• No results found

Onderwijskenmerken afstandsonderwijs en ingeschatte leerachterstanden

Kansen en verwachte achterstanden: Trends

8.2 Onderwijskenmerken afstandsonderwijs en ingeschatte leerachterstanden

We hebben bekeken welke kenmerken van (afstands)onderwijs samenhangen met de inschattingen die schoolleiders maakten over de achterstanden bij leerlingen. De volgende onderwijskenmerken zijn onderzocht:

- Methodes om cognitieve ontwikkeling van kinderen te volgen, zoals toetsen uit het leerlingvolgsysteem, digitale tools zoals Rekentuin of Snappet of andere methodes.

- Deelname en tijdsbesteding

- Inrichting van het onderwijsaanbod

8.2.1 Basisonderwijs: Achterstanden en het volgen van de cognitieve ontwikkeling Volgens schoolleiders in het basisonderwijs volgden docenten de cognitieve ontwikkeling van hun leerlingen op verschillende manieren, maar de manier waarop de cognitieve ontwikkeling gevolgd wordt hangt niet sterk samen met de inschattingen die schoolleiders maakten van de achterstanden die leerlingen hebben.

Figuur 8.2.1.1: Het gemiddelde percentage bo-leerlingen dat volgens schoolleiders extra hulp nodig had om weer op niveau te komen in juni/juli en het gebruik van digitale tools tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april) (N=72)

45

Figuur 8.2.1.2: Het gemiddelde percentage bo-leerlingen dat volgens schoolleiders extra hulp nodig had om weer op niveau te komen in juni/juli en het gebruik van toetsen tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april). (N=72)

Figuur 8.2.1.3: Het gemiddelde percentage bo-leerlingen dat volgens schoolleiders extra hulp nodig had om weer op niveau te komen in oktober en de manier waarop de cognitieve ontwikkeling van leerlingen werd gevolgd voor de zomervakantie (mei-juni/juli) (N=101)

46

Figuur 8.2.1.4: Het gemiddelde percentage bo-leerlingen dat volgens schoolleiders extra hulp nodig had om weer op niveau te komen in juni/juli en of de school maatregelen heeft genomen op basis van het beeld van de achterstanden van leerlingen voor de

zomervakantie (mei-juni/juli) (N=78)

8.2.2 Basisonderwijs: Achterstanden en deelname en tijdsbesteding

De deelname tijdens de eerste periode van afstandsonderwijs (maart-april) heeft een duidelijke samenhang met de achterstanden later in het schooljaar.

Schoolleiders van scholen waar minder dan 2 uur per dag onderwijs werd gegeven tijdens de schoolsluiting in april, rapporteren meer achterstanden in juni. Schoolleiders van scholen waar niet alle leerlingen (volledig) deelnamen aan het afstandsonderwijs rapporteren ook significant meer achterstanden in juni.

47

Figuur 8.2.2.1: Het gemiddelde percentage bo-leerlingen dat volgens schoolleiders extra hulp nodig had om weer op niveau te komen in juni/juli en of de school minimaal dagelijks contact had met de leerlingen tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april) (N=77)

Figuur 8.2.2.2: Het gemiddelde percentage bo-leerlingen dat volgens schoolleiders extra hulp nodig had om weer op niveau te komen in juni/juli en de geplande onderwijstijd tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april) (N=69)

48

Figuur 8.2.2.3: Het gemiddelde percentage bo-leerlingen dat volgens schoolleiders extra hulp nodig had om weer op niveau te komen in juni/juli en de geschatte tijdsbesteding van leerlingen tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april) (N=72)

Figuur 8.2.2.4: Het gemiddelde percentage bo-leerlingen dat volgens schoolleiders extra hulp nodig had om weer op niveau te komen in juni/juli en of schoolleiders aangaven dat alle leerlingen volledig deelnamen aan het onderwijs tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april) (N=75)

49

Figuur 8.2.2.5: Het gemiddelde percentage bo-leerlingen dat volgens schoolleiders extra hulp nodig had om weer op niveau te komen in oktober en of alle leerlingen na de herstart (mei-juni/juli) weer naar school zijn gekomen (N=105)

8.2.3 Voorgezet onderwijs: Achterstanden en het volgen van de cognitieve ontwikkeling

Schoolleiders in het voortgezet onderwijs volgden de cognitieve ontwikkeling van hun leerlingen op verschillende manieren, maar de manier waarop de cognitieve ontwikkeling gevolgd werd hangt over het algemeen niet sterk samen met de inschattingen die schoolleiders maakten van de achterstanden die leerlingen hadden. In het praktijkonderwijs lijkt het volgen van de cognitieve ontwikkeling door middel van toetsen samen te hangen met een hogere inschatting van de achterstanden. Echter, bij het vmbo is dit exact andersom. Vmbo-scholen die de cognitieve ontwikkeling van hun leerlingen volgden met toetsen rapporteren juist minder achterstanden.

