• No results found

Onderlinge samenhang van gebruikte termen

In document Ontwerp norm NEN 8021 (pagina 10-0)

De KPI's zijn onder te verdelen in PI's, waarbinnen we onderwerpen onderscheiden. Dit leidt tot de volgende indeling:

— KPI (bijvoorbeeld comfort)

— 1.x PI (bijvoorbeeld licht)

— 1.x.x Onderwerp (bijvoorbeeld beleving).

4 Waardering gebruiksprestatie

4.1 Opbouw van de NEN

NEN 8021 is geschikt voor twee verschillende toepassingen; enerzijds om een vastgoedprofiel op te stellen van een gebouw en die te vergelijken met een gebruiksprofiel van een organisatie, anderzijds om

vastgoedprofielen van gebouwen onderling te vergelijken.

Het bepalen van het vastgoedprofiel bestaat uit een deskundige waardering van de prestatiescores van gebouwen. Het bepalen van het gebruiksprofiel bestaat uit het normeren van de prestaties door een vertegenwoordiger van de eindgebruiker.

In deze paragraaf wordt ingegaan op verschillende onderdelen van de prestatiemeting. Hierbij als doel om beide toepassingen zo goed mogelijk te faciliteren. De volgende onderdelen worden behandeld:

— waardering gebruiksprestatie;

— aanbod: het vastgoedprofiel;

— vraag: het gebruikersprofiel;

De prestatienormen en scores worden voor alle aspecten (KPI), indicatoren PI en onderwerpen gewaardeerd op een ordinale schaal van 1-9 waarbij voor elke oneven score een uitgebreide toelichting is gegeven. Deze wijze geldt ook voor de nominale schaal. Door deze wijze van waardering wordt snel inzichtelijk waar de verschillen in prestatie zich bevinden.

Per onderwerp is een blad beschikbaar waarin zowel het gebruikersprofiel als het vastgoedprofiel wordt ingevoerd. Om de eenduidigheid van uitkomsten te bevorderen is elke prestatie-indicator uitvoering beschreven en de prestatiebepaling is toegelicht. Daarnaast wordt om beeldmateriaal gevraagd om de weging te illustreren.

Het resultaat van de prestatiewaardering is enerzijds een overzicht in welke mate de scores van het vastgoedprofiel corresponderen met de wensen in het gebruiksprofiel. Anderzijds is het resultaat een overzicht van de waarden en in welke mate de scores verschillen tussen de vastgoedprofielen van gebouwen onderling. Is er een match of mis-match tussen vraag en aanbod, dat wordt in beeld gebracht.

In figuur 1 is de prestatiewaardering toegelicht en uitgewerkt voor een bepaalde PI op een specifiek onderwerp.

Figuur 1 — Voorbeeld uitwerking prestatiewaardering

Het linkergedeelte geeft aan welke eisen en wensen de gebruiker stelt aan het desbetreffende onderwerp.

Hierbij geldt dat de omschrijvingen eenvoudig zijn om de gebruiksvriendelijkheid te vergroten. In eerste instantie geeft de gebruiker een enkelvoudige score: een puntscore op de nominale schaal. In hoeverre dit als minimum geldt of aan de gegeven score precies moet worden voldaan, komt naar voren bij de individuele vergelijking. Aan de toegankelijkheid van het gebouw kent de gebruiker in dit voorbeeld de hoogste waarde 9 toe.

Het rechtergedeelte geeft aan hoe het desbetreffende gebouw scoort op dit onderdeel. De omschrijvingen zijn ‘kwantitatiever’ (ordinale schaal) en bieden de mogelijkheid om exact de positie te bepalen. In het voorbeeld scoort het gebouw de waarde 7 op de PI toegankelijkheid

Doordat op één sheet zowel het gebruikersprofiel als het vastgoedprofiel wordt ingevoerd en gepresenteerd kan ook gebruik worden gemaakt van beide toelichtingen om een zo eenduidig mogelijke score te bepalen.

In dit voorbeeld is de score op de PI bereikbaarheid, toegankelijkheid: 7. De gevraagde score is 9.

