• No results found

Herinrichting Co Bremanlaan, Laren, gemeente Laren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Herinrichting Co Bremanlaan, Laren, gemeente Laren"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vestigia BV Spoorstraat 5 3811 MN Amersfoort telefoon 033 277 92 00 fax 033 277 92 01 info@vestigia.nl

Gecontroleerd door Vestigia BV: R.M. van Heeringen d.d. 07-04-2011 Geaccordeerd door Gemeente Laren d.d.

Herinrichting Co Bremanlaan, Laren, gemeente Laren

Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek

Rapportnummer: V851 Projectnummer: V10-1986

ISSN: 1573 - 9406

Status en versie: Definitief 2.0

In opdracht van: OD205 Stedenbouw Onderzoek en Landschap BV Rapportage: S. Malda, A. Lutz, R.M. van Heeringen

Plaats en Datum: Amersfoort, 7 april 2011

Niets uit dit werk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke bewerking van het werk, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Vestigia BV

(2)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 2 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

Projectgegevens

Initiatief Bouwwerkzaamheden

Toponiem Co Bremanlaan

Locatie Co Bremanlaan

Plaats Laren Gemeente Laren

Provincie Noord-Holland

Opdrachtgever OD205 Stedenbouw Onderzoek en Landschap BV

Postbus 2890 2601 CW Delft

Contactpersoon opdrachtgever A. Stam, tel 015-2131915

Oppervlakte plangebied 0,3 ha

Diepte grondwerkzaamheden onbekend

Huidig grondgebruik Deels bebouwd

Onderzoeksmelding 44817

Soort onderzoek Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek RD-hoekcoördinaten van het plangebied 144212/474843

144250/474879 144275/474862

144264/474850 144282/474832 144241/474786

Kaartblad (1:25.000) 32A, Soestdijk

Uitvoerder en documentatie Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie Projectleider/Senior archeoloog R.M. van Heeringen

Projectmedewerkers S. Malda

A. Lutz E. Louwe Uitvoering booronderzoek 1 februari 2011

Bevoegd gezag Gemeente Laren

Eemnesserweg 19 1251 NA Laren

Contactpersoon B. Gangelhof

Deskundige namens BG G.P. Alders

(3)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 3 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

Inhoudsopgave

Advies...5

Onderbouwing advies ...7

1 Projectomgeving ...7

1.1 Plangebied en initiatief... 7

1.2 Onderzoeksdoel en -methode ... 8

2 Verwachtingsmodel...9

2.1 Landschappelijke context... 9

2.2 Archeologische waarden... 9

2.3 Verstorende bodemingrepen in het verleden ...13

2.4 Archeologische verwachting op basis van het bureauonderzoek ...13

3 Karterende boringen en veldkartering... 15

3.1 Vraagstelling onderzoek ...15

3.2 Onderzoeksmethode...15

3.3 Resultaten veldonderzoek...15

3.4 Gespecificeerde archeologische verwachting...16

Literatuur ... 17

Atlassen... 17

Digitale bronnen... 17

Afbeeldingen en bijlagen ... 19

(4)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 4 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

Figuur 1: Foto van het plangebied.

(5)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 5 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

Advies

OD205 Stedenbouw is betrokken bij het opstellen van het bestemmingsplan voor het gebied Laren-Noord, gemeente Laren (Noord-Holland). Onderdeel van dit bestemmingsplan is een ontwikkelingslocatie voor woningbouw, gelegen aan de Co Bremanlaan te Laren. Het plangebied was tot voor kort deels bebouwd, de aanwezige bebouwing is gesloopt. De fundering van de voormalige bebouwing is nog aanwezig (figuur 1). Het ontwerp voor de locatie is momenteel in een schetsstadium. Voor het programma wordt uitgegaan van de bouw van appartementen, eventueel gecombineerd met grondgebonden woningen. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 0,3 ha. Voorafgaand aan de herontwikkeling dient in kaart te worden gebracht welke archeologische waarden mogelijk in het geding komen. Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Laren bevindt het plangebied zich in een ongekarteerde zone (bebouwde kom), waardoor het nog onduidelijk is wat de eventuele conservering is van mogelijke aanwezige archeologische vondsten en sporen. De ongekarteerde zone wordt op de beleidskaart aangeduid als beleidscategorie 7: gebieden waarvoor archeologische en landschappelijke gegevens ontbreken. Deze gebieden worden door de gemeente in principe gezien als zones met een hoge archeologische verwachting (beleidscategorie 3). Per geval dient een concrete afweging gemaakt te worden, waarbij rekening gehouden wordt met eventueel in het verleden uitgevoerde bodemverstorende activiteiten. Aangezien het plangebied in principe aangemerkt wordt als een zone met beleidscategorie 3, geldt tevens de bijbehorende onderzoeksplicht bij een

bodemverstoring met een minimum oppervlakte van 200 m2.

Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) ligt het plangebied eveneens in een ongekarteerde zone. Binnen het plangebied staan in de Archis2-database geen archeologische vondsten of waarnemingen geregistreerd. Wel zijn in de directe nabijheid van het plangebied 6 archeologische onderzoeken uitgevoerd en 3 archeologische waarnemingen geregistreerd. Verder ligt er 1 archeologisch monument nabij het plangebied.

Uit het bureauonderzoek is gebleken, op grond van de archeologische onderzoeken en waarnemingen, dat de omgeving van het plangebied vanaf het Mesolithicum bewoond wordt.

Uit de bodemkundige analyse van het plangebied is de mogelijke aanwezigheid van een humeus cultuurdek gebleken, als onderdeel van de oude akkercomplexen op de flanken van de stuwwal bij het dorp Laren. Een dergelijk cultuurdek kan een conserverende werking hebben op de originele bodem die zich eronder bevindt. Hierdoor kunnen archeologische sporen mogelijk goed bewaard zijn gebleven.

Historische bronnen wijzen uit, dat in het onbebouwde deel van het plangebied in elk geval gedurende de 19e en 20e eeuw geen bodemverstorende bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Verder wijzen de bronnen op gebruik als bouwland in de 19e eeuw, een mogelijke aanwijzing voor de aanwezigheid van een cultuurlaag met een mogelijk conserverende werking.

Op grond van het bureauonderzoek kon niet uitgesloten worden dat in de ondergrond van het plangebied intacte archeologische sporen en resten aangetroffen kunnen worden. Daarom is een vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van een karterend veldonderzoek. Het onderzoek was gericht op de volgende aspecten:

- de mate van verstoring van de ondergrond van het plangebied - de bodemkundige situatie van het plangebied

- het aantonen van de aan- dan wel de afwezigheid van archeologische waarden

(6)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 6 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

Tijdens het veldonderzoek is gebleken dat de ondergrond van het plangebied deels geroerd is door (sub)recente menselijke activiteit. Ter plaatse van de boorpunten 2 en 4 is het esdek nog onverstoord. Van de overgang van het humeuze dek naar het onderliggende zand zijn zeefmonsters genomen. Bij het zeven van deze monsters zijn geen archeologische sporen of indicatoren aangetroffen.

Ter plaatse van de boorpunten 6 en 7 kon niet worden geboord in verband met de aanwezigheid van een fundering en funderingsresten. Naar verwachting zijn de archeologisch relevante lagen eronder verstoord.

De beoogde ontwikkeling van het plangebied zal naar verwachting geen extra verstoring veroorzaken.

Aangezien archeologisch relevante lagen in het plangebied deels verstoord zijn en er geen archeologische indicatoren in onverstoorde context zijn aangetroffen, wordt het niet waarschijnlijk geacht dat bij toekomstige bodemverstorende ingrepen in het plangebied aanwijzingen voor menselijke bewoning of gebruik van het gebied in het verleden worden aangetroffen. Op basis van het veldonderzoek kan worden gesteld dat de archeologische verwachting voor het plangebied voor alle perioden van het Mesolithicum tot het heden laag is.

Op basis van de onderzoeksresultaten adviseert Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie daarom geen nader archeologisch onderzoek en ziet geen bezwaar in de voortgang van de bouwplannen. Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk om de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.1 In zeer uitzonderlijke gevallen kan de Minister, indien noodzakelijk, het werk voor enige tijd stilleggen zodat onderzoek verricht kan worden. Schade toegebracht door de vertraging zal naar redelijkheid worden vergoed (monumentenwet 1988 Wamz artikel 53, 56-8).

