• No results found

Geschiktheid en juistheid

praktijkvoorbeelden in de toepassing van ex ante evaluatie(methoden) voor provinciale en lokale infrastructuurplanning

6.2 Onderzoek, opzet en inhoud

6.3.4 Geschiktheid en juistheid

Op basis van de uitgangspunten van de provincie voor de evaluatie kan gezegd worden dat de geschikte methoden zijn toegepast. Doordat de provincie Friesland geen voorstander is van berekende eindscores van alternatieven (op basis van gewichten) komen veel methoden in het evaluatieproces van deze case niet in aanmerking voor toepassing. Het uitgangspunt om op een eenvoudige manier te evalueren zorgt er kijkend naar het conceptueel model voor dat de overzichtstabelmethode geschikt is en andere methoden minder geschikt zijn.

Op basis van de kenmerken van het vraagstuk hadden wellicht andere evaluatiemethoden kunnen. Kijkend naar de grootte van het project had in het beginstadium (voor de m.e.r.-fase) een KBA een goede optie kunnen zijn. Hetzelfde geldt voor MCA-methoden. Aangezien het hoge aantal alternatieven in de beginfasen hadden MCA-methoden ook goed kunnen worden gebruikt om dit aantal binnen de perken te houden.

De overzichtstabel die gebruikt is in het MER is in de basis geschikt voor het evalueren van milieueffecten op allerlei aspecten. De soorten scores die in de tabel worden weergegeven zijn niet allemaal even geschikt omdat er door het hanteren van klassen voor sommige aspecten veel informatie verloren gaat. Het sluit echter wel aan bij het uitgangspunt om de evaluatieresultaten eenvoudig te presenteren. Een nadeel is dat de absolute waarde en de oorspronkelijke verhoudingen vaak verloren gaan.

In het MER is het samenvoegen van plus en min scores tot een nieuwe plus/min-score discutabel te noemen. Het lijkt over het algemeen niet juist om het effect van een deelcriterium te laten compenseren door het effect van een ander criterium, tenzij dit functioneel te herleiden en verantwoorden is.

De overzichtstabellen of scorekaarten in het MER zijn juist toegepast; er is geen sprake van misleiding, geen oververtegenwoordiging van een bepaalde soort aspecten (door verdergaande uitsplitsing van bepaalde aspecten) en niet onoverzichtelijk (door teveel aspecten en/of alternatieven).

Terugkoppelend naar, en op basis van, de evaluatiedoelstellingen die in het MER zijn aangegeven kan worden geconcludeerd dat evaluatie vanaf dat moment juist is uitgevoerd omdat de genoemde aspecten duidelijk in de evaluatierapporten naar voren komen. Over de vraag of de evaluatie voor de m.e.r.-fase en planstudiefase juist en goed is uitgevoerd kan geen uitspraak worden gedaan.

Het ontbreekt in de (eind)evaluatie aan een integraal totaaloverzicht. Vanuit het oogpunt van de beslissingsondersteuning en de overzichtelijkheid is dit gebrekkig te noemen. Het opstellen van een rapport dat sterk neigt naar een rapport met nut en noodzaak onderzoek lijkt niet helemaal op het juiste moment te zijn geplaatst, namelijk tijdens de m.e.r.-procedure. Het onderzoeken van de nut en noodzaak van een project, ofwel het aanleveren van relevante informatie om te kunnen besluiten of er daadwerkelijk sprake is van een probleem (zie paragraaf 4.2, p. X), is op rijksniveau een verkenning voor de planstudiefase en dus voor de m.e.r.-fase. Voor het beginnen van een project en/of de m.e.r.-procedure is het dus logischer dergelijk onderzoek voor de m.e.r.-fase verricht te hebben.

6.3.5 Conclusies

De fasering van het planningsproces kent een duidelijke structuur en volgt een logische lijn. Hierdoor zou het goed mogelijk zijn geweest om verscheidene evaluatiemethoden toe te passen. Er zijn echter niet meer methoden toegepast dan in het kader van het MER nodig wordt geacht door de provincie (en de Ciemer en externe adviseurs). Dit houdt in dat er alleen overzichtstabelmethoden zijn toegepast.

De uitgangspunten van de provincie voor de evaluatie zijn dusdanig dat andere evaluatiemethoden niet hoeven te worden toegepast en (wellicht) ook niet wenselijk zijn om toe te passen. Het is bestuurlijk gezien niet nodig geweest om meer informatie over de effecten te vergaren en/of om een verdere afweging te maken op basis van meerdere instrumenten. Over normatieve evaluatiemethoden kan worden geconcludeerd dat deze door de provincie niet goed toepasbaar worden geacht.

Al met al is in het begin veel afgewogen op basis van argumentatie in discussies en reacties van buitenaf, de informatie uit de verkeersstudies en met betrekking tot de doelstellingen. En na de trechtering is afgewogen door middel van beredenering op basis van de informatie in de effectrapportages, met name het MER.

