• No results found

Onderzoeksdoel en -methode

Het doel van het archeologisch vooronderzoek is vast te stellen of er in het plangebied sprake is van archeologische resten die door bouwwerkzaamheden verstoord kunnen worden en, zo ja, wat de waarde daarvan is in termen van beleving, fysieke en inhoudelijke kwaliteit. Vervolgens wordt er een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, op basis waarvan een advies gegeven over een eventueel

archeologisch vervolgtraject.

In aanvulling op het bureauonderzoek is een archeologisch booronderzoek verricht. Hierbij zijn in de eerste plaats de fysisch-geografische en bodemkundige gegevens getoetst (verkennend booronderzoek). In de tweede plaats is vastgesteld in hoeverre de oorspronkelijke bodemopbouw intact is met het oog op de aanwezigheid en de conservering van archeologische vindplaatsen en zijn de monsters onderzocht op archeologische indicatoren (karterend booronderzoek).

Hiervoor zijn de volgende projectspecifieke bronnen geraadpleegd:

- Archeologische beleidskaart van de gemeente Laren;

- voor archeologische gegevens: http://www.archis.nl d.d. 11 november 2010;

- voor de verstoringen: www.bodemloket.nl, d.d. 7 februari 2011 - voor cultuurhistorische gegevens: http://www.kich.nl;

2 Het onderzoek is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.2 (zie bijlage 2).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 9 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

2 Verwachtingsmodel 2.1 Landschappelijke context

Het plangebied aan de Co Bremanlaan in Laren bevindt zich landschappelijk gezien in het Midden-Nederlandse zandgebied.3 Dit is het gebied dat bestaat uit de stuwwallen van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug en het gebied dat zich daar tussen bevindt; de Gelderse Vallei. Laren ligt op de flank van de Utrechtse heuvelrug, op de overgang van de stuwwal naar de Gelderse Vallei. Deze stuwwallen zijn ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien, die duurde van 370.000 tot 130.000 jaar geleden.4 De gestuwde afzettingen bestaan uit grof zand en grind dat voor de opstuwing door vlechtende riviersystemen van de Rijn en Maas is afgezet.

Op de geomorfologische kaart is de stuwwal duidelijk herkenbaar (kaart 2). Er is ook een droog dal zichtbaar. Dergelijke dalen zijn tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (120.000 tot10.000 jaar geleden), in de stuwwallen ingesleten. Door het koude klimaat was de grond permanent bevroren waardoor water via het oppervlak moest afstromen. Bovendien was er weinig vegetatie, waardoor veel sediment hellingafwaarts werd getransporteerd. Het plangebied zelf is vanwege de bebouwing niet gekarteerd. Ten oosten van het plangebied bevinden zich dekzandwelvingen en lage landduinen. De locatie van het plangebied op de relatief hoge en droge flank van de stuwwal is een aantrekkelijke locatie geweest voor de mens om zich te vestigen.

Ook op de bodemkaart is het plangebied niet gekarteerd vanwege de bebouwing (kaart 3). Het gebied ten westen van het plangebied is gekarteerd als hoge zwarte enkeerdgronden. Deze bodems hebben een humeus dek van tenminste vijftig centimeter dik. Het humeuze cultuurdek is vanaf de Late Middeleeuwen ontstaan doordat de grond als akkerland in gebruik werd genomen en door continue plaggenbemesting langzaam werd opgehoogd.5 Het cultuurdek kan een conserverende werking hebben op de originele bodem die zich eronder bevindt. Hierdoor kunnen archeologische sporen mogelijk goed bewaard zijn gebleven.