Er is een verschil van 2. In hoeverre dit voordelig of onvoordelig is voor de gebruiker wordt in dialoog bepaald door de mogelijke consequenties die hieraan zijn verbonden

In de bijlagen zijn de bladen opgenomen waarmee gescoord kan worden. De volgende bladen zijn beschikbaar:

Bijlage A: formulier om algemene informatie van een te waarderen gebouw in op te nemen;

Bijlage B: samenvattende tabel van KPI's, PI's en onderwerpen, met toelichting;

Bijlage C: formulieren waarmee een gebruiksprofiel kan worden vastgesteld (gewenste kwaliteit en weging) en waarmee gebouwen kunnen worden gescoord (vastgoedprofiel);

Bijlage D: voorbeelden in het gebruik van de waarderingsmethodiek.

4.1.2 Aanbod: het vastgoedprofiel

In het vastgoedprofiel zijn de aanwezige scores van de gebruiksprestatie van het vastgoed vastgelegd. Voor alle prestatieaspecten is een indeling gemaakt. Het zijn dus de eigenschappen van het vastgoed die volgens de toelichting worden beoordeeld. Hiervoor is gebruik gemaakt van prestatie-indicatoren die vaak het karakter hebben van fysieke of technische kenmerken.

Rechts boven is de mogelijkheid opgenomen een foto in te voegen. Deze kan dienen als ondersteuning van de beoordeelde prestatie en biedt zo een extra mogelijkheid de prestatie van gebouwen te verifiëren.

Een vastgoedprofiel van een gebouw kan worden beïnvloed door ingrepen aan het vastgoed uit te voeren.

4.1.3 Vraag: het gebruikersprofiel

In het gebruikersprofiel is aangegeven welke prestaties de (potentiële) gebruiker van het gebouw verlangt.

De achtergronden hiervoor kunnen heel divers zijn: van noodzakelijke functionele prestaties (bijvoorbeeld een minimaal noodzakelijke verdiepingshoogte bij fabricageprocessen) tot prestaties vanuit een

organisatiebehoefte (bijvoorbeeld een bepaald afwerkingsniveau).

4.1.4 Waarderingsmethodiek en weging

De waardering volgens NEN 8021 maakt zichtbaar wat de verschillen zijn tussen de wensen die de gebruiker heeft en potentiële huisvestingsoplossingen. Het biedt tevens een handvat om te bekijken op welke facetten het gebouw aangepast zou moeten (en kunnen) worden om het dichter bij de

gebruikerswensen te brengen.

Niet alle onderwerpen zijn even belangrijk voor een gebruiker. Door deze diversiteit kunnen er ook diverse

In de relatieve prestatieanalyse kunnen aspecten die niet van toepassing zijn, worden uitgesloten door de waarde van het belang op´ 0´ (n.v.t.) te zetten.

4.1.5 Vergelijking vastgoedprofiel met gebruikersprofiel

De vergelijking van vastgoedprofiel met gebruikersprofiel geeft een beeld van de afwijkingen (mits van belang). In beginsel wordt nagegaan in hoeverre er een afwijking is van het vastgoedprofiel ten opzichte van het gebruikersprofiel. De afwijking is negatief indien de prestatiescore in het vastgoedprofiel onvoordeliger uitpakt dan de gestelde wens in het gebruikersprofiel. In dat geval is er in principe een ‘tekort’ aan prestaties.

Omgekeerd geldt dat als de score hoger uitvalt (positieve afwijking) er vaak sprake is van een ‘overschot’. In een aantal gevallen kan het tekort worden weggewerkt door (technische) ingrepen. Bijvoorbeeld door bij het prestatieaspect ‘toegankelijkheid’ de toegang te vergroten en/of er betere voorzieningen bij aan te brengen.

OPMERKING Als men het onderwerp met betrekking tot de toegankelijkheid van de hoofdentree op het

vastgoedprofiel scoort met een 7 en de wens aan de gebruikerszijde is een 9, dan kan er via verdiepend onderzoek (o.a.

met NEN 1814) preciezer worden uitgezocht waar de knelpunten zich bevinden en wat de eventuele kosten zijn om tot een hogere score te komen. Aan de vastgoedkant wordt beoogd om als de basisgegevens van een gebouw aanwezig zijn, snel tot de algehele waardering van het gebouw te kunnen komen.