50

Figuur 8.2.3.1: Het percentage vo-schoolleiders dat aangaf dat leerlingen gemiddeld genomen achterstanden hadden opgelopen in juni/juli en het gebruik van digitale tools tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april). (N over alle onderwijsniveaus=167)

Figuur 8.2.3.2: Het percentage vo-schoolleiders dat aangaf dat leerlingen gemiddeld genomen achterstanden hadden opgelopen in juni/juli en het gebruik van toetsen tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april) (N over alle onderwijsniveaus=167)

51

Figuur 8.2.3.3: Het percentage vo-schoolleiders dat aangaf dat leerlingen gemiddeld genomen achterstanden hadden opgelopen in juni/juli en de manier waarop de cognitieve ontwikkeling van leerlingen werd gevolgd tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april) (N over alle onderwijsniveaus=156)

8.2.4 Voortgezet onderwijs: Achterstanden en deelname, onderwijsaanbod en tijdsbesteding

Er zijn geen aanwijzingen dat scholen die minder vaak contact hadden met leerlingen meer achterstanden rapporteren.

Figuur 8.2.4.1: Het percentage vo-schoolleiders dat aangaf dat leerlingen gemiddeld genomen achterstanden hadden opgelopen in juni/juli en of er leerlingen waren waarmee geen contact was tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april) (N over alle

onderwijsniveaus=166)

52

In juni boden scholen in het voorgezet onderwijs vaak een mix van fysiek onderwijs en afstandsonderwijs aan. Er is geen duidelijke samenhang tussen het (aantal) uren fysiek onderwijs en de inschattingen van schoolleiders over

achterstanden.

Figuur 8.4.2.2: Het percentage vo-schoolleiders per onderwijsniveau dat aangaf dat leerlingen gemiddeld genomen achterstanden hadden opgelopen in oktober en de organisatie van het onderwijs voor de zomervakantie (mei-juni/juli) (N=166)

Figuur 8.4.2.3: Het percentage vo-schoolleiders per onderwijsniveau dat aangaf dat leerlingen gemiddeld genomen achterstanden hadden opgelopen in oktober en het aantal fysieke lesuren op school in juni/juli (N over alle onderwijsniveaus=166)

53

Het wel of niet vasthouden aan het reguliere onderwijsprogramma leverde weinig substantiële verschillen op in achterstanden tussen scholen. Daarnaast is schoolleiders gevraagd of leerlingen gemiddeld meer, evenveel of minder tijd besteden aan onderwijs dan voor de schoolsluiting. School- of afdelingsleiders van havo/vwo-leerlingen die tijdens de eerste weken van de schoolsluiting in maart/april aangaven dat hun leerlingen meer óf juist minder tijd aan het onderwijs besteedden dan voor de schoolsluiting, rapporteren in juni gemiddeld meer achterstanden dan schoolleiders die zeggen dat hun leerlingen ongeveer evenveel tijd aan het onderwijs besteedden als voor de schoolsluiting. In andere woorden, een verandering in tijdsinvestering van havo/vwo-leerlingen tijdens de schoolsluiting in maart/april hangt samen met achterstanden in juni. Bij de geschatte tijdsbesteding van leerlingen in juni en de achterstanden in oktober vinden we dat als afdelingsleiders inschatten dat hun havo/vwo-leerlingen gemiddeld meer tijd besteden, er de minste achterstanden waren.

Figuur 8.4.2.4: Het percentage vo-schoolleiders per onderwijsniveau dat aangaf dat leerlingen gemiddeld genomen achterstanden hadden opgelopen in juni/juli en het onderwijsaanbod tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april) (N over alle onderwijsniveaus =162)

54

Figuur 8.4.2.5: Het percentage vo-schoolleiders dat aangaf dat leerlingen gemiddeld genomen achterstanden hadden opgelopen in oktober en het onderwijsaanbod na de herstart (mei-juni/juli) (N=167)

Figuur 8.4.2.6: Het percentage vo-schoolleiders dat aangaf dat leerlingen gemiddeld genomen achterstanden hadden opgelopen in juni/juli en de geschatte tijdsbesteding van leerlingen vergeleken met voor COVID-19 tijdens de eerste schoolsluiting (maart-april) (N=160)

55

Figuur 8.4.2.7: Het percentage vo-schoolleiders dat aangaf dat leerlingen gemiddeld genomen achterstanden hadden opgelopen in oktober en de geschatte tijdsbesteding van leerlingen vergeleken met voor COVID- na de herstart (mei-juni/juli) (N=165)

56

Kansen en verwachte achterstanden: verschillen naar