• No results found

Bo in de eerste periode van volledig afstandsonderwijs (maart-april

Deelname aan het (afstands)onderwijs : verschillen naar leerlingenpopulaties

7.1 Bo in de eerste periode van volledig afstandsonderwijs (maart-april

33 2020)

Het percentage leerlingen waarmee de school geen contact heeft kunnen onderhouden over de verschillende bo-scholen is laag. Hierin zijn de schoolverschillen redelijk klein zoals in onderstaande figuur te zien is. De verschillen tussen de groepen scholen die zichtbaar zijn, zijn niet significant, en veroorzaakt door enkele outliers die relatief hoge waarden laten zien.

Figuur 7.1.1: Het percentage bo-leerlingen waarmee schoolleiders tussen maart en april geen contact hebben gehad naar kenmerken van de leerlingenpopulatie (N=350)

Noot: Resultaten gebaseerd op eigen onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Niet alle leerlingen die afstandsonderwijs kregen aangeboden in de eerste schoolsluiting namen ook volledig aan het aangeboden onderwijsprogramma volgens de schoolleiders in het bo. De figuren hieronder laten zien dat de mate waarin leerlingen deelnamen verschilde tussen scholen met verschillende leerlingenpopulaties. Volledige deelname was op 90 procent van de scholen met veel wo-opgeleide ouders het geval en op 71 procent op de scholen met weinig wo-opgeleide ouders. Soortgelijk was volledige deelname het geval op 88 procent van de scholen met weinig leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond en op 73 procent van de scholen met veel van deze leerlingen.

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Percentage lln met

wo-opgeleide ouders Percentage lln met een n-w migratieachtergrond

Laag Midden Hoog

34

Figuur 7.1.2: Het percentage bo-leerlingen dat volgens schoolleiders tussen maart en april volledig deelnam aan het onderwijsprogramma naar kenmerken van de leerlingenpopulatie (N=375)

Noot: Resultaten gebaseerd op eigen onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Schoolleiders in het po zijn ook gevraagd naar de redenen waarom bepaalde leerlingen niet volledig aan het onderwijsprogramma deelnemen. In de meeste gevallen waren de aantallen echter te klein om hier resultaten van te mogen laten zien (zie 2.3.2). Wat we wel kunnen zeggen dat er verschillen zaten in de mate waarin schoolleiders aangaven dat ouders/verzorgers beperkte

mogelijkheden hadden om leerling te ondersteunen of te begeleiden en dat leerlingen daarom niet volledig konden deelnemen aan het programma:

schoolleiders van scholen met meer leerlingen met een niet-westerse

migratieachtergrond en van scholen met minder leerlingen met wo-opgeleide ouders geven vaker aan dat ouders/verzorgers minder goed in staat zijn om de leerling te ondersteunen/begeleiden.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Laag Midden Hoog Laag Midden Hoog Percentage lln met

wo-opgeleide ouders Percentage lln met een nw migratieachtergrond

Overig

(Vrijwel) iedereen

35

Figuur 7.1.3: Het percentage bo-schoolleiders dat in april aangaf dat sommige leerlingen niet actief deelnamen aan het onderwijs omdat ouders/verzorgers beperkte mogelijkheden hadden om hun te ondersteunen/begeleiden naar kenmerken van de leerlingenpopulatie (N=375)

Noot: Resultaten gebaseerd op eigen onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Schoolleiders hebben aangegeven hoe vaak iemand van de school contact had met de leerlingen. Schoolleiders van scholen met een laag percentage wo-opgeleide ouders zeiden vaker dan schoolleiders van scholen met een hoog percentage wo-opgeleide ouders dat dat meerdere keren per dag was (24 procent versus 16 procent) en minder vaak dat dat een maal per dag was (28 procent vs 41 procent). Maar bij alle groepen had meer dan de helft toch dagelijks contact met de leerlingen.

