• No results found

Onderscheid en indeling, en benaderingen

3 Evaluatiemethoden ex ante

3.3 Onderscheid en indeling, en benaderingen

Het eerste onderscheid dat naar voren komt in de literatuur is in continue en discrete methoden. Dit onderscheid is relevant omdat de methoden elkaar kunnen aanvullen (Hellendoorn 2001). Continue methoden kunnen opgevat worden als een voorbereiding op discrete methoden. Bij continue methoden is het aantal alternatieven vaak onbegrensd en zijn de alternatieven afhankelijk van elkaar, wat inhoudt dat de alternatieven veel van elkaar zijn afgeleid en min of meer uit elkaar ontstaan. Bij discrete methoden gaat het erom een classificatie te maken. Dit is bij continue methoden niet (of nauwelijks) mogelijk, omdat er teveel alternatieven zijn en het niet mogelijk is alternatieven afzonderlijk te benoemen en gedetailleerd paarsgewijs te vergelijken (Hellendoorn 2001). Het gaat erom het aantal mogelijkheden te reduceren tot een aantal waarbij gedetailleerd vergelijken goed mogelijk is. Continue methoden zouden ook kunnen worden opgevat als een grove filter. Als afzonderlijke methode, dus los van een gehele of gecombineerde methode, kunnen drie typen continue methoden worden onderscheiden; optimaliseringsmodellen voor continue alternatieven-verzamelingen, lineaire multicriteria programmeringsmodellen en interactieve multicriteria

methoden (Hellendoorn 2001). In deze verhandeling worden continue methoden in afzonderlijke (losse) hoedanigheid verder buiten beschouwing gelaten. De bekendste discrete methoden zijn de kosten-batenanalyse (KBA) (paragraaf 3.4.1) en de multicriteria-analyse (MCA) methoden (paragraaf 3.5.2).

Evaluatiemethoden kunnen op een generieke of algemene (generic) wijze worden benaderd, of anders gezien op een integrale manier. Tsamboulas & Mikroudis (2000) beschrijven een algemeen (generic) methodologisch raamwerk voor het evalueren van allerlei impacts (effecten), welke meerdere methodieken integreert, zoals KBA, MCA, additieve of wiskundige functies en modellering. Een dergelijk raamwerk is integraal te noemen omdat het meerdere aspecten direct kan meenemen en –wegen in de evaluatie. Daarop kunnen een aantal benodigdheden en vereisten worden opgesteld, welke te betrekken zijn op de term integraliteit, en ook gehanteerd kunnen worden voor een integraal raamwerk, en een integrale evaluatie en afweging. De basis benodigdheden voor een dergelijk methodologisch raamwerk voor de evaluatie van transportinfrastructuurprojecten zijn de volgende (Tsamboulas & Mikroudis 2000):

• combinatie van verscheidene soorten effecten (bijvoorbeeld milieueffecten) met monetaire waarden;

• netwerkbenadering voor de ruimtelijke variatie van impacts (verdelingsaspecten); • rekeninghoudend met variaties van de impacts in de tijd;

• goede omgang met onzekerheid; • praktisch en begrijpbaar.

Bij de keuze voor, en de toepassing van, evaluatiemethoden die trachten integraal of generiek te zijn moet rekening worden gehouden met bovenstaande aspecten. Wanneer integraliteit een uitgangspunt is dan zal de methode in principe aan dergelijke benodigdheden tegemoet moeten komen. Een algemene, lees integrale, methode welke niet om kan gaan met onzekerheid en niet goed toe te passen is, en dus in feite geen vooruitgang is, behoeft in een dergelijk geval dan ook niet de voorkeur te hebben boven losse methoden. Losse methoden hebben in dit geval betrekking op allerlei afzonderlijke rapportages voor de verschillende aspecten, effecten en impacts van een voorstel, en voor de afwegingen tussen alternatieven. Aanvullend op de integrale of generieke benadering kunnen de volgende (losstaande) benaderingen worden genoemd. In de recente geschiedenis van de evaluatie kan er een nadere oriëntatie richting het feitelijke besluitvormingsproces worden waargenomen (Vreeker et al. 2001). Waar het op neer komt is dat er naast de monetaire KBA-gebaseerde benadering ook aanvullende of completerende benaderingen naar zijn gekomen. Dit zijn voornamelijk en/of in het bijzonder besluitvorming en institutioneel gebaseerde benaderingen. In feite kunnen er tenminste vier types evaluatie stijlen en benaderingen worden onderscheiden in de planningsliteratuur, te weten (Vreeker et al. 2001):

• een monetaire beslissingsbenadering, bijvoorbeeld gebaseerd op de principes van de kostenbaten of kosteneffectiviteit;

• een benutting (utility) theorie benadering, gebaseerd op een voorafgaande rangorde van voorkeuren van de besluitnemer(s) gebruikmakende van een multicriteria-analyse; • een benadering die uitgaat van een leereffect, gebaseerd op sequentiële

(opeenvolgende) (interactief of cyclisch) articulatie van de zienswijzen van de besluitmaker;

• een collectieve beslissingsbenadering, gebaseerd op procedures voor het betrekken van meerdere personen betreffende onderhandelen, overleggen en stemmen.