4.2 Stappen van vraagstelling tot vergelijking

De vergelijking van vastgoedprofiel en gebruikersprofiel is meestal een gevolg van specifieke vragen van gebruikers. De vergelijking kan ook plaatsvinden op initiatief van de vastgoedbezitters die willen weten voor welke doelgroepen hun vastgoed geschikt (te maken) is en wat eventuele aanpassingen van het gebouw zouden kosten. In beide gevallen is het goed een keuze te maken uit de lijst met PI’s. De methodiek is steeds dezelfde:

— gebruikersprofiel:

— Eerst wordt nagegaan welke wensen de gebruikers hebben op basis van de indeling in KPI’s.

Vervolgens wordt nagegaan op welke onderwerpen ze het vastgoed willen beoordelen en welk belang ze er aan hechten.

— Op basis daarvan wordt bepaald welke PI’s uit de lijst met KPI’s van toepassing zijn. Deze worden gebruikt om zowel het gebruikersprofiel als het vastgoedprofiel samen te stellen.

— vastgoedprofiel:

— Alle relevante onderwerpen nomenclatuur worden beoordeeld.

— Hierna kan de vergelijking plaatsvinden.

4.3 Gedetailleerde meting op onderwerpen?

Het is mogelijk dat de score die uit het model komt tot vragen leidt. Het model is immers gericht op snelle meting en niet op heel gedetailleerde meting. Om de gebruiker van het model te helpen wordt per onderwerp aangegeven welke normen of modellen kunnen worden gebruikt om preciezer te meten hoe het gebouw presteert op het desbetreffende onderwerp.

Bijlage A

(normatief)

Vastgoedprofiel – Opname gegevens – Algemene informatie

Straat + huisnummer Postcode + gemeente Bouwjaar

Laatste ingrijpende verbouwing BVO (m2) VVO (m2) NO (m2)

Aantal parkeerplaatsen Ingevuld door

Functie Datum ingevuld Opmerkingen

Foto

Bijlage B

(normatief)

Overzicht KPI’s, PI’s en onderwerpen

Tabel B1 – Algemeen overzicht

KPI PI Code Onderwerp

Bereikbaarheid Toegankelijkheid 1.1.1 Toegankelijkheid van de hoofdentree voor mensen 1.1.2 Middelen (logistiek)

1.1.3 Route-aanduiding 1.1.4 Verticale bereikbaarheid 1.1.5 Mindervalide

Ontsluiting 1.2.1 Eigen vervoer; auto

1.2.2 Eigen vervoer; voet, fiets, brommer 1.2.3 Openbaar vervoer

Stalling 1.3.1 Kwaliteit

1.3.2 Kwantiteit

Comfort Licht 2.1.1 Beleving

2.1.2 Aanwezigheid

Lucht 2.2.1 Kwaliteit binnen

2.2.2 Kwaliteit buiten Temperatuur 2.3.1 Warmteoverlast

Geluid 2.4.1 Buitengeluid

2.4.2 Binnengeluid

Bediening 2.5.1 Individuele regelbaarheid Uitzicht 2.6.1 Zicht op buiten vanaf de werkplek

Duurzaamheid Energie 3.1.1 Energielabel

3.1.2 Herwinbare energiebronnen

Flexibiliteit Indeling 4.1.1 De flexibiliteit van het gebouw bij wijzigingen van de indeling

Omvang 4.2.1 Krimp- en groeiflexibiliteit

Ruimtegebruik Ruimtebenutting 5.1.1 Indeling van het verhuurbaar oppervlak 5.1.2 Gebouwdiepte (hart-op-hart)

Werkplekconcept 5.2.1 Variatie in werkplekken en activiteiten

Representativiteit Architectuur 6.1.1 Samenhang tussen de architectonische vorm, functie en constructie

Monument 6.2.1 Formele monumentale status

Verschijning 6.3.1 Herkenbaarheid van het gebouw en de bijdrage aan de (bebouwde) omgeving.