Enkeerdgronden komen in het algemeen voor op hoger gelegen gronden die aantrekkelijk zijn geweest voor de mens om zich op te vestigen. Onder het cultuurdek bevindt zich vaak een humuspodzol-B, met

plaatselijk daarboven nog een uitspoelings-horizont (E). In het algemeen zijn gebieden waar vanaf de Middeleeuwen esdekken zijn gevormd ook in het verdere verleden vaak zeer geschikt geweest voor agrarisch gebruik, en dus ook voor het vestigen van plattelandsnederzettingen. Vaak bevindt zich onder het esdek dan ook een oude(re) akkerlaag. Ten oosten van het plangebied komen laarpodzolgronden en duinvaaggronden voor. In het plangebied komen oorspronkelijk waarschijnlijk podzolgronden, al dan niet met een esdek, of duinvaaggronden voor. De kans is aanwezig dat de bodem in het plangebied gedeeltelijk is verstoord bij het realiseren van de aanwezige bebouwing.

2.2 Archeologische waarden

De eerste sporen van menselijke aanwezigheid binnen de huidige gemeente Laren gaan terug tot de periode 300.000-35.000 v. Chr. In de Kuil van Koppel te Laren zijn vuursteenafslagen uit het Midden Paleolithicum gevonden. Daarnaast zijn sporen van jager-verzamelaars bekend uit het Mesolithicum (8.800-4.900 v. Chr.).

Het ging hierbij om nomaden die rondtrokken in het landschap zonder zich permanent te vestigen, en die

3 Berendsen 1997.

4 Berendsen 1996.

5 Stiboka 1966.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 10 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

hierdoor moeilijk archeologisch te traceren zijn. In het Neolithicum (4.900-2.000 v. Chr.) deed voor het eerst landbouw en een sedentaire levenswijze zijn intrede. De bewoning op en rondom stuwwallen zoals in het Gooi, vertoont grote samenhang met de oorspronkelijke gesteldheid van het natuurlijke landschap.

Vanouds is de bewoning in het Gooi geconcentreerd op de hogere delen in het landschap. In de prehistorie en de vroege historie vestigden boeren zich over het algemeen op de hoogste delen van de stuwwal. In de Middeleeuwen verschoven de nederzettingen meer naar de flanken van de stuwwal, waarschijnlijk vanwege verdroging van de hoger gelegen gebieden.6 Ook het dorp Laren is in de Late Middeleeuwen verplaatst. De oude locatie van de nederzetting was het Sint Janskerkhof, dat tot ca. 1500 werd bewoond.

De gemeente Laren kent vele grafheuvels uit het Neolithicum en/of de Bronstijd (2.000-800 v. Chr.). Deze grafheuvels liggen deels op de Zuiderheide en worden ook wel de Zeven Bergjes genoemd. Ook op de Westerheide liggen enkele grafheuvels. Circa 800 m ten zuiden van het plangebied zijn bij opgravingen in 1960 en in 1963 resten gevonden uit het Midden Neolithicum, de Trechterbeker-cultuur (3.400-2.850 v.

Chr.). De vondsten werden getypeerd als ‘nederzettingsafval’, veel scherven aardewerk en mogelijk enkele paalgaten. De vondsten werden gedaan op een gedeeltelijk verstoven stuk heide, grenzend aan de vroegere eng. Ongeveer 500 m2 werd onderzocht. De grondsporen waren erg onduidelijk; de objecten werden in het algemeen in de bovenste 50 cm van de bodem aangetroffen.7 Eveneens circa 800 m ten zuiden van het plangebied is een waarneming geregistreerd uit 1960 van nederzettingsresten uit de Midden Bronstijd (1.800-1.100 v. Chr.). Het gaat hier om aardewerk van het Drakenstein-type, hutteleem en paalgaten.8 Ca. 200 meter ten noordoosten van het plangebied is in 1966 een verzameling vuursteenafslagjes

waargenomen met een datering tussen het Mesolithicum en de Bronstijd.9 Gezien de onnauwkeurigheid van de datering kan deze waarneming niet duidelijk aan één periode worden toegeschreven, maar wijst wel op prehistorische bewoning van de omgeving van Laren. Nabij het plangebied zijn geen sporen uit de IJzertijd bekend (800-12 v. Chr.). In de Romeinse tijd (12 v. – 450 na Chr.) bevond het gebied rond Laren zich ten noorden van de limes. Er bevinden zich geen vondsten met betrekking tot de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen in de nabije omgeving van het plangebied.