1 p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort (tel. 033 42 17 421).

(7)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 7 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

Onderbouwing advies

1 Projectomgeving 1.1 Plangebied en initiatief

In opdracht van OD205 Stedenbouw heeft Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd op een plangebied aan de Co Bremanlaan te Laren (kaart 1 en figuur 2). Het onderzoek omvat een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van

inventariserende boringen conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.2). OD205 Stedenbouw is betrokken bij het opstellen van het bestemmingsplan voor het gebied Laren-Noord, gemeente Laren (Noord-Holland). Onderdeel van dit bestemmingsplan is een ontwikkelingslocatie voor woningbouw, gelegen aan de Co Bremanlaan. Het plangebied was tot voor kort deels bebouwd. De aanwezige bebouwing is gesloopt, alleen de fundering is nog aanwezig (figuur 1) De ontwerpen voor de locatie zijn op dit moment in een schetsstadium. Voor het programma wordt uitgegaan van de bouw van appartementen, eventueel gecombineerd met grondgebonden woningen. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 0,3 ha.

Figuur 2 Locatie plangebied (bron: google Earth).

(8)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 8 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

De IKAW en de gemeentelijke archeologisch beleidskaart (kaart 4) geven geen uitsluitsel over de archeologische verwachting binnen het plangebied. Het plangebied ligt op beide kaarten in een niet gekarteerde zone, vanwege de ligging binnen het bebouwde gebied van Laren. De ongekarteerde zone wordt op de beleidskaart van de gemeente Laren aangeduid als beleidscategorie 7: gebieden waarvoor archeologische en landschappelijke gegevens ontbreken. Deze gebieden worden door de gemeente in principe gezien als zones met een hoge archeologische verwachting (beleidscategorie 3). Per geval dient een concrete afweging gemaakt te worden, waarbij rekening gehouden wordt met eventueel in het verleden uitgevoerde bodemverstorende activiteiten. Aangezien het plangebied aangemerkt wordt als een zone met een hoge archeologische verwachting, geldt tevens een onderzoeksplicht bij een bodemverstoring met een minimum oppervlakte van 200 m2. Voor het plangebied geldt op basis hiervan een onderzoeksplicht.

Omdat bij de realisatie van de appartementen niet uitgesloten kan worden dat schade ontstaat aan archeologische waarden, dient voorafgaand aan de ontwikkeling in kaart te worden gebracht welke archeologische waarden in het geding kunnen komen.

1.2 Onderzoeksdoel en -methode2

Het doel van het archeologisch vooronderzoek is vast te stellen of er in het plangebied sprake is van archeologische resten die door bouwwerkzaamheden verstoord kunnen worden en, zo ja, wat de waarde daarvan is in termen van beleving, fysieke en inhoudelijke kwaliteit. Vervolgens wordt er een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, op basis waarvan een advies gegeven over een eventueel

archeologisch vervolgtraject.

In aanvulling op het bureauonderzoek is een archeologisch booronderzoek verricht. Hierbij zijn in de eerste plaats de fysisch-geografische en bodemkundige gegevens getoetst (verkennend booronderzoek). In de tweede plaats is vastgesteld in hoeverre de oorspronkelijke bodemopbouw intact is met het oog op de aanwezigheid en de conservering van archeologische vindplaatsen en zijn de monsters onderzocht op archeologische indicatoren (karterend booronderzoek).

Hiervoor zijn de volgende projectspecifieke bronnen geraadpleegd:

- Archeologische beleidskaart van de gemeente Laren;

- voor archeologische gegevens: http://www.archis.nl d.d. 11 november 2010;

- voor de verstoringen: www.bodemloket.nl, d.d. 7 februari 2011 - voor cultuurhistorische gegevens: http://www.kich.nl;

2 Het onderzoek is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.2 (zie bijlage 2).

(9)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 9 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

2 Verwachtingsmodel 2.1 Landschappelijke context

Het plangebied aan de Co Bremanlaan in Laren bevindt zich landschappelijk gezien in het Midden- Nederlandse zandgebied.3 Dit is het gebied dat bestaat uit de stuwwallen van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug en het gebied dat zich daar tussen bevindt; de Gelderse Vallei. Laren ligt op de flank van de Utrechtse heuvelrug, op de overgang van de stuwwal naar de Gelderse Vallei. Deze stuwwallen zijn ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien, die duurde van 370.000 tot 130.000 jaar geleden.4 De gestuwde afzettingen bestaan uit grof zand en grind dat voor de opstuwing door vlechtende riviersystemen van de Rijn en Maas is afgezet.

Op de geomorfologische kaart is de stuwwal duidelijk herkenbaar (kaart 2). Er is ook een droog dal zichtbaar. Dergelijke dalen zijn tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (120.000 tot10.000 jaar geleden), in de stuwwallen ingesleten. Door het koude klimaat was de grond permanent bevroren waardoor water via het oppervlak moest afstromen. Bovendien was er weinig vegetatie, waardoor veel sediment hellingafwaarts werd getransporteerd. Het plangebied zelf is vanwege de bebouwing niet gekarteerd. Ten oosten van het plangebied bevinden zich dekzandwelvingen en lage landduinen. De locatie van het plangebied op de relatief hoge en droge flank van de stuwwal is een aantrekkelijke locatie geweest voor de mens om zich te vestigen.

Ook op de bodemkaart is het plangebied niet gekarteerd vanwege de bebouwing (kaart 3). Het gebied ten westen van het plangebied is gekarteerd als hoge zwarte enkeerdgronden. Deze bodems hebben een humeus dek van tenminste vijftig centimeter dik. Het humeuze cultuurdek is vanaf de Late Middeleeuwen ontstaan doordat de grond als akkerland in gebruik werd genomen en door continue plaggenbemesting langzaam werd opgehoogd.5 Het cultuurdek kan een conserverende werking hebben op de originele bodem die zich eronder bevindt. Hierdoor kunnen archeologische sporen mogelijk goed bewaard zijn gebleven.

Enkeerdgronden komen in het algemeen voor op hoger gelegen gronden die aantrekkelijk zijn geweest voor de mens om zich op te vestigen. Onder het cultuurdek bevindt zich vaak een humuspodzol-B, met

plaatselijk daarboven nog een uitspoelings-horizont (E). In het algemeen zijn gebieden waar vanaf de Middeleeuwen esdekken zijn gevormd ook in het verdere verleden vaak zeer geschikt geweest voor agrarisch gebruik, en dus ook voor het vestigen van plattelandsnederzettingen. Vaak bevindt zich onder het esdek dan ook een oude(re) akkerlaag. Ten oosten van het plangebied komen laarpodzolgronden en duinvaaggronden voor. In het plangebied komen oorspronkelijk waarschijnlijk podzolgronden, al dan niet met een esdek, of duinvaaggronden voor. De kans is aanwezig dat de bodem in het plangebied gedeeltelijk is verstoord bij het realiseren van de aanwezige bebouwing.

2.2 Archeologische waarden

De eerste sporen van menselijke aanwezigheid binnen de huidige gemeente Laren gaan terug tot de periode 300.000-35.000 v. Chr. In de Kuil van Koppel te Laren zijn vuursteenafslagen uit het Midden Paleolithicum gevonden. Daarnaast zijn sporen van jager-verzamelaars bekend uit het Mesolithicum (8.800-4.900 v. Chr.).

Het ging hierbij om nomaden die rondtrokken in het landschap zonder zich permanent te vestigen, en die

3 Berendsen 1997.

4 Berendsen 1996.

5 Stiboka 1966.

(10)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 10 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

hierdoor moeilijk archeologisch te traceren zijn. In het Neolithicum (4.900-2.000 v. Chr.) deed voor het eerst landbouw en een sedentaire levenswijze zijn intrede. De bewoning op en rondom stuwwallen zoals in het Gooi, vertoont grote samenhang met de oorspronkelijke gesteldheid van het natuurlijke landschap.

