1=wel

Hieruit volgen de volgende regressiemodellen:

Groeibaten = a + B1Bezoldiging + b2LNbaten + b3Leeftijd + b4Subsidie + b5 JurSt + b6 DSector1 +b7 DSector2 + b8 DSector3 + b9 DSector4 + ε

PSR = a + B1 Bezoldiging + b2LNbaten + b3Leeftijd + b4 Subsidie + b5 JurSt + b6 DSector1 +b7 DSector2 + b8 DSector3 + b9 DSector4 + ε

Admin = a + B1 Bezoldiging + b2LNbaten + b3Leeftijd + b4 Subsidie + b5 JurSt + b6 DSector1 +b7 DSector2 + b8 DSector3 + b9 DSector4 + ε

FundR = a + B1 Bezoldiging + b2LNbaten + b3Leeftijd + b4 Subsidie + b5 JurSt + b6 DSector1 +b7 DSector2 + b8 DSector3 + b9 DSector4 + ε

GERELATEERDE DOCUMENTEN