Vanaf de Late Middeleeuwen (1050-1500 na Chr.) vindt een grote bevolkingsgroei plaats en worden steeds meer gebieden in gebruik genomen voor landbouw. De flanken vormden geschikte locaties om akkers aan te leggen, gezien de gunstige hydrologische omstandigheden. Tot in de negentiende eeuw kenmerkte de landbouw in Laren zich door gemengde bedrijven. Op de akkers werden gewassen verbouwd, terwijl op de hoger gelegen heidevelden en in de bossen het vee kon grazen. Vanaf de Middeleeuwen ontstonden geleidelijk aan zogenoemde engen, door het voortdurend opbrengen van mest en heideplaggen op de akkers nabij het dorp.10 Op deze wijze ontstond een dikke cultuurlaag op het oorspronkelijke zand.

Wanneer de cultuurlaag meer dan een halve meter dik is, wordt gesproken van een esdek. Een esdek kan een conserverende werking hebben op de originele bodem die zich eronder bevindt. Hierdoor kunnen archeologische sporen mogelijk goed bewaard zijn gebleven. Op de bodemkaart is het plangebied niet gekarteerd vanwege de ligging in de bebouwde kom, waardoor niet kan worden vastgesteld of er sprake is van een esdek.

De oudste vermelding van de naam Laren stamt uit 1306; het betrof een document dat melding maakte van de arrestatie van de koster uit Laren vanwege een vechtpartij. Naast de vermelding van Laren weten we

6 Vervloet 2000, 119.

7 Archis waarnemingsnr. 35.111; Bakker 1966, 27-32.

8 Archis waarnemingsnr. 35.115.

9 Archis waarnemingsnr. 40.458.

10 Stiboka 1966.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 11 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

hierdoor ook dat zich in Laren een kerk bevond, naar wij mogen aannemen de St. Janskerk. Rond 1494 telde Laren 50 “haertsteden”, wat een bevolking van circa 300 inwoners zal hebben opgeleverd.

Figuur 3 Uuitsnede uit kadastrale minuut 183. De globale ligging van het plangebied is met een rode cirkel aangeduid (bron: www.watwaswaar.nl).

Figuur 4: Historische kaart van Laren (1904). Het plangebied is bij benadering aangegeven met een rode cirkel (bron: www.watwaswaar.nl).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 12 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

Rond 1732 omvatte Laren 152 huizen, wat overeenkomt met een bevolking van circa 912 inwoners. Rond 1840 had Laren 1930 inwoners.11 Laren ontwikkelde zich als brinkdorp. De brink was van oorsprong een plek aan de rand van het dorp, waar ’s avonds het vee bijeen werd gedreven. Naarmate Laren groeide, kwam de brink meer en meer in het centrum van het dorp te liggen. Ook werden er wel markten gehouden, waardoor de brink een centrale functie kreeg.

Vanaf de Late Middeleeuwen concentreerde de bewoning zich dus zich met name op de flanken van de stuwwal. Rondom Laren zijn op deze stuwwalflanken vele waarnemingen gedaan met betrekking tot de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd.12

In paragraaf 2.1 is de bodemkundige situatie van het plangebied beschreven. Op de bodemkaart is het plangebied niet gekarteerd vanwege de ligging in de bebouwde kom, waardoor niet kan worden vastgesteld of er sprake is van een esdek. Uit de kadastrale minuut van de gemeente Laren van 1832 blijkt dat het plangebied in dat jaar in gebruik was als bouwland en in bezit was van de gemeente Laren (figuur 3).13 Dit gebruik kan betekenen, evenals de ligging van het plangebied op de flanken van de stuwwal, dat er sprake is van een eng. Dit maakt de aanwezigheid van een cultuurdek mogelijk, die een conserverende werking kan hebben op de onderliggende originele bodem.

Het plangebied is gelegen aan de Torenlaan, voorheen bekend als de Huizerweg, de verbindingsweg tussen Laren en Huizen via Blaricum, één van de wegen die vanaf de brink van Laren uitwaaierden naar de omliggende plaatsen.