Veiligheid Sociaal 7.1.1 Sociale veiligheid

Beveiliging 7.2.1 Veiligheidsvoorzieningen Voorzieningen Voorzieningen in het

gebouw

8.1.1 Consumptie (pantry’s, koffiecorners, bars enz.).

8.1.2 Consumptie (restaurantvoorzieningen)

Sport 8.2.1 Fitnessruimtes/sportfaciliteiten [douche] in en buiten het gebouw.

ICT 8.3.1 Capaciteit en servers

Overige voorzieningen 8.4.1 Extra voorzieningen in gebouw en/of omgeving.

Sanitair 8.5.1 Sanitaire voorzieningen

In deze bijlage wordt hierna een toelichting gegeven op de aspecten waarop de gebruiksprestatie wordt gemeten. In de norm is gebruik gemaakt van KPI’s. Totaal zijn acht KPI’s opgenomen die weer verder zijn onderverdeeld in PI’s en onderwerpen. Per onderwerp is een separaat schema uitgewerkt waarin ook een specifieke toelichting is gegeven op het desbetreffende onderwerp. Op deze manier is het mogelijk om op verschillende niveaus te rapporteren. De analyse zal op het niveau van onderwerpen moeten worden ingevoerd. Vervolgens kan op het niveau van KPI’s een deelscore worden bepaald. Deze score wordt berekend op basis van de afzonderlijk scores op desbetreffende onderwerpen en het afzonderlijke belang per onderwerp. De selectie van relevante KPI’s is tot stand gekomen door de prestatie te benaderen vanuit de gebruiker. Welke aspecten van een utiliteitsgebouw zijn voor de gebruiker van belang. Om deze reden is bijvoorbeeld geen KPI opgenomen die ingaat op de financiële prestatie (bijv. rendementsberekening of marktwaarde). In de onderstaande tabel zijn de KPI’s, de onderliggende PI’s en de onderwerpen toegelicht.

Tabel B2 – Toelichtend overzicht

KPI (+toelichting) PI (+toelichting) Code Onderwerp (+toelichting)

Bereikbaarheid Toegankelijkheid (de wijze waarop het gebouw kan worden betreden en de wijze waarop een gebruiker zijn/haar weg kan vinden in het gebouw)

1.1.1 Toegankelijkheid van de hoofdentree voor mensen (kwaliteit van de entree)

1.1.2 Middelen (logistiek) 1.1.3 Route-aanduiding

(de wijze waarop een gebruiker zijn/haar weg kan vinden in het gebouw -oriëntatie-) 1.1.4 Verticale bereikbaarheid

(door middel van liften) 1.1.5 Mindervalide

(De mate waarin de toegankelijkheid van het gebouw aangepast is voor mensen met een beperking)

Ontsluiting

(de wijze waarop het gebouw kan worden bereikt met

verschillende vervoersmiddelen)

1.2.1 Eigen vervoer; auto

(bereikbaar via de openbare infrastructuur waarbij rekening is gehouden met de geografische ligging van het gebouw) 1.2.2 Eigen vervoer; voet, fiets, brommer

(bereikbaar via openbare infrastructuur) 1.2.3 Openbaar vervoer

(bereikbaarheid via het openbaar vervoer waarbij rekening is gehouden met de fijnmazigheid en frequentie van het OV-netwerk) stallen in of nabij het

1.3.1 Kwaliteit

(bijvoorbeeld op het terrein of in een garage)

1.3.2 Kwantiteit

(de capaciteit van de stalling in relatie tot de

Tabel B2 (vervolg) werkomgeving is aan te passen aan de wensen van de gebruikers. Dit betreft voornamelijk van het gebouw maar stelt de gebruiker ook in staat om de gewenste

bedrijfsprocessen uit te voeren)

2.1.1 Beleving

(de beleving van licht in het gebouw) 2.1.2 Aanwezigheid

(de hoeveelheid kunst- en/of daglicht in relatie tot het noodzakelijke licht om de gewenste bedrijfsprocessen uit te kunnen voeren)