Vanouds is de bewoning in het Gooi geconcentreerd op de hogere delen in het landschap. In de prehistorie en de vroege historie vestigden boeren zich over het algemeen op de hoogste delen van de stuwwal. In de Middeleeuwen verschoven de nederzettingen meer naar de flanken van de stuwwal, waarschijnlijk vanwege verdroging van de hoger gelegen gebieden.6 Ook het dorp Laren is in de Late Middeleeuwen verplaatst. De oude locatie van de nederzetting was het Sint Janskerkhof, dat tot ca. 1500 werd bewoond.

De gemeente Laren kent vele grafheuvels uit het Neolithicum en/of de Bronstijd (2.000-800 v. Chr.). Deze grafheuvels liggen deels op de Zuiderheide en worden ook wel de Zeven Bergjes genoemd. Ook op de Westerheide liggen enkele grafheuvels. Circa 800 m ten zuiden van het plangebied zijn bij opgravingen in 1960 en in 1963 resten gevonden uit het Midden Neolithicum, de Trechterbeker-cultuur (3.400-2.850 v.

Chr.). De vondsten werden getypeerd als ‘nederzettingsafval’, veel scherven aardewerk en mogelijk enkele paalgaten. De vondsten werden gedaan op een gedeeltelijk verstoven stuk heide, grenzend aan de vroegere eng. Ongeveer 500 m2 werd onderzocht. De grondsporen waren erg onduidelijk; de objecten werden in het algemeen in de bovenste 50 cm van de bodem aangetroffen.7 Eveneens circa 800 m ten zuiden van het plangebied is een waarneming geregistreerd uit 1960 van nederzettingsresten uit de Midden Bronstijd (1.800-1.100 v. Chr.). Het gaat hier om aardewerk van het Drakenstein-type, hutteleem en paalgaten.8 Ca. 200 meter ten noordoosten van het plangebied is in 1966 een verzameling vuursteenafslagjes

waargenomen met een datering tussen het Mesolithicum en de Bronstijd.9 Gezien de onnauwkeurigheid van de datering kan deze waarneming niet duidelijk aan één periode worden toegeschreven, maar wijst wel op prehistorische bewoning van de omgeving van Laren. Nabij het plangebied zijn geen sporen uit de IJzertijd bekend (800-12 v. Chr.). In de Romeinse tijd (12 v. – 450 na Chr.) bevond het gebied rond Laren zich ten noorden van de limes. Er bevinden zich geen vondsten met betrekking tot de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen in de nabije omgeving van het plangebied.

Vanaf de Late Middeleeuwen (1050-1500 na Chr.) vindt een grote bevolkingsgroei plaats en worden steeds meer gebieden in gebruik genomen voor landbouw. De flanken vormden geschikte locaties om akkers aan te leggen, gezien de gunstige hydrologische omstandigheden. Tot in de negentiende eeuw kenmerkte de landbouw in Laren zich door gemengde bedrijven. Op de akkers werden gewassen verbouwd, terwijl op de hoger gelegen heidevelden en in de bossen het vee kon grazen. Vanaf de Middeleeuwen ontstonden geleidelijk aan zogenoemde engen, door het voortdurend opbrengen van mest en heideplaggen op de akkers nabij het dorp.10 Op deze wijze ontstond een dikke cultuurlaag op het oorspronkelijke zand.

Wanneer de cultuurlaag meer dan een halve meter dik is, wordt gesproken van een esdek. Een esdek kan een conserverende werking hebben op de originele bodem die zich eronder bevindt. Hierdoor kunnen archeologische sporen mogelijk goed bewaard zijn gebleven. Op de bodemkaart is het plangebied niet gekarteerd vanwege de ligging in de bebouwde kom, waardoor niet kan worden vastgesteld of er sprake is van een esdek.

De oudste vermelding van de naam Laren stamt uit 1306; het betrof een document dat melding maakte van de arrestatie van de koster uit Laren vanwege een vechtpartij. Naast de vermelding van Laren weten we

6 Vervloet 2000, 119.

7 Archis waarnemingsnr. 35.111; Bakker 1966, 27-32.

8 Archis waarnemingsnr. 35.115.

9 Archis waarnemingsnr. 40.458.

10 Stiboka 1966.

(11)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 11 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

hierdoor ook dat zich in Laren een kerk bevond, naar wij mogen aannemen de St. Janskerk. Rond 1494 telde Laren 50 “haertsteden”, wat een bevolking van circa 300 inwoners zal hebben opgeleverd.

Figuur 3 Uuitsnede uit kadastrale minuut 183. De globale ligging van het plangebied is met een rode cirkel aangeduid (bron: www.watwaswaar.nl).

Figuur 4: Historische kaart van Laren (1904). Het plangebied is bij benadering aangegeven met een rode cirkel (bron: www.watwaswaar.nl).

(12)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 12 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

Rond 1732 omvatte Laren 152 huizen, wat overeenkomt met een bevolking van circa 912 inwoners. Rond 1840 had Laren 1930 inwoners.11 Laren ontwikkelde zich als brinkdorp. De brink was van oorsprong een plek aan de rand van het dorp, waar ’s avonds het vee bijeen werd gedreven. Naarmate Laren groeide, kwam de brink meer en meer in het centrum van het dorp te liggen. Ook werden er wel markten gehouden, waardoor de brink een centrale functie kreeg.

Vanaf de Late Middeleeuwen concentreerde de bewoning zich dus zich met name op de flanken van de stuwwal. Rondom Laren zijn op deze stuwwalflanken vele waarnemingen gedaan met betrekking tot de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd.12

In paragraaf 2.1 is de bodemkundige situatie van het plangebied beschreven. Op de bodemkaart is het plangebied niet gekarteerd vanwege de ligging in de bebouwde kom, waardoor niet kan worden vastgesteld of er sprake is van een esdek. Uit de kadastrale minuut van de gemeente Laren van 1832 blijkt dat het plangebied in dat jaar in gebruik was als bouwland en in bezit was van de gemeente Laren (figuur 3).13 Dit gebruik kan betekenen, evenals de ligging van het plangebied op de flanken van de stuwwal, dat er sprake is van een eng. Dit maakt de aanwezigheid van een cultuurdek mogelijk, die een conserverende werking kan hebben op de onderliggende originele bodem.

Het plangebied is gelegen aan de Torenlaan, voorheen bekend als de Huizerweg, de verbindingsweg tussen Laren en Huizen via Blaricum, één van de wegen die vanaf de brink van Laren uitwaaierden naar de omliggende plaatsen.

In 1883 werd de tramverbinding tussen Hilversum en Blaricum via Laren geopend, als aftakking van de lijn Amsterdam-Hilversum.14 De tramlijn liep over de Torenlaan langs het plangebied, maar heeft het perceel niet doorsneden. In 1947 is de tramlijn opgeheven. Uit de historische topografische kaart van 1904 blijkt, dat het plangebied in dat jaar nog steeds in gebruik was als bouwland en niet was bebouwd (figuur 4). In de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw vond langs de Torenlaan uitbreiding en verdichting van de bebouwing plaats door de bouw van met name vrijstaande landhuizen. Hierbij is het plangebied onbebouwd gebleven.

In de tweede helft van de 20e eeuw is een deel van het perceel bebouwd. Dit gebouw is inmiddels gesloopt.

Het grootste deel van het plangebied (het midden en het noordwestelijke gedeelte ervan) is dus in ieder geval vanaf het begin van de 19e eeuw tot op heden onbebouwd gebleven. Het is niet bekend of er anderszins bodemverstoringen zijn opgetreden in het onbebouwde deel van het plangebied.

Binnen het plangebied zijn geen archeologische vondsten of waarnemingen geregistreerd.

In de nabijheid van het plangebied bevindt zich één archeologisch monument (monumentnummer 13734) Het betreft de historische kern van Laren, begrenst op grond van de historische kaart uit 1849-1859.

In de omgeving van het plangebied zijn in het verleden vijf archeologische onderzoeken uitgevoerd. De onderzoekslocaties zijn alle geheel of gedeeltelijk gelegen in het centrumgebied van Laren.

Van de uitgevoerde onderzoeken bleek in één geval vervolgonderzoek noodzakelijk.15

11 Cerruti 1982, 15.

12 Bijvoorbeeld Archis waarnemingsnrs. 3..275, 3.276, 3.278, 3.279, 3.280, 3.281, 3.285, 3.290, 3.291, 3.292, 3.293.

13 www.watwaswaar.nl.