In 1883 werd de tramverbinding tussen Hilversum en Blaricum via Laren geopend, als aftakking van de lijn Amsterdam-Hilversum.14 De tramlijn liep over de Torenlaan langs het plangebied, maar heeft het perceel niet doorsneden. In 1947 is de tramlijn opgeheven. Uit de historische topografische kaart van 1904 blijkt, dat het plangebied in dat jaar nog steeds in gebruik was als bouwland en niet was bebouwd (figuur 4). In de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw vond langs de Torenlaan uitbreiding en verdichting van de bebouwing plaats door de bouw van met name vrijstaande landhuizen. Hierbij is het plangebied onbebouwd gebleven.

In de tweede helft van de 20e eeuw is een deel van het perceel bebouwd. Dit gebouw is inmiddels gesloopt.

Het grootste deel van het plangebied (het midden en het noordwestelijke gedeelte ervan) is dus in ieder geval vanaf het begin van de 19e eeuw tot op heden onbebouwd gebleven. Het is niet bekend of er anderszins bodemverstoringen zijn opgetreden in het onbebouwde deel van het plangebied.

Binnen het plangebied zijn geen archeologische vondsten of waarnemingen geregistreerd.

In de nabijheid van het plangebied bevindt zich één archeologisch monument (monumentnummer 13734) Het betreft de historische kern van Laren, begrenst op grond van de historische kaart uit 1849-1859.

In de omgeving van het plangebied zijn in het verleden vijf archeologische onderzoeken uitgevoerd. De onderzoekslocaties zijn alle geheel of gedeeltelijk gelegen in het centrumgebied van Laren.

Van de uitgevoerde onderzoeken bleek in één geval vervolgonderzoek noodzakelijk.15

11 Cerruti 1982, 15.

12 Bijvoorbeeld Archis waarnemingsnrs. 3..275, 3.276, 3.278, 3.279, 3.280, 3.281, 3.285, 3.290, 3.291, 3.292, 3.293.

13 www.watwaswaar.nl.

14 .Monumenten Inventarisatie Project Laren.

15 Zie Bekius et al. 2008 voor onderzoeksmeldingsnummer 30175. Vervolgonderzoek is geadviseerd en overgenomen in een selectiebesluit in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden onder onderzoeksmeldingsnummer 33277, zie Leijnse 2009. Er word geen vervolgonderzoek aanbevolen.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 13 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

- Archis onderzoeksnr. 23.119 (Kerklaan): karterend booronderzoek uit 2007 (circa 300 m ten noordoosten van het plangebied). Het onderzoek heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd.16 - Archis onderzoeksnr. 30.175 en 33.277 (Warrekan, Brink 29): booronderzoek uit 2008, gevolgd door

een proefsleuvenonderzoek in 2010 (circa 300 m ten noordoosten van het plangebied). Op basis van het booronderzoek is vanwege de mogelijke aanwezigheid van resten van de St. Janskerk een

proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn echter geen sporen aangetroffen die betrekking hadden op de voormalige St. Janskerk; vermoedelijk bevond de achterkant van deze kerk zich net buiten de sleuf.

- Archis onderzoeksnr. 31.857 (Naarderstraat 28): bureauonderzoek (circa 400 m ten noorden van het plangebied). Op basis van de Minuutplan uit 1825 zou zich hier een gebouw bevinden uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Vanwege de beperkte voorgenomen verstoringen binnen het plangebied is geen vervolgonderzoek aanbevolen.17

- Archis onderzoeksnr. 41.231 (Oosterend 5): bureauonderzoek (circa 600 m ten noorden van het plangebied). Gezien beperkte oppervlak en reeds aanwezige verstoringen is geen vervolgonderzoek geadviseerd.18

- Archis onderzoeksnr. 42.558 (Bij de Toren 1a): bureauonderzoek (ca. 0,5 km ten zuidwesten van het plangebied). Ter plaatse bleek dat de onderzoekslocatie al 160 cm is afgegraven, waarmee de

archeologisch relevante laag is verdwenen. Gezien de zeer lage archeologische verwachting wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd.