2.2.1 Kwaliteit binnen

(de kwaliteit van de lucht binnen het gebouw wordt beïnvloed door de wijze waarop verse lucht wordt binnengelaten en de mate van verversing van de lucht binnen het gebouw)

2.2.2 Kwaliteit buiten

(de kwaliteit van de lucht op basis van omgevingsfactoren)

(de mogelijkheid om de binnentemperatuur in het gebouw onafhankelijk van de buitentemperatuur in te stellen)

Geluid 2.4.1 Buitengeluid

(geluid afkomstig uit geluidsbronnen in de omgeving die in het gebouw waarneembaar zijn met een gesloten gevel)

2.4.2 Binnengeluid

(overdracht van geluid tussen verschillende ruimtes)

Bediening 2.5.1 Individuele regelbaarheid (mate waarin gebruikers van het

kantoorgebouw -per persoon of per ruimte- licht, lucht, temperatuur en geluid kunnen beïnvloeden)

Uitzicht

(het uitzicht kan een rol spelen in de wijze waarop een

individuele gebruiker comfort ervaart)

2.6.1 Zicht op buiten vanaf de werkplek (zicht op buiten vanaf een standaard werkplek in het gebouw. Dit onderwerp gaat zowel in op de mogelijkheden om vanaf de vloeren naar buiten te kijken alsmede het uitzicht -bijv. vrij van obstakels-)

Zie vervolg

Duurzaamheid (de wijze waarop het gebouw in de huidige vorm duurzaam is en in hoeverre duurzaamheid in de toekomst kan worden gewaarborgd.

Duurzaamheid op korte termijn heeft betrekking op materiaalgebruik,

energiezuinigheid en voorzieningen.

Duurzaamheid op lange termijn heeft betrekking op potentie van het gebouw om te worden aangepast aan veranderende inzichten over bijvoorbeeld het gebruik -sloop of herontwikkeling naar een andere functie-)

Energie 3.1.1 Energielabel

(de energieprestatie van het gebouw) 3.1.2 Herwinbare energiebronnen

(de mate waarin in het energiegebruik wordt voorzien door herwinbare energiebronnen (-gemeten in Joules-)

Flexibiliteit

(de mate waarin het gebouw kan worden aangepast aan de veranderingen van de organisatie. Het betreft hier de fysieke flexibiliteit resp.

de aanpassings-mogelijkheden van het gebouw en de omgeving.

De consequenties van aanpassingen geven een indicatie van de flexibiliteit)

Indeling 4.1.1 De flexibiliteit van het gebouw bij wijzigingen van de indeling

(de flexibiliteit van de indeling waarbij wordt ingegaan op de wijze waarop veranderingen in de indeling kunnen worden doorgevoerd zonder grondige verbouwingen)

Omvang 4.2.1 Krimp- en groeiflexibiliteit

(de krimp- en groeiflexibiliteit waarin wordt aangegeven in welke mate verkleining of vergroting van de oppervlakte – na aanpassing – mogelijk is)

Zie vervolg

Ruimtegebruik (de wijze waarin het gebouw in staat is om de primaire bedrijfsprocessen van de te huisvesten organisatie te ondersteunen. Hierbij komen begrippen voor als:

efficiëntie en effectiviteit,

Is bijvoorbeeld een logische indeling van het gebouw te maken? Kan een goede balans tussen

zelfstandigheid en openheid worden gecreëerd? Is de overzichtelijkheid

voldoende zodat een goede bezetting kan worden gerealiseerd? -Het gaat om het gebouw in de huidige staat-)

Ruimtebenutting (in welke mate is de ruimte efficiënt in te richten voor de

5.1.1 Indeling van het verhuurbaar oppervlak (de mate waarin de gebruiker die door hem gewenste indeling kan toepassen)

5.1.2 Gebouwdiepte (hart-op-hart) (de afmetingen -diepte- van de werkvloeren van het kantoorgebouw)

Werkplekconcept (in hoeverre past de indeling bij de aanwezig is kan het belang van dit onderwerp op ‘0’

worden gesteld zodat dit onderwerp niet meetelt in de totale beoordeling. Ook is het mogelijk dat de toekomstige indeling wordt beoordeeld)