Over de afwegingen is in eerste instantie niet zoveel bekend omdat deze zijn neergelegd in beslisdocumenten. Het blijft uiteindelijk een bestuurlijke afweging en het is niet bekend hoe hierbij uiteindelijk de effecteninformatie is gehanteerd en of er prioriteiten zijn gegeven aan bepaalde aspecten en in welke mate. Er zijn volgens de geïnterviewde voor de afweging in ieder geval geen extra methoden gehanteerd.

De keuzes binnen de evaluatie en voor een evaluatiemethode zijn niet zozeer gebaseerd op de uitgangspunten en de kenmerken van de evaluatie zoals ze worden voorgesteld in dit verslag, zoals de verschillende fasen, de soorten aspecten, effecten en waarden, en rangschikking. Vanuit de theorie bezien worden wel én niet de geschikte methoden toegepast. De schaalgrootte en de complexiteit van het vraagstuk vragen om andere methoden, want dit sluit beter aan bij de functie van evaluatiemethoden en de assumpties van het conceptuele model. De uitgangspunten in de evaluatie geven dat de geschikte methoden zijn toegepast. De gebruikte methode is, onder voorbehoud van gemaakte kanttekeningen, juist toegepast. Indien het project al in een vroeg stadium zou zijn betrokken bij het MIT had het project op een andere manier kunnen worden geëvalueerd. In het geval er voor de planstudie al uit was gegaan van rijksfinanciering had een verkenning kunnen worden opgesteld zoals deze voor het rijksniveau worden gemaakt. Misschien was dan al duidelijk geworden dat er geen sprake kon zijn van rijksfinanciering, en dus niet in het MIT opgenomen, omdat het project niet voldoet aan de eisen om in dit programma te worden opgenomen. De informatie die in een verkenning voor het MIT moet worden meegenomen was dan aan de orde geweest in dit project. Wellicht was er dan ook sprake geweest van een KBA, afhankelijk van het probleem dat het project dient op te lossen.

Mochten voor het project dergelijke richtlijnen hebben gegolden en/of zijn gehanteerd zoals deze voor het rijksniveau zijn te vinden, dan zouden economische effecten op een andere manier zijn geëvalueerd. Economische effecten zouden dan mogelijke tot een breder vlak zijn getrokken, en de effecten zouden (gedeeltelijk) in geldeenheden zijn omgezet. Wellicht zou het aantal aspecten waarop geëvalueerd is groter zijn geweest, en aspecten in meer diepgang zijn onderzocht. Een reden waarom de rijkssystematiek niet al eerder aan de orde is geweest ligt aan onwetendheid op provinciaal niveau.

6.4 340 Zwolle - Ommen

6.4.1 Introductie en globale omschrijving

De N340 is een wegenproject voor de regio Zwolle-Ommen. Het idee voor de planvorming voor de weg is al in 1994 geopperd. Het voorstel is later nader bekeken in verband met het programma ‘Duurzaam Veilig’ (o.a. wegcategorisering). Het traject voor de weg loopt van de A28 langs Dalfsen, Oudleusen en Varsen tot aan de N48/N348, en noordelijk langs Witharen en Emsland tot aan de N48/N34. Het traject is weergegeven in figuur 6.4.

De N340 is in de huidige situatie ontoereikend voor de doorstroming. Een nog verdere verkeersgroei zorgt voor problemen in de vlotheid en veiligheid in de doorstroming van het verkeer. De huidige inrichting en vormgeving is niet duurzaam veilig en niet verantwoord voor verdere verkeersgroei zonder aanpassingen. Zonder een herinrichting van de N340 wordt de bereikbaarheid van de kernen en de economische centra in de regio een (groter) probleem. Tevens zal de leefbaarheid langs de weg afnemen. Een ander probleem is de toename van sluipverkeer in de regio.

Het project wil tegemoet komen aan de verbetering van de bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid in en voor de regio. De nieuwe weg zal worden ingericht als een stroomweg met een maximale snelheid van 100 km/u. Het (gedeeltelijk) nieuwe tracé komt te liggen tussen Zwolle en Ommen en verbindt meerdere kernen, en varieert qua inrichting in stroken, kruisingen en snelheden. Het project is (nog) niet in het MIRT opgenomen.

Figuur 6.4 Traject ;340

Bij het plannings- en besluitvormingsproces van de N340 zijn de volgende fases en structuur te herkennen: Voorstudies 2000-2007 Verkenningfase Verkennende planstudies 2001-2002 Verkennend MER 2003 Verkenning/Trechtering 2006-2007 Nadere Verkenning 2007 2007-2010 Planstudiefase Planstudie/MER: 2007-2010 Startnotitie eind 2007 Richtlijnen medio 2008 RO-procedure: 2008-2010

Opstellen PlanMER Opstellen ontwerp

Structuurvisie 2008/2009 (Voorkeursalternatief)

Terinzagelegging Terinzagelegging begin 2009

Advies Ciemer

Vaststellen Structuurvisie medio 2009 (Tracékeuze)

Opstellen BesluitMER

Opstellen ontwerp

Bestemmingsplan 2009

Terinzagelegging Terinzagelegging begin 2010

Advies Ciemer

Vaststellen

Bestemmingsplanwijziging eind 2010

2010-? Realisatiefase