Figuur 7.1.4: De frequentie van contact met de leerlingen naar het percentage wo-opgeleide ouders op de school (N=369)

Noot: Resultaten gebaseerd op eigen onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

0

Laag Midden Hoog Laag Midden Hoog

Percentage lln met wo-opgeleide

ouders Percentage lln met een nw migratieachtergrond

Enkele malen per week Een maal per week Een maal per dag Meerdere keren per dag

36

7.2 Bo tijdens de gedeeltelijke en volledige herstart (mei-juni/juli 2020) Vanaf 8 juni gingen de basisscholen weer volledig open. Helaas kwamen niet alle leerlingen meteen naar school. Onderstaande figuur laat zien dat het vaker voorkwam dat op scholen met een hoog percentage leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond niet alle leerlingen weer naar scholen dan op scholen met een laag percentage leerlingen met een niet-westerse

migratieachtergrond. Op maar 24 procent van de scholen met een hoog percentage leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond kwamen alle leerlingen weer naar school, versus 63 procent op scholen met een laag percentage leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond.

Zulke grote verschillen waren er niet als we keken naar groepen scholen met verschillende percentage wo-opgeleide ouders .

Figuur 7.2.1: Het percentage bo-schoolleiders dat in juni/juli aangaf dat alle leerlingen wel of niet weer naar school zijn gekomen bij de volledige herstart naar het percentage leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond op de school (N=357)

Noot: Resultaten gebaseerd op eigen onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

7.3 Bo na de zomervakantie (sept-okt 2020)

Op ongeveer de helft van de bo-scholen waren er na de zomer individuele leerlingen afwezig met COVID-19-gerelateerde redenen. In dit aandeel zijn iets van verschillen tussen school met verschillende leerlingenpopulaties, maar hier komt niet een heel eenduidig beeld uit. Schoolleiders van scholen met veel wo-opgeleide ouders geven vaker aan dat ze leerlingen missen (58 procent) dan schoolleiders van scholen met weinig wo-opgeleide ouders (48 procent). Maar als we kijken naar de migratieachtergrond van de leerlingenpopulatie dan zien we dat schoolleiders van scholen met veel leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond vaker aangeven dat ze individuele leerlingen missen (62 procent versus 50 procent).

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Laagste percentage leerlingen met een

n-w migratie achtergrond

Gemiddeld percentage leerlingen met een

n-w migratie achtergrond

Hoogste percentage leerlingen met een

n-w migratie achtergrond

Ja Nee

37

Figuur 7.3.1: Het percentage bo-schoolleiders dat in oktober aangaf dat er op de school wel of geen (individuele) leerlingen afwezig zijn om COVID-19-gerelateerde redenen naar kenmerken van de leerlingenpopulatie (N=347)

Noot: Resultaten gebaseerd op eigen onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Zo rond een kwart/een derde van de schoolleiders geeft aan dat ze na de zomer groepen naar huis hebben gestuurd vanwege een (dreigende)

COVID-19-besmetting op school. Dit waren wat vaker schoolleiders van scholen met veel wo-opgeleide ouders en wat vaker schoolleiders van scholen met veel leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond. Ook hier dus geen eenduidig beeld.

Figuur 7.3.2: Het percentage bo-schoolleiders dat in oktober aangaf dat er vanaf de zomer groepen naar huis zijn gestuurd vanwege (dreigende) COVID-19-besmetting op school naar kenmerken van de leerlingenpopulatie (N=340)

Noot: Resultaten gebaseerd op eigen onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Als we dan kijken naar de afwezigheid van leraren in het bo vanwege COVID-19, dan zien we weinig verschillen in hoeverre schoolleiders van scholen met

verschillende percentages wo-opgeleide ouders hier mee te maken hadden. Er zijn wel grote verschillen als we de scholen indelen naar het percentage

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Laag Midden Hoog Laag Midden Hoog

Percentage lln met wo-opgeleide

ouders Percentage lln met een nw migratieachtergrond

Nee Ja

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Laag Midden Hoog Laag Midden Hoog Percentage lln met

wo-opgeleide ouders Percentage lln met een migratieachtergrondnw

Nee

Ja, één of enkele groepen zijn naar huis gestuurd

38

leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond: Net wat minder dan de helft (46 procent) van de schoolleiders met een hoog percentage leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond gaf aan in oktober 2020 te maken te hebben met COVID-19-gerelateerde afwezigheid van leraren, terwijl dit maar 29 procent was van de schoolleiders van scholen met een laag percentage

leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond.

Figuur 7.3.3: Het percentage bo-schoolleiders dat in oktober aangaf dat ze te maken hadden met COVID-19-gerelateerde afwezigheid van leraren naar het percentage leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond op de school (N=327)

Noot: Resultaten gebaseerd op eigen onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

7.4 Vo in de eerste periode van volledig afstandsonderwijs (maart-april