5.2.1 Variatie in werkplekken en activiteiten (de mate waarin op verschillende wijze de werkplek kan worden gebruikt)

Representativiteit (de interne en externe representativiteit van het gebouw)

Architectuur 6.1.1 Samenhang tussen de architectonische vorm, functie en constructie

Monument 6.2.1 Formele monumentale status

(monumentale status, cultuurhistorische betekenis en plaatselijk betekenis) Verschijning 6.3.1 Herkenbaarheid van het gebouw en de

bijdrage aan de (bebouwde) omgeving (de passendheid van het gebouw in de omgeving)

Veiligheid

(zowel de veiligheid van het gebouw en de omgeving als de

beveiligingsmogelijkheden en –voorzieningen)

Sociaal 7.1.1 Sociale veiligheid

(dit heeft vooral betrekking op veiligheid van de omgeving waarin het gebouw staat.

De veiligheid kan worden beïnvloed door de aanwezige voorzieningen zoals verlichting maar ook door de aanwezigheid van collectieve beveiliging bijv. door periodieke patrouilles)

Beveiliging 7.2.1 Veiligheidsvoorzieningen

(zijn er voorzieningen aanwezig die de veiligheid beïnvloeden, zoals

cameradetectiesystemen, een afsluitbaar hek voor het desbetreffende terrein enz.) Zie vervolg

Tabel B2 (einde) Voorzieningen

(de beschikbaarheid van de voorzieningen voor die noodzakelijk zijn voor het bedrijfsproces van de organisatie. Bijv. het aantal sanitaire groepen, de die niet noodzakelijk zijn voor het bedrijfsproces maar mogelijk wel van invloed zijn op de tevredenheid van

8.1.1 Consumptie (pantry’s, koffiecorners, bars enz.)

(de mate waarin hiervan gebruik kan worden gemaakt)

8.1.2 Consumptie (restaurantvoorzieningen) (de mate waarin deze in het gebouw beschikbaar zijn)

Sport 8.2.1 Fitnessruimtes/sportfaciliteiten [douche] in en buiten het gebouw

(de mate waarin gebruik kan worden gemaakt van sportvoorzieningen)

ICT 8.3.1 Capaciteit en servers

(de mate waarin gebruik kan worden gemaakt van ICT voorzieningen) Overige

voorzieningen

8.4.1 Extra voorzieningen in gebouw en/of omgeving

(de mate waarin door de gebruiker gewenste voorzieningen beschikbaar zijn in het gebouw en/of in de directe

omgeving)

Sanitair 8.5.1 Sanitaire voorzieningen

(de aanwezigheid en de kwaliteit van sanitaire voorzieningen)

* Benadrukt moet worden dat ten aanzien van gebouwvoorzieningen m.b.t. het onderwerp consumptie, deze enkel gewogen kunnen worden als deze betrekking hebben op een bedrijfsverzamelgebouw (multi tenant-gebouw). Binnen singletenant gebouwen verzorgt de gebruiker de voorzieningen zelf.

Bijlage C

(normatief)

Overzicht waarderingsformulieren

Gebruikersprofiel Vastgoedprofiel

Waarde Toelichting Waarde Toelichting

9 Zeer hoge eisen aan toegankelijkheid en

zichtbaarheid entree. 9 Entree blikvanger uitstekende integratie met buitengebied, entreevoorzieningen representatief en volledig aanwezig. Zeer goed toegankelijk voor mindervaliden.

7 Hoge eisen aan zichtbaarheid en

toegankelijkheid van de entree. 7 Entree duidelijk zichtbaar, goed geïntegreerd met buitengebied, alle entreevoorzieningen aanwezig. Zeer goed toegankelijk voor mindervaliden.

5 Normale eisen aan zichtbaarheid en

toegankelijkheid entree. 5 Entree zichtbaar, sluit aan op buitengebied, entreevoorzieningen onopvallend aanwezig. Matig toegankelijk voor mindervaliden.