14 .Monumenten Inventarisatie Project Laren.

15 Zie Bekius et al. 2008 voor onderzoeksmeldingsnummer 30175. Vervolgonderzoek is geadviseerd en overgenomen in een selectiebesluit in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden onder onderzoeksmeldingsnummer 33277, zie Leijnse 2009. Er word geen vervolgonderzoek aanbevolen.

(13)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 13 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

- Archis onderzoeksnr. 23.119 (Kerklaan): karterend booronderzoek uit 2007 (circa 300 m ten noordoosten van het plangebied). Het onderzoek heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd.16 - Archis onderzoeksnr. 30.175 en 33.277 (Warrekan, Brink 29): booronderzoek uit 2008, gevolgd door

een proefsleuvenonderzoek in 2010 (circa 300 m ten noordoosten van het plangebied). Op basis van het booronderzoek is vanwege de mogelijke aanwezigheid van resten van de St. Janskerk een

proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn echter geen sporen aangetroffen die betrekking hadden op de voormalige St. Janskerk; vermoedelijk bevond de achterkant van deze kerk zich net buiten de sleuf.

- Archis onderzoeksnr. 31.857 (Naarderstraat 28): bureauonderzoek (circa 400 m ten noorden van het plangebied). Op basis van de Minuutplan uit 1825 zou zich hier een gebouw bevinden uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Vanwege de beperkte voorgenomen verstoringen binnen het plangebied is geen vervolgonderzoek aanbevolen.17

- Archis onderzoeksnr. 41.231 (Oosterend 5): bureauonderzoek (circa 600 m ten noorden van het plangebied). Gezien beperkte oppervlak en reeds aanwezige verstoringen is geen vervolgonderzoek geadviseerd.18

- Archis onderzoeksnr. 42.558 (Bij de Toren 1a): bureauonderzoek (ca. 0,5 km ten zuidwesten van het plangebied). Ter plaatse bleek dat de onderzoekslocatie al 160 cm is afgegraven, waarmee de

archeologisch relevante laag is verdwenen. Gezien de zeer lage archeologische verwachting wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd.

2.3 Verstorende bodemingrepen in het verleden

Uit de gegevens van het Bodemloket blijkt dat een deel van het plangebied in 2009 geheel is gesaneerd. Het betreft het gedeelte waar voorheen aanwezige bebouwing is gesloopt. Hierbij kunnen archeologische lagen zijn verstoord. Voor het overige deel van het plangebied zijn geen verstoringen bekend.19

2.4 Archeologische verwachting op basis van het bureauonderzoek

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Laren bevindt het plangebied zich in een ongekarteerde zone (bebouwde kom), waardoor het nog onduidelijk is wat de eventuele conservering is van

archeologische resten. De ongekarteerde zone wordt op de beleidskaart aangeduid als beleidscategorie 7:

gebieden waarvoor archeologische en landschappelijke gegevens ontbreken. Deze gebieden worden door de gemeente principe gezien als zones met een hoge archeologische verwachting.

De IKAW geeft eveneens geen uitsluitsel over de archeologische verwachting in het plangebied, aangezien ook op deze kaart sprake is van een ongekarteerde zone.

Het plangebied is gelegen op de relatief hoge en droge flank van een stuwwal, wat vanaf het Mesolithicum een aantrekkelijke vestigingsplek was. Uit de bodemkaart en historische bronnen valt af te leiden dat er in het plangebied een gerede kans is op de aanwezigheid van een esdek, dat conserverend kan werken voor onderliggende archeologische waarden. Er is een kleinere kans aanwezig, dat het plangebied gelegen is op een duinvaaggrond, wat een lagere archeologische verwachting met zich meebrengt. Aangezien het

plangebied op de bodemkaart niet is gekarteerd, kunnen hierover op grond van het bureauonderzoek geen eenduidige uitspraken worden gedaan.

16 Van Kappel 2007.

17 Benjamins 2007.

18 Bergmans 2010.

19 www.bodemloket.nl, geraadpleegd op 8 februari 2011.

(14)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 14 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

De geraadpleegde historische bronnen wijzen uit dat het plangebied in ieder geval vanaf de 19e eeuw tot in de 20e eeuw als bouwland in gebruik is geweest en in de 20e eeuw deels is bebouwd. Uit de bronnen blijkt niet dat er behalve de gedeeltelijke bebouwing van het plangebied bodemverstorende ingrepen hebben plaatsgevonden.

De in de nabijheid van het plangebied uitgevoerde archeologische onderzoeken en waarnemingen laten zien, dat het gebied vanaf het Mesolithicum is bewoond en gebruikt en wijzen op het voorkomen van

(onverstoorde) archeologische resten in de omgeving van het plangebied. Aangezien uit historische bronnen niet gebleken is, dat de bodem van het onbebouwde deel van het plangebied in het verleden verstoord is geraakt, kan op grond daarvan niet worden uitgesloten, dat zich intacte archeologische resten in de ondergrond bevinden.

Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er in het onbebouwde deel van het plangebied een middelhoge tot hoge kans is op het aantreffen van archeologische waarden.

(15)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 15 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

3 Karterende boringen en veldkartering

3.1 Vraagstelling onderzoek

Aan de hand van het archeologische veldonderzoek door middel van karterende boringen is getracht de volgende onderzoeksvragen zo volledig mogelijk te beantwoorden:

- wat zijn de fysisch-geografische en bodemkundige omstandigheden binnen het plangebied?

- in hoeverre de oorspronkelijke bodemopbouw intact is met het oog op de aanwezigheid en de conservering van archeologische vindplaatsen?

- bevinden zich in de boormonsters (zeefmonsters karteren) archeologische indicatoren?

3.2 Onderzoeksmethode

Richtinggevend voor het onderzoek zijn de richtlijnen van de gemeente Laren en de algemeen geldende richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.2).20 Voor het plangebied geldt geen specifieke verwachting, daarom wordt uitgegaan van de brede zoekoptie zand (E1).

Binnen het plangebied zijn 7 boringen gepland die worden gezet in een gelijkbenigdriehoeksgrid van 20 x 25 m; voor het 0,3 ha grote plangebied komt dit neer op circa 20 boringen per ha. Er is geboord met een Edelman megaboor (diameter 15 cm). Indien een intact bodemprofiel, een archeologische laag of archeologische indicatoren is aangetroffen, werden zeefmonsters genomen van de relevante lagen.

De boringen zijn niet dieper dan 0,25 m in het moedermateriaal (C-horizont) gezet. NAP-hoogtes worden via AHN verkregen. De boorpunten worden met GPS ingemeten en op een boorpuntenkaart geplot. De opgeboorde grond is met behulp van een 4 mm-zeef, doorzocht op archeologische vondsten. De

boorstaten zijn beschreven conform de NEN 510421, de horizontbeschrijving volgens de Bakker/Schelling.22 De boorstaten worden analoog aangeleverd.

3.3 Resultaten veldonderzoek

Er is in het plangebied geen veldverkenning uitgevoerd, omdat de bodem in het gehele plangebied bedekt was. In het zuidelijke deel bevinden zich funderingsresten van de voormalige bebouwing en in het noordelijke deel is de bodem bedekt door strooisel.

Door de funderingsresten in een deel van het plangebied was het bodemarchief daar niet toegankelijk om boringen in te zetten (kaart 5). Twee boringen die daar gepland waren konden niet worden uitgevoerd. Er is wel een extra boring gezet in het noordelijke deel van het plangebied om de aanwezige bodemverstoring beter te kunnen begrenzen.

In het plangebied is een enkeerdgrond aangetroffen. De oorspronkelijke bodem bestaat uit fijnzandig, grindhoudend materiaal dat is afgespoeld van hoger op de stuwwal. Dit zand heeft een grijsgele kleur.

