• No results found

Doelstellingen en evaluatie

praktijkvoorbeelden in de toepassing van ex ante evaluatie(methoden) voor provinciale en lokale infrastructuurplanning

6.2 Onderzoek, opzet en inhoud

6.3.2 Doelstellingen en evaluatie

De provincie Friesland heeft in de startnotitie van 2001 het voornemen geformuleerd voor het provinciale wegenproject de Centrale As: ‘Reconstructie van de ;356 tussen Dokkum en ;ijega/Garyp tot een autoweg met ongelijkvloerse kruispunten.’ Dit voornemen is verder uitgewerkt in de volgende vier kerndoelstellingen (Cuperus et al. 2007):

1. Verbetering van de bereikbaarheid van Noordoost Friesland. 2. Realisering van een Duurzaam Veilig wegennet in het gebied. 3. Verbetering van de verkeersveiligheid op de N356.

4. Verbetering van de leefbaarheid in het gebied.

Hieruit kan worden afgeleid dat bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid belangrijke aspecten in de evaluatie behoren te zijn, en daar passende criteria bijbehoren. De criteria met betrekking tot de drie kernaspecten dienen in principe ook een groter gewicht in de afweging van alternatieven te kennen, dan bijvoorbeeld economie, ruimte en kansen. In het interview is ook aangegeven dat deze aspecten het belangrijkste zijn.

Een paar jaar later zijn de doelstellingen enigszins veranderd, ze zijn namelijk uitgebreid. In het MER van 2005 zijn de volgende doelstellingen aangegeven (Arcadis 2005a):

- Verbetering van de bereikbaarheid van Noordoost Fryslân.

- Verbetering van de verkeersveiligheid in Noordoost Fryslân en op de N356/N913. - Verbetering van de leefbaarheid.

- Het leveren van een bijdrage aan de verbetering van de ruimtelijke en sociaal-economische structuur.

Deze doelstellingsverandering, een extra doelstelling, kan verklaard wordt door de conclusies uit een ruimtelijk economische schets. Uitgangspunt bij de doelstellingen is om te verbeteringen te realiseren met zo weinig mogelijk schade aan milieu en omgeving (Arcadis 2005a). De evaluatiedoelstelling die uit het rapport is af te leiden, is om de voorgenomen activiteit (de alternatieven) te toetsen aan de doelstellingen.

Het plan heeft in eerste instantie een sterk verkeersgericht karakter. Later is het plan in een bredere context geplaatst door middel van het uitgangspunt van gebiedsontwikkeling. Het aspect van bereikbaarheid wordt ook gekoppeld aan economische ontwikkeling. Het aspect leefbaarheid wordt gekoppeld aan hinder en overlast. De aspecten zijn onderling afhankelijk. Leefbaarheid neemt een belangrijke plaats in bij de gebiedsontwikkeling, en daarbij valt onder leefbaarheid ook (verkeers)veiligheid.

Evaluatieverplichtingen:

Het project betreft de aanleg van een nieuwe autoweg en is (besluit-)m.e.r. plichtig. In het Milieu Effect Rapport moeten in ieder geval het nulalternatief en het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) worden opgenomen.

Evaluatieonderzoek en –aspecten:

Het uitgangspunt van de m.e.r. is dat de verbeteringen worden gerealiseerd met zo weinig mogelijke schade aan milieu en omgeving (Arcadis 2005a). In het MER wordt getoetst of en in hoeverre de voorgenomen activiteit voldoet aan de gestelde doelstellingen.

Het MER bevat in dit geval veel aspecten en criteria. De evaluatie in het MER is gedeeltelijk in drie stukken (gebieden) geknipt. Voor de regionale aspecten is een algehele evaluatie gedaan. De milieuaspecten zijn per deelgebied beoordeeld. Dit geldt ook voor de lokale, culturele, ruimte, leefbaarheid en natuur aspecten, waarvan meerdere ook tot de milieuaspecten kunnen worden gerekend. De criteria zijn bepaald op basis van het vigerende beleid. De onderzoeksaspecten zijn onderstaand weergegeven in Box 6.2. Per aspect is in het MER een uitgebreide factsheet opgesteld.

In totaal zijn er in het MER zeven alternatieven onderzocht. Naast de alternatieven zijn er ook tien varianten onderzocht. De varianten kunnen een deel van een alternatief vervangen. Tevens zijn er in het algemeen, dus voor alle alternatieven, twee mogelijke inrichtingsniveaus onderzocht. Het betreft een laag en een hoog inrichtingsniveau waarbij, laag gelijkvloers, en hoog ongelijkvloers, inhoudt. Op basis van de effectbeoordeling is nog een achtste alternatief opgesteld, namelijk het MMA.