2.3 Verstorende bodemingrepen in het verleden

Uit de gegevens van het Bodemloket blijkt dat een deel van het plangebied in 2009 geheel is gesaneerd. Het betreft het gedeelte waar voorheen aanwezige bebouwing is gesloopt. Hierbij kunnen archeologische lagen zijn verstoord. Voor het overige deel van het plangebied zijn geen verstoringen bekend.19

2.4 Archeologische verwachting op basis van het bureauonderzoek

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Laren bevindt het plangebied zich in een ongekarteerde zone (bebouwde kom), waardoor het nog onduidelijk is wat de eventuele conservering is van

archeologische resten. De ongekarteerde zone wordt op de beleidskaart aangeduid als beleidscategorie 7:

gebieden waarvoor archeologische en landschappelijke gegevens ontbreken. Deze gebieden worden door de gemeente principe gezien als zones met een hoge archeologische verwachting.

De IKAW geeft eveneens geen uitsluitsel over de archeologische verwachting in het plangebied, aangezien ook op deze kaart sprake is van een ongekarteerde zone.

Het plangebied is gelegen op de relatief hoge en droge flank van een stuwwal, wat vanaf het Mesolithicum een aantrekkelijke vestigingsplek was. Uit de bodemkaart en historische bronnen valt af te leiden dat er in het plangebied een gerede kans is op de aanwezigheid van een esdek, dat conserverend kan werken voor onderliggende archeologische waarden. Er is een kleinere kans aanwezig, dat het plangebied gelegen is op een duinvaaggrond, wat een lagere archeologische verwachting met zich meebrengt. Aangezien het

plangebied op de bodemkaart niet is gekarteerd, kunnen hierover op grond van het bureauonderzoek geen eenduidige uitspraken worden gedaan.

16 Van Kappel 2007.

17 Benjamins 2007.

18 Bergmans 2010.

19 www.bodemloket.nl, geraadpleegd op 8 februari 2011.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 14 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

De geraadpleegde historische bronnen wijzen uit dat het plangebied in ieder geval vanaf de 19e eeuw tot in de 20e eeuw als bouwland in gebruik is geweest en in de 20e eeuw deels is bebouwd. Uit de bronnen blijkt niet dat er behalve de gedeeltelijke bebouwing van het plangebied bodemverstorende ingrepen hebben plaatsgevonden.

De in de nabijheid van het plangebied uitgevoerde archeologische onderzoeken en waarnemingen laten zien, dat het gebied vanaf het Mesolithicum is bewoond en gebruikt en wijzen op het voorkomen van

(onverstoorde) archeologische resten in de omgeving van het plangebied. Aangezien uit historische bronnen niet gebleken is, dat de bodem van het onbebouwde deel van het plangebied in het verleden verstoord is geraakt, kan op grond daarvan niet worden uitgesloten, dat zich intacte archeologische resten in de ondergrond bevinden.

Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er in het onbebouwde deel van het plangebied een middelhoge tot hoge kans is op het aantreffen van archeologische waarden.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 15 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

3 Karterende boringen en veldkartering

3.1 Vraagstelling onderzoek

Aan de hand van het archeologische veldonderzoek door middel van karterende boringen is getracht de volgende onderzoeksvragen zo volledig mogelijk te beantwoorden:

- wat zijn de fysisch-geografische en bodemkundige omstandigheden binnen het plangebied?

- in hoeverre de oorspronkelijke bodemopbouw intact is met het oog op de aanwezigheid en de conservering van archeologische vindplaatsen?

- bevinden zich in de boormonsters (zeefmonsters karteren) archeologische indicatoren?

3.2 Onderzoeksmethode

Richtinggevend voor het onderzoek zijn de richtlijnen van de gemeente Laren en de algemeen geldende richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.2).20 Voor het plangebied geldt geen specifieke verwachting, daarom wordt uitgegaan van de brede zoekoptie zand (E1).