Hierop bevindt zich een humeus dek dat in dikte varieert van 50 tot 100 centimeter. Ter plaatse van de boorpunten 1,3,5 en 8 is het esdek en de top van de bodem onder het esdek verstoord. Het humeuze dek gaat direct over in de C-horizont van het onderliggende zandpakket. De overgang is erosief. Dit betekent dat de top van de oorspronkelijke bodem, waar eventuele archeologische sporen kunnen worden verwacht,

20 Tol/Verhagen/Verbruggen 2006, tabel 8.

21 Nederlands Normalisatie Instituut 1989.

22 Bakker/Schelling 1989.

(16)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 16 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

verploegd is. De verstoring wordt bevestigd door de aanwezigheid van recent puin en afval (botmateriaal, cement, modern aardewerk) dat op deze boorlocaties in het humeuze dek aanwezig is.

Ter plaatse van de boorpunten 2 en 4 is het esdek onverstoord en bevindt zich onder het esdek nog een deel van de B-horizont van de oorspronkelijke bodem onder het esdek. Van de overgang van het humeuze dek naar het onderliggende zand zijn zeefmonsters genomen. Bij het zeven van deze monsters zijn geen archeologische sporen of indicatoren aangetroffen.

3.4 Gespecificeerde archeologische verwachting

Op basis van het bureauonderzoek bestond er voor het plangebied een middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van sporen van menselijke activiteit uit het Mesolithicum tot het heden.

Tijdens het veldonderzoek is gebleken dat de ondergrond van het plangebied deels geroerd is door (sub)recente menselijke activiteit. Ter plaatse van de boorpunten 2 en 4 is het esdek nog onverstoord. Van de overgang van het humeuze dek naar het onderliggende zand zijn zeefmonsters genomen van het opgeboorde materiaal. Gezien de grootte van de gebruikte Edelman megaboor is het waarschijnlijk dat er bij aanwezigheid van archeologische resten archeologische indicatoren in de monsters aangetroffen zullen worden. Bij het zeven van de monsters zijn geen archeologische sporen of indicatoren aangetroffen.

In een deel van het plangebied was het zetten van een boring (boring 6 en 7) niet mogelijk in verband met de aanwezigheid van de funderingsresten van een recent gesloopt gebouw. Verwacht wordt, dat door de aanleg van deze fundering de archeologisch relevante lagen reeds zijn verstoord. Door de beoogde ontwikkeling van appartementen op deze locatie zal naar verwachting geen diepere verstoring optreden.

Aangezien archeologisch relevante lagen in het plangebied deels verstoord zijn en er geen archeologische indicatoren in onverstoorde context zijn aangetroffen, wordt het niet waarschijnlijk geacht dat bij toekomstige bodemverstorende ingrepen in het plangebied aanwijzingen voor menselijke bewoning in of gebruik van het gebied in het verleden worden aangetroffen. Op basis van het veldonderzoek kan worden gesteld dat de archeologische verwachting voor het plangebied voor alle perioden van het Mesolithicum tot het heden laag is.

Op pagina 5 van dit rapport is het advies te vinden dat gebaseerd is op de resultaten van het onderzoek.

(17)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 17 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

Literatuur

Bakker, J.A., 1960: Archeologisch nieuws. Laren, in: Nieuwsbulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 6-13, 109, 268.

Bakker, J.A., 1966: Een nederzetting van de trechterbekercultuur te Laren (N.H.), in: W.

Glasbergen/W. Groenman-van Waateringe (red.): In het voetspoor van A.E. van Giffen (2e vermeerderde druk), 27-32; Addenda, p. 170.

Bekius, D. en G.H. de Boer, 2008: De Warrekam, gemeente Laren; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek met veldtoets, Diemen (RAAP-notitie 2872).

Bergmans, M.L.J., 2010: Laren, Oosterend 5, een archeologisch bureauonderzoek, Steekproefrapport 2010- 06/10

Berendsen, H.J.A., 1996: De vorming van het land. Assen.

Berendsen, H.J.A., 1997: Landschappelijk Nederland, Assen.

Cerruti, W.G.M. 1982: Laren. Rijk aan monumenten, Laren.

Groot, N.C.F., Wilbers A.W.E., 2010: Archeologiebeleid BEL combinatie: de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren Archeologische beleidskaart en beleidsnota, B&G rapport 946

Leijnse, K., 2009: De Warrekam, gemeente Laren; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek proefsleuven), RAAP rapport 1891, Weesp, 2009)

MIP, 1991: Gemeentebeschrijving Laren, herziene versie, , Amersfoort (Monumenten inventarisatieproject, provincie Noord Holland).

Stiboka, 1966: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50000. Toelichting bij kaartblad 26 West, Harderwijk en 32 West, Amersfoort, Wageningen (Stichting voor Bodemkartering).

Vervloet, J.A.J. 2000: Zandlandschap, in: S. Barends et al. (red.): Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering, Utrecht.

Atlassen

Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. kaartblad 26 West, Harderwijk. Stichting voor bodemkartering, Wageningen, 1966.

Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. kaartblad 32 West, Amersfoort. Stichting voor bodemkartering, Wageningen, 1966.

Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen / Rijks Geologische Dienst, Haarlem, 1977.

Topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000. Topografische Dienst Nederland, Emmen.

Digitale bronnen

- Actueel Hoogtebestand Nederland Viewer (www.ahn.nl).

- Archeologisch Informatiesysteem (Archis): http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html.

- www.watwaswaar.nl.

- http://geo.noord-holland.nl/chw.

- Archeologische beleidskaart Laren.

- Luchtfoto’s via Google Earth: www.google.nl.

(18)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 18 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

(19)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 19 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

Afbeeldingen en bijlagen Kaart 1: Ligging plangebied Kaart 2: Geomorfologie Kaart 3: Bodem Kaart 4: Archeologie

Kaart 5: Resultaten veldonderzoek

Bijlage 1: Overzicht van archeologische en geologische perioden

Bijlage 2: Toelichting Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek Bijlage 3: Uitdraai Archisgegevens

Bijlage 4: Boorstaten

(20)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 20 Rapportnummer: V851, definitieve versie 2.0, d.d. 07-04-2011

(21)

V10-1986: Co Bremanlaan, Laren OD205 stedenbouw onderzoek en landschap

V851 versie 1.0 december 2010

Topografische Dienst Nederland, Emmen AL

1:20.000 / A4

//////////////////////////////////////////////// /

Project:

Rapport:

Datum:

Bron:

Tekenaar:

Schaal:

Grasland Bos

Akkerland

Heide / open natuur Water

Hoofdwegen

Overige wegen / paden Bebouwing

142000 143000 144000 145000 146000

473000474000475000476000

500m 0

(22)
(23)
(24)
(25)

bos

19 11

9

17

21

15

23 25

27 29

16

14

Rem isew

eg

Rem ise weg

11 1111111

22 2222222

44 4444444

55 5555555

33 3333333

66 6666666

77 7777777 88

8888888

V10-1986: Co Bremanlaan, Laren OD205 stedenbouw onderzoek en landschap

V851 versie 1.0 februari 2011

AL 1:6000 / A4

//////////////////////////////////////////////// /

Project:

Rapport:

Datum:

Tekenaar:

Schaal:

Topografie (GBKN)

deel B-horizont onder esdek

25m 0

144200 144300

474800

144250

474850

esdek verstoord tot in C-horizont

boring niet uit kunnen voeren Geen toegang tot bodemarchief

(26)
(27)
(28)

Periode Van - tot

Vroeg-Paleolithicum Midden-Paleolithicum Laat-Paleolithicum

tot 300.000 voor Chr.

300.000-35.000 voor Chr.

35.000-8800 voor Chr.

Vroeg-Mesolithicum Midden-Mesolithicum Laat-Mesolithicum

88.00-7100 voor Chr.

7100-6450 voor Chr.

6450-4900 voor Chr.

Vroeg-Neolithicum Midden-Neolithicum Laat-Neolithicum

5300-4200 voor Chr.

4200-2850 voor Chr.

2850-2000 voor Chr.

Vroege Bronstijd Midden-Bronstijd Late Bronstijd

2000-1800 voor Chr.

1800-1100 voor Chr.

1100-800 voor Chr.

Vroege IJzertijd Midden-IJzertijd Late IJzertijd

800-500 voor Chr.

500-250 voor Chr.

250-12 voor Chr.

Vroeg-Romeinse Tijd Midden-Romeinse Tijd Laat-Romeinse Tijd

12 voor-70 na Chr.

70-270 na Chr.

270-450 na Chr.