Het rapport bevat in eerste instantie zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie. In tweede instantie wordt kwantitatieve informatie omgezet naar kwalitatieve informatie (plussen en minnen). Het vergelijken van alternatieven wordt hierdoor gemakkelijker maar absolute informatie gaat verloren en tevens gaat het relatieve verschil tussen alternatieven (vaak) enigszins verloren of vertekenen. Door het criteria dezelfde eenheid te geven wordt het visueel gemakkelijker om een criterium (aspect) met een ander criterium (aspect) te vergelijken, al is het de vraag of dit bedoeling is of kan zijn. Er bestaat de mogelijkheid dat men plussen en minnen gaat compenseren. Dit is een aandachtspunt, want de ene min van een aspect is niet vergelijkbaar met de ene plus van een ander (soort) aspect.

In de eindtabellen worden enkel kwalitatieve scores opgenomen. Het hanteren van enkel kwalitatieve scores voor deelaspecten in de eindtabel kan ook liggen aan het grote aantal criteria. Alle (deel)criteria in het eindoverzicht opnemen lijkt teveel informatie. De kwalitatieve scores (plussen/minnen) voor de (deel)criteria worden daarom op een of andere manier herleid tot een nieuwe kwalitatieve score voor een deelaspect. Met andere woorden, er vindt aggregatie van effecten plaats.

Box 6.3: Onderzoeksaspecten in de m.e.r. evaluatie ex ante (Arcadis 2005a)

Aspecten en deelaspecten per deelgebied (exclusief criteria): Verkeer en vervoer: Lokaal verkeer

Woon en Leefmilieu: Geluid Trillingen Lucht

Externe Veiligheid

Omgevingsaspecten: Ruimtelijke Ordening – Ruimtebeslag Ruimtelijke Ordening – Recreatie Natuur – Gebieden

Natuur – Soorten Landschap Cultuurhistorie Archeologie

Bodem en Water – Bodem Bodem en Water – Grondwater Bodem en Water – Oppervlaktewater Aspecten voor de regio als geheel:

Regionale verkeerstructuur Regionale bereikbaarheid Regionale verkeersveiligheid Regionale overig verkeer

In het MER ontbreekt een echte eindafweging. Met een echte eindafweging wordt een totaalscore van alternatieven, een (totaal)conclusie per alternatief, en/of een grondige slotbeschouwing van de alternatieven bedoeld. Een dergelijke eindafweging werd hier niet nodig geacht door de uitvoerders van de evaluatie van/voor de provincie. Het eindresultaat is hier een overzichtstabel met een totaal overzicht van kwalitatieve effectscores, waarbij er sprake is van vier overzichten. Eén voor elk deelgebied en één voor de regio. Hierin worden geen totaalscores voor de alternatieven gegeven (op basis van een multicriteriamethode). Daarnaast wordt er ook niet een eindargumentatie gemaakt waarin staat welk(e) alternatieven de betere zijn. Dit wordt eerder wel gedaan per aspect maar er vindt geen samenvoeging of beschouwing plaats van al deze losse constateringen.

De aspecten per deelgebied worden niet gecombineerd met de aspecten voor de regio, en de deelgebieden worden ook niet gecombineerd tot een gebied. Hierdoor is er tevens geen sprake van een totaalafweging. Aan de ene kant is dit begrijpelijk omdat het aggregeren van deelgebieden tot een gebied lastig is. Aan de andere kant ontbreekt hierdoor een totaal overzicht. De regioaspecten zouden wel kunnen worden gecombineerd met de deelgebiedaspecten, wat resulteert in een tabel van negentien aspecten. Het combineren van aspecten van de deelgebieden zou, aangezien in het rapport al eerder kwalitatieve scores zijn samengevoegd, wel kunnen.

De economische effecten in de regio van De Centrale As zijn gedeeltelijk geanalyseerd. De reden waarom dit gedeeltelijk te noemen is, is het feit dat de effecten niet zijn omgerekend naar geldeenheden, en omdat de effecten zijn geanalyseerd voor de regio en het tracé in het algemeen en niet zozeer per alternatief. Hierdoor hoeft voor de keuze van het (voorkeurs) alternatief niet op de economie te worden afgewogen.

De doelstelling ‘het leveren van een bijdrage aan de verbetering van de ruimtelijke en sociaal-economische structuur’ komt niet terug in de evaluatie binnen het MER. De beoordeling van de ruimtelijke ontwikkelingskansen van de alternatieven staan in het rapport ‘Tracé/m.e.r.-studie De Centrale AS - Ruimtelijke ontwikkelingen: Onderzoek naar kansen’. In dit rapport staan aan het einde de potenties/kansen per alternatief en variant. De ruimtelijke economische ontwikkelingen staan beschreven in het rapport ‘Ruimtelijk-economische ontwikkelingen Centrale As Regio’. Kijkend naar de inhoud kan het tweede rapport beschouwd worden als een nut en noodzaak onderzoek. In het rapport staan veel tabellen en het rapport is vooral van beschrijvende aard op basis van veel cijfermateriaal. De alternatieven van het project worden niet apart beoordeeld, en dus ontbreekt er een pure eindscore voor de alternatieven. De doelstelling van de evaluatie is echter om de voorgenomen activiteit te toetsen aan de inhoudelijke doelstelling, en dus niet perse per alternatief.

6.3.3 Toegepaste evaluatiemethoden, en de keuzes en uitgangspunten in de evaluatie ex