Binnen het plangebied zijn 7 boringen gepland die worden gezet in een gelijkbenigdriehoeksgrid van 20 x 25 m; voor het 0,3 ha grote plangebied komt dit neer op circa 20 boringen per ha. Er is geboord met een Edelman megaboor (diameter 15 cm). Indien een intact bodemprofiel, een archeologische laag of archeologische indicatoren is aangetroffen, werden zeefmonsters genomen van de relevante lagen.

De boringen zijn niet dieper dan 0,25 m in het moedermateriaal (C-horizont) gezet. NAP-hoogtes worden via AHN verkregen. De boorpunten worden met GPS ingemeten en op een boorpuntenkaart geplot. De opgeboorde grond is met behulp van een 4 mm-zeef, doorzocht op archeologische vondsten. De

boorstaten zijn beschreven conform de NEN 510421, de horizontbeschrijving volgens de Bakker/Schelling.22 De boorstaten worden analoog aangeleverd.

3.3 Resultaten veldonderzoek

Er is in het plangebied geen veldverkenning uitgevoerd, omdat de bodem in het gehele plangebied bedekt was. In het zuidelijke deel bevinden zich funderingsresten van de voormalige bebouwing en in het noordelijke deel is de bodem bedekt door strooisel.

Door de funderingsresten in een deel van het plangebied was het bodemarchief daar niet toegankelijk om boringen in te zetten (kaart 5). Twee boringen die daar gepland waren konden niet worden uitgevoerd. Er is wel een extra boring gezet in het noordelijke deel van het plangebied om de aanwezige bodemverstoring beter te kunnen begrenzen.

In het plangebied is een enkeerdgrond aangetroffen. De oorspronkelijke bodem bestaat uit fijnzandig, grindhoudend materiaal dat is afgespoeld van hoger op de stuwwal. Dit zand heeft een grijsgele kleur.

Hierop bevindt zich een humeus dek dat in dikte varieert van 50 tot 100 centimeter. Ter plaatse van de boorpunten 1,3,5 en 8 is het esdek en de top van de bodem onder het esdek verstoord. Het humeuze dek gaat direct over in de C-horizont van het onderliggende zandpakket. De overgang is erosief. Dit betekent dat de top van de oorspronkelijke bodem, waar eventuele archeologische sporen kunnen worden verwacht,

20 Tol/Verhagen/Verbruggen 2006, tabel 8.

21 Nederlands Normalisatie Instituut 1989.

22 Bakker/Schelling 1989.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 16 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

verploegd is. De verstoring wordt bevestigd door de aanwezigheid van recent puin en afval (botmateriaal, cement, modern aardewerk) dat op deze boorlocaties in het humeuze dek aanwezig is.

Ter plaatse van de boorpunten 2 en 4 is het esdek onverstoord en bevindt zich onder het esdek nog een deel van de B-horizont van de oorspronkelijke bodem onder het esdek. Van de overgang van het humeuze dek naar het onderliggende zand zijn zeefmonsters genomen. Bij het zeven van deze monsters zijn geen archeologische sporen of indicatoren aangetroffen.

3.4 Gespecificeerde archeologische verwachting

Op basis van het bureauonderzoek bestond er voor het plangebied een middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van sporen van menselijke activiteit uit het Mesolithicum tot het heden.

Tijdens het veldonderzoek is gebleken dat de ondergrond van het plangebied deels geroerd is door (sub)recente menselijke activiteit. Ter plaatse van de boorpunten 2 en 4 is het esdek nog onverstoord. Van de overgang van het humeuze dek naar het onderliggende zand zijn zeefmonsters genomen van het opgeboorde materiaal. Gezien de grootte van de gebruikte Edelman megaboor is het waarschijnlijk dat er

Tijdens het veldonderzoek is gebleken dat de ondergrond van het plangebied deels geroerd is door (sub)recente menselijke activiteit. Ter plaatse van de boorpunten 2 en 4 is het esdek nog onverstoord. Van de overgang van het humeuze dek naar het onderliggende zand zijn zeefmonsters genomen van het opgeboorde materiaal. Gezien de grootte van de gebruikte Edelman megaboor is het waarschijnlijk dat er