Vroege Middeleeuwen

Late Middeleeuwen 450-1050 na Chr.

1050-1500 na Chr.

Nieuwe Tijd A Nieuwe Tijd B Nieuwe Tijd C

1500- 1650 na Chr.

1650-1850 na Chr.

1850-1950 na Chr.

(29)

Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied. Het resultaat is een standaardrapport met een gespecificeerde archeologische verwachting, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van (eventueel) vervolgonderzoek.

Het rapport bevat, waar mogelijk, gegevens over aan- of afwezigheid, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden en aardwetenschappelijke eigenschappen (LS02 t/m LS04). Afhankelijk van de omvang van de toekomstige (planologische) ingreep en werkzaamheden, de aard van de aanleiding tot het bureauonderzoek en de vraagstelling (LS01), zullen aanvullende gegevens moeten worden verzameld. Hierbij blijft de doelstelling van het bureauonderzoek (het komen tot een gespecificeerde verwachting) overeind (LS05). Ten aanzien van archeologisch onderzoek in de bebouwde omgeving kunnen ondergrondse bouwhistorische waarden aangetast worden. Het is daarom wenselijk om ook in het archeologisch bureauonderzoek aandacht te schenken aan de bebouwde omgeving en het

voorkomen van ondergrondse bouwhistorische waarden, en zo een gespecificeerde verwachting op te stellen op basis van alle cultuurhistorische waarden in het onderzoeksgebied. Vervolgens wordt het rapport

opgesteld (LS06) en de gegevens aangeleverd bij Archis, waarna het proces kan worden afgesloten. Daarnaast dient de digitale documentatie binnen twee jaar na afronding van het standaardrapport overgedragen te worden aan het e-Depot (www.edna.nl) (DS05).

Het bureauonderzoek geldt als onderbouwing voor het door Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie opgestelde advies. Dit advies gaat nader in op de eventuele risico’s en benodigde vervolgstappen bij de verdere ruimtelijke ontwikkeling. Uit het advies kan volgen dat het archeologische verwachtingsmodel nader in het veld getoetst dient te worden. Dit kan door middel van een Inventariserend Veldonderzoek Overig (booronderzoek) en/of een Inventariserend Proefsleuvenonderzoek. Dit veldonderzoek leidt of tot vrijgave van het onderzoeksgebied of tot een advies voor behoud van de vindplaats en indien niet mogelijk nader archeologisch onderzoek. Indien fysiek behoud niet mogelijk is, dient een opgraving of archeologische begeleiding uitgevoerd te worden.

Voor een Inventariserend Veldonderzoek Overig is een Plan van Aanpak vereist, dat 10 dagen van te voren ter inzage dient te liggen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Voor de andere typen archeologisch onderzoek dient eerst een Programma van Eisen opgesteld te worden. Dit Programma van Eisen dient goedgekeurd te worden door het bevoegd gezag (meestal de betreffende gemeente). Vestigia is bevoegd om het gehele archeologische proces te doorlopen.

Het is aan het bevoegd gezag om uiteindelijk te beslissen of na het bureauonderzoek nog andere

archeologische werkzaamheden verricht dienen te worden. Het advies uitgebracht door Vestigia kan daarbij een belangrijke rol spelen en als zodanig ingebracht worden bij bestemmingsplanontwerpen of –wijzigingen en aanvragen voor bouwvergunningen. Indien gewenst, draagt Vestigia zorg voor een adequate afstemming van de resultaten met de betrokken gemeentelijke afdelingen. Op deze wijze wordt voorkomen dat in een later stadium discussie ontstaat over de gemaakte analyses.

(30)

Het doel van inventariserend veldonderzoek (IVO) is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting door middel van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende en/of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Het resultaat van een IVO is een rapport met een waardering en een inhoudelijk (selectie-)advies (buiten normen van tijd en geld), aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (meestal een selectiebesluit) genomen kan worden (SP02, VS02 t/m VS07, DS01 t/m DS05). Dit betekent dat de veldactiviteiten uitgevoerd worden tot het niveau waarop deze beslissing gefundeerd genomen kan worden.

Vestigia brengt naar aanleiding van het veldonderzoek een gespecificeerd advies uit, op basis waarvan het bevoegd gezag een besluit kan nemen over de wijziging in het bestemmingsplan van het onderzoeksgebied en eventueel nog te nemen vervolgstappen in het onderzoek.

Bij het IVO kan een onderscheid aangebracht worden in een verkennende, karterende en waarderende fase:

De verkennende fase heeft tot doel inzicht te krijgen in de gaafheid van vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden. Het doel is kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende fasen van onderzoek. De karterende fase heeft tot doel het onderzoeksterrein systematisch te onderzoeken op de aanwezigheid van vondsten en/of sporen. De waarderende fase heeft tot doel het waarnemingsnet te verdichten om de aard, omvang, datering, gaafheid, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de archeologische resten vast te stellen.

Cruciaal voor de uitvoering van het IVO is de keuze voor een bepaalde onderzoeksmethode, waarmee de gespecificeerde archeologische verwachting, gesteld in het bureauonderzoeksrapport getoetst kan worden in het veld. Dit dient in een Plan van Aanpak duidelijk gemaakt te worden (VS01, SP01).Als eisen gelden een verantwoording van alle gebruikte informatie, waarop de keuze gebaseerd wordt en een beschrijving van de veronderstelde kenmerken van de verwachte archeologische vindplaatsen m.b.t. diepteligging, omvang, archeologische indicatoren, ruimtelijke verdelingen binnen de vindplaats, artefacten. Boor- en

proefsleuvenonderzoek zijn op dit moment de enige karterende methoden voor het opsporen van (niet- zichtbare) sites buiten de historische kern die breed inzetbaar zijn. Andere prospectietechnieken zijn alleen in specifieke omstandigheden toepasbaar (bv. grondradar). Daarnaast kan de oppervlaktekartering een bijzonder waardevolle aanvulling zijn op een boor- of proefsleuvenonderzoek, met name daar waar (plaatselijk) sprake is van het aanploegen van vondstlagen of de aanwezigheid van molshopen en geschoonde sloten.

Booronderzoek is een geschikte prospectietechniek voor het opsporen van sites die zich kenmerken door een archeologische laag of een vondststrooiing met een voldoende hoge dichtheid. Indien een op te sporen site zich kenmerkt door een lage vondstdichtheid (< 40 vondsten/m²) is booronderzoek minder geschikt en kan een proefsleuvenonderzoek een betere methode zijn. Voor details naar verschillende boormethoden wordt verwezen naar de KNA Leidraad Inventariserend Veldonderzoek deel Karterend booronderzoek.

Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie is bevoegd tot het doen van alle fasen van booronderzoek. Ten aanzien van de rapportage en aanleveringseisen tot deponering gelden dezelfde eisen als bij een

bureauonderzoek met het verschil dat eventueel vondstmateriaal (vondsten, monsters) binnen twee jaar na afronding van het veldwerk conform de eisen van het depot bij het aangewezen depot wordt aangeleverd (DS01 t/m DS05).

(31)
(32)

1 van 8 Onbekend

Plaats:

Toponiem:

Laren Gemeente:

Noord-Holland Provincie:

Type onderzoek:

Aanmelding: Aanvang:

Archeologisch: booronderzoek

15-06-2007 25-06-2007 Geschatte duur:

Motief:

Uitvoerder:

Bevoegd gezag:

Projectleider:

Opdrachtgever:

1 Bouwwerkzaamheden

ADC ArcheoProjecten

Niet van toepassing Kappel, van

Niet van toepassing

Ingevoerd door/op: kvkap / 15-06-2007

Onderzoek bij deze melding

Onderzoeksnummer: Type onderzoek:

Diepte onderzoek: Aantal putten: Aantal boringen:

Gereedmelding:

18284 Archeologisch: booronderzoek

200 0 3

14-08-2007

Selectieadvies

geen vervolgonderzoek, locatie vrijgegeven Ingevoerd door /op: kvkap / 14-08-2007 Naam onderzoek:

(33)

2 van 8 Laren

Plaats:

Warrekam, Brink 29 Toponiem:

Laren Gemeente:

Noord-Holland Provincie:

Type onderzoek:

Aanmelding: Aanvang:

Archeologisch: booronderzoek

29-07-2008 07-08-2008 Geschatte duur:

Motief:

Uitvoerder:

Bevoegd gezag:

Projectleider:

Opdrachtgever:

1 Bouwwerkzaamheden

RAAP Archeologisch Adviesbureau

Niet van toepassing Ilson

Niet van toepassing

Ingevoerd door/op: cscha / 29-07-2008

Onderzoek bij deze melding

Onderzoeksnummer: Type onderzoek:

Diepte onderzoek: Aantal putten: Aantal boringen:

Gereedmelding:

23254 Archeologisch: booronderzoek

200 5

26-09-2008

Selectieadvies

Aanbevolen is om vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (IVO) karterende fase, bestaande uit een proefsleuvenonderzoek. Doel hiervan is om mogelijk aanwezige vindplaatsen uit de periode Mesolithicum-IJzertijd op te sporen. Met betrekking tot mogelijk aanwezige (funderings)resten van de voormalige Sint-Janskerk kan - indien de gemeente deze behoudenswaardig vindt - eveneens een proefsleuf worden aangelegd.