3 Beperkte eisen aan zichtbaarheid en

toegankelijkheid entree. 3 Entree valt niet op, geen aandacht voor aansluiting buitengebied, niet alle entreevoorzieningen aanwezig.

Beperkte toegankelijkheid voor mindervaliden.

1 Geen eisen aan toegankelijkheid en

zichtbaarheid entree. 1 Entree slecht vindbaar, geen aansluiting op buitengebied, geen entreevoorzieningen aanwezig. Niet toegankelijk voor mindervaliden.

0 Geen score. 0 Waarde onbekend.

Opmerkingen Opmerkingen

KPI Bereikbaarheid 1.1.1

PI Toegankelijkheid

Onderwerp Toegankelijkheid van de hoofdentree voor mensen

Toelichting De toegankelijkheid en zichtbaarheid van de entree van het gebouw

Belang Relevante normen en andere publicaties

0 Niet van belang (wordt niet meegewogen) NEN 1814 - Toegankelijkheid van buitenruimten, gebouwen en woningen.

Handboek voor toegankelijkheid

Ontwerprichtlijnen Projectbureau Toegankelijkheid 1 Van beperkt belang

2 Van belang 3 Van groot belang

Gebruikersprofiel Vastgoedprofiel

Waarde Toelichting Waarde Toelichting

9 Zeer hoge eisen aan logistiek van middelen. 9 Alle voorzieningen zijn aanwezig, er is een separate goedereningang, tijdelijke opslag en verticaal transport zijn aanwezig en gescheiden van personenlogistiek.

7 Hoge eisen aan logistiek van middelen. 7 Alle voorzieningen zijn aanwezig, er is een separate goedereningang en de interne voorzieningen (verticaal goederentransport en -opslag) zijn niet volledig gescheiden van personenlogistiek.

5 Normale eisen aan logistiek van middelen. 5 Er is een hoofdingang of goedereningang van meer dan twee m breed en er is een personenlift of goederenlift aanwezig. Er is geen tijdelijke opslag en geen scheiding van personenlogistiek.

3 Beperkte eisen aan logistiek van middelen. 3 Er is een hoofdingang van minder dan twee m breed en er is geen goedereningang, er is een personen- of goederenlift,. Er is geen opslag.

1 Geen eisen aan toegankelijkheid en

zichtbaarheid entree. 1 Er zijn geen specifieke voorzieningen aanwezig voor middelen.

KPI Bereikbaarheid 1.1.2

PI Toegankelijkheid Onderwerp Middelen (logistiek)

Toelichting Toegankelijkheid voor middelen (logistiek)

Belang Relevante normen en andere publicaties

0 Niet van belang (wordt niet meegewogen) 1 Van beperkt belang

2 Van belang 3 Van groot belang

Gebruikersprofiel Vastgoedprofiel

Waarde Toelichting Waarde Toelichting

9 Zeer hoge eisen aan de routing. 9 Vanuit elke ruimte kan een gebruiker zich gemakkelijk oriënteren. De entree is zonder omwegen eenvoudig te vinden voor niet-bekende gebruikers. De bewegwijzering is optimaal.

7 Hoge eisen aan de routing. 7 Vanuit elke ruimte in het gebouw is een eenvoudige oriëntatie mogelijk. De entree is zonder omwegen goed te vinden voor niet-bekende gebruikers. De bewegwijzering is goed.

5 Normale eisen aan de routing. 5 De entree is goed te vinden voor niet-bekende gebruikers. De structuur van het gebouw is logisch of wordt voldoende ondersteund door bewegwijzering.

3 Beperkte eisen aan routing. 3 De structuur van het gebouw is niet logisch of wordt onvoldoende ondersteund door bewegwijzering.

1 Geen eisen aan routing. 1 De gebruiker kan zich moeilijk orienteren in het gebouw. De ingang/uitgang is niet goed te vinden voor

1 Geen eisen aan routing. 1 De gebruiker kan zich moeilijk orienteren in het gebouw. De ingang/uitgang is niet goed te vinden voor

In document Ontwerp norm NEN 8021 (pagina 10-0)