De vier stijlen van evalueren zijn vergelijkbaar met de vier hoofdcategorieën van formele beslissingstheorieën (zie Voogd 1983).

Evaluatieonderzoek kan tevens worden benaderd vanuit het welfare economics perspectief. Het welfare economics perspectief is gebaseerd op de assumptie dat elke publieke actie de collectieve of maatschappelijke waarde van de actie behoort te maximaliseren (Khakee 2003). De collectieve waarde is een aggregatie van de gebruikerswaarde (utility) van de individuen die gezamenlijk de maatschappij vormen. De mate van aggregatie wordt door Söderbaum (1998) gebruikt voor het onderscheiden van drie typen van evaluatiemethoden (Kkakee 2003): • Sterk geaggregeerde methoden, bijvoorbeeld kosten-batenanalyse (zie paragraaf

3.4.2.), kosteneffectiviteitsanalyse (zie paragraaf 3.4.3).

• Intermediate methoden (middelmatig geaggregeerd), bijvoorbeeld Planning balance sheet (zie paragraaf 3.6), multicriteria methoden (zie paragraaf 3.5.3).

• Sterk ongeaggregeerde methoden, bijvoorbeeld Positionele analyse, multicriteria methoden, environmental impact assesment (Milieu Effect Rapportage).

Een ontwikkeling die veelvuldig is beschreven in de planningtheorie is de verschuiving van rationele naar communicatieve planning. Deze ontwikkeling heeft er voor gezorgd dat nieuwe benaderingen werden aangehaald en conventionele methoden werden aangepast. Hiermee werd de rationele en de interactieve benadering gecombineerd. Deze combinaties zijn gemaakt om er voor te zorgen dat rationele planning niet wordt ondergesneeuwd (Khakee et al. 2008). Dit alles heeft tot de volgende benaderingen geleid (Khakee et al. 2008):

• Planning en Management Leer Systeem. • Multi Criteria Analyse.

• Geïntegreerde Multi Criteria en Kosten Baten Analyse.

• Wilsvorming gebaseerd op strategische publieke opinievorming en goedkeuring of een uitgebreide publieke discussie goed.

• Aangepaste kosten-batenanalyse met behulp van multi-objectieve besluitvorming. De benaderingen passen binnen de ontwikkeling van de methodologische innovaties en verbeteringen binnen de planningevaluatie, wat eerder is genoemd in paragraaf 2.3. De verschuiving van rationeel naar communicatief past binnen de ontwikkeling van de fundamenten en doeleinden van planningevaluatie.

De ontwikkeling van de scope van planningevaluatie is een benadering die meer aandacht geeft aan ecologische aspecten en duurzaamheid, en sociale rechtvaardigheid (binnen de evaluatiemethodiek). Dit leidt tot een afnemende importantie van conventionele evaluatiemethoden en heeft geresulteerd in methodologische innovatie gebaseerd op verscheidene perspectieven zoals (Khakee et al. 2008):

• opstellen van een effectenoverzicht (evaluatiematrix) met behulp van een dialoog met stakeholders;

• vervangen van een kortzichtig/smal welvaartperspectief door een interactieve ‘positionele’ analyse, welke waarden en normen, politiek en ideologie integreert; • vervangen van instrumentele rationaliteit met een generieke benadering voor het

erkennen verschillen in waarden.

Een voorbeeld van een methode die past binnen de ontwikkeling van de scope van planningevaluatie is een door Sijtsma (2006) ontwikkelde Multicriteria kosten-batenanalyse (MCKBA) (zie paragraaf 3.6). Het methodologische raamwerk van Tsamboulas & Mikroudis (2000) sluit hier ook bij aan.

Een andere benadering richt zich op instrumentatie en het toepassen van de computer. Een beslissingsondersteuning systeem kan worden omschreven als een instrument voor het vinden van alternatieve oplossingen voor een beslissingsprobleem. Kijkend naar de ruimtelijke planning dan zou een beslissingsondersteuning systeem (BOS) in staat moeten zijn een optimale ruimtelijke distributie van landgebruik te vinden (Janssen et al. 2008). Een dergelijke BOS maakt vaak gebruik van GIS en kan een ruimtelijk beslissingsondersteuning systeem genoemd worden. Deze kan ook MCA technieken bevatten, wat de mogelijkheid biedt om beschikbare alternatieven ten opzichte van elkaar te evalueren. De MCA vereist in ieder geval dat ruimtelijke en landgebruik (land-use) alternatieven vooraf zijn gedefinieerd. Voor het verkrijgen van die alternatieven worden de eerder genoemde continue methoden gebruikt. De gedefinieerde alternatieven kunnen ook discrete alternatieven worden genoemd. Voor het beoordelen van deze alternatieven kan gebruik worden gemaakt van het (computerprogramma) Beslissingsondersteunend Systeem Discrete Alternatieven (BOSDA) (zie Janssen en van Herwijnen 1999).