Toelichting Literatuur:

Bekius, D. en G.H. de Boer, 2008: Plangebied de Warrekam, gemeente Laren; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek met veldtoets. RAAP-notitie 2872.

Toelichting RAAP-notitie 2872

Ingevoerd door /op: cscha / 26-09-2008

Monumentnr: 13734 CMA-code:32A - 062 Status: Terrein van hoge archeologische waarde

(34)

3 van 8 Laren

Plaats:

Naardensrtraat 28 Toponiem:

Laren Gemeente:

Noord-Holland Provincie:

Type onderzoek:

Aanmelding: Aanvang:

Archeologisch: bureauonderzoek

29-10-2008 29-10-2008 Geschatte duur:

Motief:

Uitvoerder:

Bevoegd gezag:

Projectleider:

Opdrachtgever:

1 Overige grondwerkzaamheden

ADC ArcheoProjecten

Niet van toepassing Benjamins

Niet van toepassing

Ingevoerd door/op: bjkro / 29-10-2008

Onderzoek bij deze melding

Onderzoeksnummer: Type onderzoek:

Diepte onderzoek: Aantal putten: Aantal boringen:

Gereedmelding:

23674 Archeologisch: bureauonderzoek

29-10-2008

Selectieadvies

Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat er mogelijk een archeologische vindplaats aanwezig is in het gebied uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe Tijd, te weten de resten van een deel van een gebouw dat op de minuutplan uit 1825 staat aangegeven. Gezien het feit dat slechts in een gedeelte van het plangebied volledige verstoring zal optreden door de aanleg van de

funderingssleuven en in de rest van het plangebied beperkte verstoring zal optreden door de verandering in de waterhuishouding, wordt geadviseerd van verder onderzoek af te zien. Het verdient wel aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht

archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988, artikel 47, lid 1.

Ingevoerd door /op: bjkro / 29-10-2008 Naam onderzoek:

(35)

4 van 8 Laren

Plaats:

Brink 29, de Warrekam Toponiem:

Laren Gemeente:

Noord-Holland Provincie:

Type onderzoek:

Aanmelding: Aanvang:

Archeologisch: proefputten/proefsleuven

29-01-2009 10-02-2009 Geschatte duur:

Motief:

Uitvoerder:

Bevoegd gezag:

Projectleider:

Opdrachtgever:

2 Bouwwerkzaamheden

RAAP Archeologisch Adviesbureau

Gemeente Laren Leijnse

Gemeente Laren

Ingevoerd door/op: elaan / 29-01-2009

Onderzoek bij deze melding

Onderzoeksnummer: Type onderzoek:

Diepte onderzoek: Aantal putten: Aantal boringen:

Gereedmelding:

30321 Archeologisch: proefputten/proefsleuven

2 16-03-2010

Selectieadvies

Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van waardevolle archeologische resten in het onderzoeksgebied. Derhalve wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen.

Toelichting

Het karterend en waarderend onderzoek in de vorm van proefsleuven had tot doel de mogelijk aanwezige vindplaatsen uit de periode Mesolithicum t/m IJzertijd op te sporen. Tevens werd een sleuf

aangelegd om eventuele funderingsresten van de Sint Janskerk in kaart te brengen.

In het geval dat een vindplaats werd aangetroffen, diende hiervan bepaald te worden wat de kwaliteit, omvang, diepteligging, aard en datering van de grondsporen/resten is.

In totaal zijn twee proefsleuven aangelegd. De eerste proefsleuf had een lengte van 18 m en een breedte van 4 m. De tweede proefsleuf was in totaal 9 m lang en 2 m breed. Het totaal aangelegde oppervlak bedroeg 90 m². In beide proefsleuven zijn twee opgravingsvlakken aangelegd.

In het geval van sleuf 1 is het eerste vlak aangelegd in de begraven podzolbodem direct onder de verstoorde bovengrond. Vanaf het eerste vlak zijn 6 vakken van 50x50 uitgezeefd tot in de C-horizont. Het doel hiervan was het opsporen van vuursteen of aardewerkconcentraties. Aangezien hierin geen vondsten werden aangetroffen is het vlak in zijn geheel verdiept tot in de schone

C-horizont, om zo eventuele sporen in kaart te brengen. Op dit niveau werd 1 recente kuil aangetroffen.

In sleuf 1 zijn afgezien van recent bouwpuin geen vondsten aangetroffen.

In sleuf 2 is het eerste vlak aangelegd in een puinlaag onder het opgebrachte bouwzand. Afgezien van een uitbraaksleufje zijn op dit vlak geen sporen waargenomen.

Toelichting

Coordinaten:144.043/474.293

Datum einde onderzoek: 11-02-2008, Rapportage: 6-11-2009 Projectmedewerkers: drs. E. van der Laan, drs. F. Stevens Complextype(n): xxx

Datering: xxx

Diversen: Leijnse, K., Plangebied de Warrekam, gemeente Laren; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven), RAAPrapport 1891 (WEESP, 2009)

Ingevoerd door /op: elaan / 16-03-2010

(36)

5 van 8

Het tweede vlak is aangelegd in de top van de C-horizont. Op dit niveau zijn twee sporen aangetroffen.

1. Puinconcentraties met veel bakstenen en mortel.

2. Een rechthoekig spoor, dat op basis van de informatie van de pastoor van de Sint Jansbasiliek geïnterpreteerd is als de locatie van een oude olietank.

In de proefsleuf zijn dus geen funderingen van de voormalige Sint Janskerk aangetroffen. Vermoedelijk bevond de achterkant van de kerk zich net buiten de sleuf.

(37)

6 van 8 Laren

Plaats:

Oosterend 5 Toponiem:

Laren Gemeente:

Noord-Holland Provincie:

Type onderzoek:

Aanmelding: Aanvang:

Archeologisch: bureauonderzoek

01-06-2010 01-06-2010 Geschatte duur:

Motief:

Uitvoerder:

Bevoegd gezag:

Projectleider:

Opdrachtgever:

3 Bouwwerkzaamheden

De Steekproef, Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau

Niet van toepassing Bergmans

Niet van toepassing

Ingevoerd door/op: mlber / 02-06-2010

Onderzoek bij deze melding

Onderzoeksnummer: Type onderzoek:

Diepte onderzoek: Aantal putten: Aantal boringen:

Gereedmelding:

31213 Archeologisch: bureauonderzoek

09-06-2010

Selectieadvies

Uit het onderzoeksgebied en uit het aangrenzende gebied zijn geen vindplaatsen bekend. Door de bouw van de schuur in het plangebied zal de bodem reeds zijn aangetast. Gezien het beperkte oppervlak (28m2) zal het wetenschappelijke belang van de (resterende) archeologische waarde zeer beperkt zijn. Op grons hiervan adviseren wij om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren.

Ingevoerd door /op: mlber / 09-06-2010

(38)

7 van 8 Laren

Plaats:

Bij de Toren 1a Toponiem:

Laren Gemeente:

Noord-Holland Provincie:

Type onderzoek:

Aanmelding: Aanvang:

Archeologisch: bureauonderzoek

17-08-2010 07-08-2010 Geschatte duur:

Motief:

Uitvoerder:

Bevoegd gezag:

Projectleider:

Opdrachtgever:

1 Bouwwerkzaamheden

Archaeological Research en Consultancy

Gemeente Laren Wullink

Niet van toepassing

Ingevoerd door/op: ajwul / 17-08-2010

Onderzoek bij deze melding

Onderzoeksnummer: Type onderzoek:

Diepte onderzoek: Aantal putten: Aantal boringen:

Gereedmelding:

33043 Archeologisch: bureauonderzoek

0 0 0

01-11-2010

Selectieadvies

\newpage

\PAR[con]{Samenvatting en conclusie}

De onderzoekslocatie ligt op de flank van meest noordwestelijke uitloper van de Utrechtse Heuvelrug, ten westen van de Gelderse Vallei. Op de onderzoekslocatie worden gordeldekzandwelvingen (met of zonder oud bouwlanddek) verwacht. Op basis van deze bodemtypes in de omgeving worden op de onderzoekslocatie laarpodzolgronden of hoge enkeerdgronden verwacht. Daarom heeft de onderzoekslocatie een hoge archeologische trefkans op archeologische resten vanaf het Paleolithicum. In de omgeving van de onderzoekslocatie heeft in ieder geval sinds het Mesolithicum bewoning plaatsgevonden. Daarnaast ligt de onderzoekslocatie in de historische kern van Laren. Dit betekent dat er bovendien een specifieke hoge verwachting op archeologische resten vanaf de Late Middeleeuwen is. In 1832 was de locatie waarschijnlijk in gebruik als moestuin of bouwland. In 1900 was de onderzoekslocatie ook nog onbebouwd. De huidige bebouwing is rond 1952 gerealiseerd.

Uit het bureau-onderzoek blijkt dat de onderzoekslocatie ter plaatse van de nieuwbouw al 160 cm is afgegraven. Omdat de archeologische resten en/of sporen direct onder het eerddek/de A-horizont verwacht werden, is hiermee is het archeologisch interessante niveau verdwenen. Daarom zijn er hoogstwaarschijnlijk geen archeologische resten meer aanwezig op de onderzoekslocatie. Geconcludeerd kan worden dat voor de onderzoekslocatie sprake is van een zeer lage archeologische verwachting.

\PAR[anb]{Aanbeveling}

Gezien de zeer lage archeologische verwachting wordt geadviseerd de onderzoekslocatie vrij te geven. Afgezien van het feit dat de het archeologisch niveau zeer waarschijnlijk is verdwenen, is ook de wetenschappelijke meerwaarde van een vervolgonderzoek op 40 \vm\ beperkt. Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Laren, om op basis van dit advies een selectiebesluit te nemen. De meldingsplicht conform art. 53 van de Monumentenwet uit 1988 blijft echter wel van kracht. Mochten bij graafwerkzaamheden op de onderzoekslocatie alsnog archeologische resten en/of sporen worden aangetroffen, dient dit direct te worden gemeld aan het bevoegd

Ingevoerd door /op: ajwul / 01-11-2010 Naam onderzoek: BO Laren, bij de Toren

(39)

8 van 8 gezag.

(40)

1 van 8 Laren

Plaats:

VREDELAAN; ZEVENEINDEDRIFT Toponiem:

Laren Gemeente:

Noord-Holland Provincie:

NAP maaiveld:

32AN-103 Objectcode:

Archeologisch: opgraving

Verwerving: Geomorfologie: Onbekend

Zand(verstuiving) Grondgebruik:

3 Loeb-fiches, waarvan er 1 betrekking heeft op de opgraving in 1960.Onderzoek in 1960 van een door zandverstuiving en illegale 'opgraving' be-bedreigde TRB-site (stijlgroep Drouwen-I). Het opgegraven areaal beslaatongeveer 500 m2. Grondsporen m.u.v.

een paar wsch MESO kuilen zeer onduide-lijk. Vondsten over het algemeen in de bovenste 50 cm van de bodem (heide- podsolprofiel). Onder de oerbank talrijke oerplekken. Een aantal daarvanmaakt deel uit van verschillende, haaks op elkaar georienteerde rijen. Mo-lijk betreft het secundair ver-oerde paalgaten die (delen van) huisplatte-gronden vormen. Veronderstelling wordt gesteund door het feit dat hetvondstmateriaal zich concentreerde in een baan die parallel liep met eenvan de beide richtingen van de palenrijen'.Tijdens een 2e opgravingscampagne in 1963 kon het grootste deel van hetaanwezige vondstmateriaal worden geborgen. Hierbij werd o.a. duidelijk dater nauwelijks sprake was van een bijmenging van jonger materiaal (Bakker1966).

144200 / 473920 Coördinaten:

INSTITUUT VOOR PRE- EN PROTOHISTORIE A.E. VAN GIFFEN / 28-10-1960 BAKKER / 04-1960

BAKKER / 1961 Vinder/datum:

Invoerder/datum:

Beschrijver/datum:

Beschrijving

Complex:

Complex:

Complex:

Complex:

Cultuur:

Cultuur:

Cultuur:

Cultuur:

Aantal:

Aantal:

Aantal:

Aantal:

Toestand:

Toestand:

Toestand:

Toestand:

Materiaal:

Materiaal:

Materiaal:

Materiaal:

Code algemeen:

Code algemeen:

Code algemeen:

Code algemeen:

Begindatering:

Begindatering:

Begindatering:

Begindatering:

Code specifiek:

Code specifiek:

Code specifiek:

Code specifiek:

Nederzetting, onbepaald

Nederzetting, onbepaald

Nederzetting, onbepaald

Nederzetting, onbepaald

Trechterbeker-cultuur

Trechterbeker-cultuur

Trechterbeker-cultuur

Trechterbeker-cultuur 9999

9999

9999

9999

Fragment

Fragment

Fragment

Fragment Niet van toepassing

Keramiek

Keramiek

Keramiek Huisplattegrond

Trechterbeker-aardewerk

Trechterbeker

TRB-kom/schaal

Neolithicum midden B: 3400 - 2850 vC

Neolithicum midden B: 3400 - 2850 vC

Neolithicum midden B: 3400 - 2850 vC

Neolithicum midden B: 3400 - 2850 vC Niet van toepassing

tvaerstik-/dwarsstempelversiering

Niet van toepassing

Niet van toepassing Vondsten

Toelichting:

Toelichting:

Toelichting:

Toelichting:

Zie beschrijving.

"Langwerpig-coconvormige, overdwars geribbelde indrukken".

Einddatering:

Einddatering:

Einddatering:

Einddatering:

Neolithicum midden B: 3400 - 2850 vC

Neolithicum midden B: 3400 - 2850 vC

Neolithicum midden B: 3400 - 2850 vC

Neolithicum midden B: 3400 - 2850 vC Onderzoeksmelding:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien de gemeenteraad besluit het Wmo vervoer onder te brengen in de gemeenschappelijke regeling dan betekent dit dat verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het Wmo

particulier (urnen-)graf: een ruimte op de begraafplaats, bestemd voor het begraven van een of meer overledenen of hun asbussen, waarvan het uitsluitend recht voor de duur van 20

De op te stellen huurovereenkomst is conform de overeenkomst die door de Raad voor Onroerende Zaken in september 2012 is vastgesteld en zoals gehanteerd door de Nederlandse

Er verhuisden naar verhouding minder huishoudens van 35 tot 55 jaar zonder kinderen van elders in de deelregio naar Laren dan in de twee voorgaande jaren.. Het aandeel dat

Notariskeuze Indien koper kiest voor een bepaalde notaris met een afstand van meer dan 25 kilometer vanaf het hiervoor gekochte, en verkoper wenst niet aanwezig te zijn bij het

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van artikel 3.2 en 3.3, met inachtneming van artikel 2.10 en 2.6 een urgentie toekennen aan de woningzoekende uit de

Verkoper stelt uitdrukkelijk, dat een verkoop niet eerder tot stand komt, dan nadat niet alleen over hoofdzaken (object en prijs), maar ook over details (zoals datum van

Bouwtechnische keuring Koper wordt in de gelegenheid gesteld de woning voor het sluiten van de koopovereenkomst te laten keuren door een erkend bouw- technisch bureau om eventuele